ECLI:NL:RBGEL:2021:580

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
C/05/381712 / KG RK 20-931
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid in civiele zaak

Op 2 februari 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te Arnhem, had de wraking aangevraagd van mr. E. Horsthuis, de civiele rechter in een lopende zaak. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat hij van zijn raadsman had vernomen dat de rechter had gezegd dat verzoeker niet getroffen zou zijn door de coronamaatregelen, terwijl verzoeker dit wel was. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de aantekeningen van de griffier geen aanwijzingen bevatten voor de stelling van verzoeker. De rechter heeft bovendien betwist dat hij iets heeft gezegd over de coronamaatregelen tijdens de mondelinge behandeling, en verzoeker is niet verschenen bij deze behandeling. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor de vrees van partijdigheid en dat verzoeker geen concrete omstandigheden had aangevoerd die de schijn van vooringenomenheid zouden kunnen rechtvaardigen. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen is genomen zonder mogelijkheid tot rechtsmiddel.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/381712 / KG RK 20-931
Beslissing van 2 februari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te Arnhem,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. E. Horsthuis,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 28 december 2020;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 11 januari 2021;
  • de aantekeningen van de griffier op 28 december 2020.
1.2.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen bij de mondelinge behandeling. Verzoeker is evenmin verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 8688340 \ CV EXPL 20-7377 \ 520 \ 47414 tussen verzoeker en [belanghebbende] omtrent een vordering op grond van artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van de verdeling van de aankoopkosten van een paard en stallingskosten.
2.2
De wrakingskamer begrijpt het schriftelijke verzoek aldus, dat verzoeker het volgende aan zijn verzoek ten grondslag heeft gelegd. Volgens verzoeker is de rechter partijdig, omdat hij van zijn raadsman had begrepen dat hij volgens de rechter niet getroffen zou zijn door de “coronamaatregelen”, terwijl hij juist wel getroffen is door bedoelde maatregelen.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
De rechter heeft uitdrukkelijk betwist dat zij tijdens de mondelinge behandeling iets heeft gezegd over de gevolgen van de “coronamaatregelen” voor verzoeker. De aantekeningen van de griffier bevatten ook geen enkele aanwijzing voor het door verzoeker gestelde. Dat de rechter vooringenomen zou zijn is dan ook niet gebleken.
Aan het verzoek tot wraking zijn geen andere feiten of omstandigheden ten grondslag gelegd waaruit de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter zou moeten blijken.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.W.B Heijmans (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. A.S.W. Kroon (rechters) in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Bril en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.