In deze zaak vorderde Michael Page International (Nederland) B.V. betaling van een vergoeding van MIDL B.V. na de aanname van een kandidaat door MIDL, die door Michael Page was voorgesteld. De rechtbank Gelderland oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen de partijen. Michael Page had MIDL op 12 juni 2019 benaderd met een kandidaat voor een vacature, maar de communicatie tussen de partijen was te vaag om als een bindende overeenkomst te worden beschouwd. MIDL had enkel interesse getoond, maar er was geen overeenstemming bereikt over de hoofdzaken van de overeenkomst, zoals de prijs en de voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat Michael Page geen recht had op de gevorderde vergoeding, omdat er geen contractuele verplichting bestond. Daarnaast werd het beroep op ongerechtvaardigde verrijking afgewezen, omdat Michael Page de risico's van haar werkwijze zelf had genomen door de kandidaat voor de overeenkomst aan te bieden. De vordering van Michael Page werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van MIDL.