ECLI:NL:RBGEL:2021:599

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
365413
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vergoeding door wervingsbureau na aanname kandidaat door werkgever zonder overeenkomst

In deze zaak vorderde Michael Page International (Nederland) B.V. betaling van een vergoeding van MIDL B.V. na de aanname van een kandidaat door MIDL, die door Michael Page was voorgesteld. De rechtbank Gelderland oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen de partijen. Michael Page had MIDL op 12 juni 2019 benaderd met een kandidaat voor een vacature, maar de communicatie tussen de partijen was te vaag om als een bindende overeenkomst te worden beschouwd. MIDL had enkel interesse getoond, maar er was geen overeenstemming bereikt over de hoofdzaken van de overeenkomst, zoals de prijs en de voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat Michael Page geen recht had op de gevorderde vergoeding, omdat er geen contractuele verplichting bestond. Daarnaast werd het beroep op ongerechtvaardigde verrijking afgewezen, omdat Michael Page de risico's van haar werkwijze zelf had genomen door de kandidaat voor de overeenkomst aan te bieden. De vordering van Michael Page werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van MIDL.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/365413 / HA ZA 20-77 / 1599 / 560
Vonnis van 27 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MICHAEL PAGE INTERNATIONAL (NEDERLAND) B.V.
gevestigd te Amsterdam
eiseres
advocaat mr. A.J.W. van Elk te Amsterdam
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MIDL B.V.
gevestigd te Nijmegen
gedaagde
advocaat mr. B.P.J.M.L. Vliexs te Nijmegen
Partijen zullen hierna Michael Page en Midl worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord,
  • de rolberichten van 24 juni 2020, waarin de partijen kenbaar maken dat zij afzien van een mondelinge behandeling,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Midl is logistiek dienstverlener. Op enig moment is er bij haar een vacature ontstaan. Zij heeft dat bekend gemaakt op haar website.
2.2.
Michael Page is actief op het gebied van arbeidsbemiddeling. Op 12 juni 2019 heeft zij naar aanleiding van de vacature op de website van Midl per e-mail aan haar bericht:
Vanuit Michael Page bemiddel ik alle kandidaten op het gebied van Procurement & Supply Chain. Zover ik kon zien hebben wij nog niet eerder contact gehad, vandaar dat ik nu het algemene mailadres gebruik.
Ik heb een beschikbare kandidaat die o.a. bij Low&Bonar, Intergraph en Northern Linen heeft gewerkt. Zijn functie is nu Customs Compliance, maar hij heeft ook veel ervaring in de logistiek/warehousing. Zijn voorkeur gaat uit naar een functie richting douane declarant en customs compliance. Overigens woont hij ook in Nijmegen.
Natuurlijk weet ik jullie behoefte niet, maar als jullie meer willen weten, hoor ik het graag!
2.3.
De volgende dag (13 juni 2019) heeft Midl per e-mail geantwoord:
Ik heb interesse in de declarant, hoor graag meer.
2.4.
Op 19 juni 2019 (15:53 uur) heeft Michael Page het CV van de kandidaat naar Midl gestuurd met de volgende begeleidende tekst:
Hier alvast het CV van [naam]. Ik ben ondertussen een samenwerkingsovereenkomst aan het opmaken, deze stuur ik je ook door zodat je meteen al onze voorwaarden hebt.
2.5.
Kort daarop (16:01 uur) heeft Michael Page Midl per e-mail bericht:
En hier onze samenwerkingsovereenkomst met de voorwaarden. Ik ben het beste bereikbaar op nummer 06(...).
2.6.
Bij dat e-mailbericht is een overeenkomst gevoegd. Op de laatste bladzijde staat:
Graag zijn wij u met onze gespecialiseerde aanpak van dienst. Als u akkoord gaat met ons voorstel, verzoeken wij u vriendelijk om deze overeenkomst tot opdracht per mail te bevestigen. Mocht u eerst nog vragen of opmerkingen hebben, dan bespreken we dat uiteraard graag.
2.7.
Op 30 augustus 2019 heeft Michael Page Midl per e-mail bericht dat zij heeft vernomen dat Midl de kandidaat rechtstreeks heeft aangenomen en dat Midl daarom volgens de algemene voorwaarden van Michael Page verplicht is een boete te betalen van € 20.000,00 bovenop een bemiddelingsfee van € 11.664,00. Michael Page heeft daaraan toegevoegd dat zij bereid is daarover in discussie te gaan, maar dat zij het gehele bedrag zal factureren als zij niet binnen zeven werkdagen een reactie van Midl ontvangt.
2.8.
Op 2 oktober 2019 heeft Michael Page twee facturen met factuurdatum 30 september 2019 aan Midl gestuurd, een voor € 11.656,00 en een voor € 20.000,00, allebei vermeerderd met btw.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Michael Page vordert, na wijziging van eis met betrekking tot de gevorderde rente, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Midl veroordeelt tot betaling aan haar van € 38.313,44, te vermeerderen met rente conform de algemene voorwaarden dan wel wettelijke handelsrente, en tot vergoeding van € 5.747,02 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van Midl in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Michael Page legt primair het volgende aan deze vordering ten grondslag. Zij is met Midl een overeenkomst aangegaan waarbij Michael Page voor Midl een kandidaat zou werven. Michael Page heeft een geschikte kandidaat aan Midl voorgesteld. Midl is hierop bij Michael Page niet teruggekomen, maar heeft achter haar rug om de kandidaat rechtstreeks in dienst genomen. Op grond van de overeenkomst en de algemene voorwaarden van Michael Page is Midl haar daarom een vergoeding verschuldigd ter hoogte van een kwart van het bruto jaarsalaris van de aangenomen kandidaat en een boete, dat is € 11.664,00 en € 20.000,00 exclusief btw ofwel € 38.313,44 inclusief btw.
3.3.
Midl voert gemotiveerd verweer. Volgens haar is er geen overeenkomst tot stand gekomen. Zij heeft nooit eerder zaken gedaan met Michael Page. Michael Page heeft aan ‘koude acquisitie’ gedaan door haar op 12 juni 2019 ongevraagd per e-mail te benaderen. Uit het e-mailbericht blijkt niet duidelijk welk aanbod Michael Page doet. In het bijzonder blijkt niet welke vergoeding Michael Page voor haar diensten verlangt en onder welke andere voorwaarden zij haar diensten aanbiedt. Door op 13 juni 2019 te mailen ‘hoor graag meer’, heeft Midl gevraagd om informatie daarover. Michael Page heeft niet eerder dan op 19 juni 2019 een concreet en gespecificeerd aanbod gedaan. Daarbij heeft zij gevraagd om een schriftelijke bevestiging als Midl met het aanbod akkoord gaat. Midl heeft geen schriftelijke bevestiging gestuurd. Zij heeft Michael Page telefonisch bericht dat zij geen gebruik wenste te maken van haar diensten. Michael Page heeft een kandidaat voor de vacature gepresenteerd zonder dat er een overeenkomst tussen Michael Page en Midl tot stand was gekomen. Dat blijft volgens Midl voor rekening en risico van Michael Page.
3.4.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Michael Page baseert haar vordering op een overeenkomst. Om te kunnen oordelen dat een overeenkomst tot stand is gekomen, moet vaststaan dat de partijen bij die overeenkomst overeenstemming hebben bereikt over de hoofdzaken van die overeenkomst. Als dat niet vaststaat, dan is niet voldaan aan het bepaalbaarheidsvereiste van artikel 6:227 BW. Tot de hoofdzaken van de overeenkomst behoren in ieder geval de onderwerpen die de kern van de prestatie raken. Welke dat zijn, hangt af van de aard van de overeenkomst en van de bedoelingen van de partijen en voorts van de overige omstandigheden van het geval.
3.5.
Op 12 juni 2019 heeft Michael Page Midl per e-mail benaderd naar aanleiding van de vacature die Midl op haar website had staan. In haar e-mailbericht heeft Michael Page Midl te kennen gegeven dat zij zich bezighoudt met arbeidsbemiddeling, dat zij een kandidaat had (voor haar vacature) en dat zij graag meer hoorde als Midl meer wilde weten. Op 13 juni 2019 heeft Midl daarop geantwoord dat zij interesse had in de kandidaat (‘declarant’) en dat zij graag meer hoorde. Aldus heeft Michael Page naar het oordeel van de rechtbank niet meer gedaan dan het aanbieden van haar in algemene termen aangeduide diensten, en heeft Midl niet meer gedaan dan het kenbaar maken van haar interesse daarin. Daarmee hebben de partijen geen overeenstemming bereikt over de hoofdzaken van een overeenkomst. Het was immers niet duidelijk welke werkzaamheden Michael Page precies wilde verrichten en ook niet welke prijs zij daarvoor verlangde en welke andere voorwaarden zij stelde. Michael Page heeft uit deze reactie van Midl daarom niet het gerechtvaardigde vertrouwen mogen ontlenen dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. Hieruit volgt dat er met de e-mailberichten van 12 en 13 juni 2019 geen overeenkomst tussen de partijen tot stand is gekomen. Een week later, op 19 juni 2019, heeft Michael Page een voorstel voor een overeenkomst aan Midl gestuurd, waarin zij heeft uitgewerkt welke diensten zij precies aanbiedt en welke prijs zij daarvoor verlangt. Het is tussen de partijen niet in geschil dat Midl niet op dit voorstel is ingegaan. Aangenomen dat Midl de door Michael Page aangedragen kandidaat met voorbijgaan aan haar heeft benaderd, heeft Midl daarmee geen uitvoering gegeven aan enige overeenkomst. Ook in die gedraging kan dus niet de aanvaarding van enig aanbod zijn gelegen. Ook op of na 19 juni 2019 is er dus geen overeenkomst tot stand gekomen. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen overeenkomst tot stand is gekomen, is er geen grondslag voor veroordeling van Midl tot nakoming.
3.6.
Subsidiair, voor het geval dat er geen schriftelijke overeenkomst is gesloten, legt Michael Page aan haar vordering ten grondslag dat Midl een vergoeding voor verrichte werkzaamheden verschuldigd is op grond van artikel 7:405 BW. Volgens die bepaling is loon verschuldigd indien een overeenkomst van opdracht door de opdrachtnemer is aangegaan in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf. Omdat naar het oordeel van de rechtbank in het geheel geen overeenkomst tot stand is gekomen, zoals hiervoor gemotiveerd, is de vordering ook op deze grondslag niet toewijsbaar.
3.7.
Meer subsidiair doet Michael Page een beroep op ongerechtvaardigde verrijking (artikel 6:212 BW). Zij betoogt dat Midl is verrijkt doordat zij de door Michael Page voorgedragen kandidaat heeft aangenomen zonder daarvoor een vergoeding aan Michael Page te betalen en dat zij (Michael Page) is verarmd doordat zij werkzaamheden heeft verricht waarvoor zij geen vergoeding heeft ontvangen. Midl brengt hiertegen in dat zij niet is verrijkt en dat Michael Page niet is verarmd. Volgens Midl zou enerzijds de vacature hoe dan ook zijn vervuld, terwijl anderzijds Michael Page niet is begonnen met de werkzaamheden die zij op grond van de voorgestelde overeenkomst zou verrichten.
3.8.
Op grond van artikel 6:212 BW is degene die ongerechtvaardigd is verrijkt, gehouden tot schadevergoeding voor zover dit redelijk is. Aangenomen dat Midl is verrijkt doordat zij de door Michael Page aangedragen kandidaat heeft benaderd en in dienst heeft genomen en voorts aangenomen dat Michael Page is verarmd doordat zij deze kandidaat heeft aangedragen zonder dat zij daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, is het naar het oordeel van de rechtbank niet redelijk dat Midl de schade van Michael Page aan haar vergoedt. Michael Page heeft immers een eventuele verarming door het uitblijven van een vergoeding aan zichzelf te wijten door op eigen initiatief een dienst aan Midl te verlenen zonder dat zij daartoe opdracht van haar had gekregen. Van Midl kan niet worden verwacht dat zij nadien instemt met een voorstel van Michael Page over de voorwaarden waaronder zij die dienst heeft verleend, noch dat zij (Midl) daarover met Michael Page in onderhandeling treedt. Dat Midl de door Michael Page aangedragen kandidaat heeft benaderd, maakt dit oordeel niet anders. De hier door Michael Page gekozen werkwijze, te weten het reeds doorsturen van het CV van een kandidaat, voordat met de betreffende potentiële opdrachtgever een overeenkomst tot stand is gekomen, brengt dit risico met zich. Ook op deze grondslag is de vordering van Michael Page daarom niet toewijsbaar.
3.9.
Nu Michael Page naar het oordeel van de rechtbank geen vordering op Midl geldend kan maken, zal ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
3.10.
Michael Page zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt Michael Page in de proceskosten, aan de zijde van Midl tot op heden begroot op € 2.042,00 aan griffierecht en € 2.148,00 aan salaris voor de advocaat (twee punten, tarief IV),
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2021.