ECLI:NL:RBGEL:2021:6197

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 67 en 21_68
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discriminatie op basis van dubbele nationaliteit in belastingaanslagen en aftrekposten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2017 en 2018, waarbij hij stelde dat hij onterecht was gecontroleerd en dat er sprake was van etnische discriminatie vanwege zijn dubbele nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de aangiften van eiser terecht waren gecorrigeerd en dat de inspecteur voldoende had gemotiveerd dat de controle niet was gebaseerd op de dubbele nationaliteit van eiser. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat zijn aangiften onterecht waren behandeld en dat de correcties op de aftrekposten voor zorgkosten, scholingsuitgaven en giften terecht waren. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

De rechtbank stelde vast dat eiser in 2017 en 2018 aanspraken had gemaakt op diverse aftrekposten, waaronder rente op een flexibel krediet, specifieke zorgkosten, scholingsuitgaven en giften. Eiser had echter niet voldoende bewijs geleverd om zijn aanspraken te onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat hij recht had op de gevraagde aftrekken. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur op basis van de beschikbare informatie terecht had besloten om de aangiften van eiser te corrigeren en dat er geen sprake was van etnisch profileren.

De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de aanslagen en de beschikkingen belastingrente terecht had gehandhaafd en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 21/67 en 21/68

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor de jaren 2017 en 2018 aanslagen (aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] ) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 44.341 respectievelijk € 46.795. Tevens is bij beschikking € 203 respectievelijk € 87 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 18 december 2020 de aanslagen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2021.
Namens verweerder zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] . Eiser is, zonder voorafgaande kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief waarin eiser is uitgenodigd om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. Eiser heeft na de zitting, namelijk bij
e-mailbericht van 1 oktober 2021, de rechtbank geïnformeerd verhinderd te zijn geweest om bij de zitting van 16 september 2021 aanwezig te zijn.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is gehuwd met [naam echtgenote] (de echtgenote). Samen hebben zij drie kinderen. De kinderen zijn jonger dan 27 jaar. Twee kinderen hebben medische klachten. Eén kind heeft last van astma, atopische constitutie, een huisstofallergie en een allergie voor honden en boompollen en één kind heeft last van een huisstofallergie, een graspollenallergie en allergische rhinitus met bloedneuzen. Eiser heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.
2. Eiser heeft in 2017 en 2018 inkomsten uit dienstbetrekking genoten. Ook de echtgenote heeft in 2017 en 2018 inkomsten uit dienstbetrekking genoten; haar verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek bedraagt in 2017 € 12.651 en in 2018 € 13.415.

2017.

3. Op 31 maart 2018 heeft eiser de aangifte IB/PVV 2017 ingediend. In de aangifte is een bedrag van € 1.311 opgevoerd als aftrekbare rente voor het ABN AMRO Flexibel krediet met nummer eindigend op 5168. Bovendien is een bedrag van € 2.352 aan aftrek specifieke zorgkosten aangegeven, een bedrag van € 2.650 aan aftrek scholingsuitgaven en een bedrag van € 259 aan saldo aftrekbare giften. Het aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt, na aftrek van de opgevoerde aftrekposten, € 37.769.
4. Met dagtekening 2 juni 2018 heeft verweerder conform de aangifte een voorlopige aanslag IB/PVV 2017 opgelegd.
5. Bij brief van 2 mei 2019 heeft verweerder eiser om nadere informatie gevraagd over de eigen woning, de ziektekosten, de giften en de studiekosten.
6. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
7. Verweerder heeft eiser bij brief van 18 september 2019 laten weten dat hij het voornemen heeft om bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV 2017 af te wijken van de aangifte. Hij heeft eiser de mogelijkheid geboden hierop te reageren. Van die mogelijkheid heeft eiser geen gebruik gemaakt.
8. Met dagtekening 28 januari 2020 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2017 aan eiser opgelegd. Het verzamelinkomen is daarbij vastgesteld op € 44.341.

2018.2018

9. Op 1 april 2019 heeft eiser de aangifte IB/PVV 2018 ingediend. In de aangifte is een bedrag van € 1.303 opgevoerd als aftrekbare rente voor het ABN AMRO Flexibel krediet met nummer eindigend op 5168. Bovendien is een bedrag van € 1.829 aan aftrek specifieke zorgkosten aangegeven, een bedrag van € 2.000 aan aftrek scholingsuitgaven en een bedrag aan saldo aftrekbare giften van € 230. Het aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt, na aftrek van de opgevoerde aftrekposten, € 41.433.
10. Met dagtekening 15 juni 2019 heeft verweerder conform de aangifte een voorlopige aanslag IB/PVV 2018 opgelegd.
11. Bij brief van 27 juni 2019 heeft verweerder eiser om nadere informatie gevraagd over de eigen woning, de ziektekosten, de giften en de studiekosten.
12. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
13. Verweerder heeft eiser bij brief van 17 januari 2020 laten weten dat hij het voornemen heeft om bij het opleggen van de definitieve aanslag IB/PVV 2018 af te wijken van de aangifte. Hij heeft eiser de mogelijkheid geboden hierop te reageren. Van die mogelijkheid heeft eiser geen gebruik gemaakt.
14. Met dagtekening 9 april 2020 heeft verweerder de aanslag IB/PVV 2018 aan eiser opgelegd. Het verzamelinkomen is daarbij vastgesteld op € 46.795.

2017.en 2018

15. In bezwaar heeft eiser verweerder verzocht om de toegepaste correcties te herzien. Eiser daarbij aangegeven de door verweerder gevraagde stukken reeds te hebben opgestuurd.
16. Bij brieven van 11 juni 2020 heeft verweerder laten weten dat hij het voornemen heeft om de bezwaarschriften af te wijzen. Hij heeft eiser de mogelijkheid geboden om bewijsstukken te overleggen en om te worden gehoord.
17. Op 4 september 2020 heeft een telefonisch hoorgesprek plaatsgevonden. In dit gesprek heeft eiser verklaard in de aanslagfase reeds tweemaal de gevraagde stukken te hebben opgestuurd. Verweerder heeft verklaard deze stukken ten aanzien van 2017 en 2018 niet te hebben ontvangen. Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 18 september 2020 de stukken per e-mail aan hem toe te sturen.
18. Op 5 november 2020 heeft eiser verweerder een e-mail gestuurd, waarin hij aangeeft dat hij documenten ter beschikking heeft gesteld via Dropbox.
19. Op 6 november 2020 heeft verweerder een e-mail gestuurd naar eiser, waarin staat dat hij verschillende e-mails van eiser heeft ontvangen vanuit Dropbox, maar dat hij deze niet kan openen. Verweerder heeft eiser verzocht om de stukken in PDF-vorm aan te leveren.
20. Op 6 november 2020 heeft eiser een e-mail naar verweerder gestuurd met verschillende PDF-documenten.
21. Op 9 november 2020 heeft verweerder een e-mail naar eiser gestuurd, waarin staat dat hij de stukken heeft ontvangen en beoordeeld. Hij vindt de geclaimde aftrek onvoldoende aannemelijk gemaakt en stelt eiser in de gelegenheid om uiterlijk voor 16 november 2020 aanvullende bewijsstukken te overleggen. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
22. Bij brieven van 8 december 2020 heeft verweerder laten weten dat hij het voornemen heeft om de bezwaren af te wijzen. Wel is verweerder bereid om voor beide jaren een aftrek voor extra uitgaven kleding en beddengoed in aanmerking te nemen van € 600, maar omdat deze bedragen de drempel voor de specifieke zorgkosten niet overschrijden, heeft dit geen gevolg voor de vastgestelde aanslagen.
23. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 18 december 2020 de aanslagen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd.
In geschil
24. In geschil is of de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 tot een juist bedrag zijn vastgesteld. Meer in het bijzonder zijn de volgende posten in geschil:
- aftrek van rente voor het ABN AMRO Flexibel krediet met nummer eindigend op 5168;
- aftrek van specifieke zorgkosten;
- aftrek van scholingsuitgaven;
- aftrek van giften.
25. Eiser stelt dat hij op verzoek van verweerder alle gevraagde stukken heeft opgestuurd, maar dat deze stukken door verweerder zijn kwijtgeraakt. Er zijn volgens hem aftrekposten niet in behandeling genomen. Verder stelt eiser dat sprake is van etnisch discrimineren waardoor hij ongunstiger wordt behandeld dan mensen zonder dubbele nationaliteit.
26. Verweerder stelt dat hij over 2017 en 2018 van eiser enkel op 9 november 2020 stukken heeft ontvangen. In het kader van de aangifte 2016 heeft hij op 15 juli 2018 een specificatie van de in 2016 in aftrek genomen posten inclusief enkele onderbouwende stukken ontvangen als ook een e-mail van 1 mei 2019 met een onderwijsovereenkomst van eisers echtgenote. Op grond van deze stukken komt eiser, volgens verweerder, niet in aanmerking voor een grotere aftrek dan door hem in de aanslagen 2017 en 2018 is geaccepteerd. Verder betwist verweerder dat sprake is van etnisch profileren.
Beoordeling van het geschil
Aftrekposten, algemeen
27. Eiser heeft in zijn aangiften 2017 en 2018 aanspraak gemaakt op diverse aftrekposten. De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van eiser ligt om aannemelijk te maken dat hij de daarop betrekking hebbende kosten heeft gemaakt, in dat belastingjaar, dat de kosten op hem drukken en dat hij voldoet aan de door de wet gestelde voorwaarden voor aftrek. Voor zover eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt, dient de aftrekpost niet te worden verleend. Eiser staan alle mogelijke bewijsmiddelen ter beschikking.
28. Eiser voert aan dat hij alle stukken tweemaal aan verweerder heeft toegestuurd, maar dat verweerder de stukken heeft kwijtgemaakt. Uit het procesverloop komt naar voren dat verweerder eiser diverse malen in de gelegenheid heeft gesteld om stukken toe te sturen, dat verweerder op 9 november 2020 ook stukken heeft ontvangen en deze heeft bestudeerd. Mocht eiser doelen op stukken die door hem voor een ander belastingjaar zijn overgelegd dan geldt dat eiser elke jaar opnieuw de door hem geclaimde aftrek moet kunnen onderbouwen. Mocht eiser evenwel doelen op andere stukken die zien op 2017 en 2018 dan geldt dat de verzending van de stukken geschiedt voor rekening en risico van eiser. Indien de stukken verweerder niet bereiken, heeft eiser niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Dat betekent dat eiser behoedzaam dient om te gaan met zijn bewijsmiddelen. Daarbij is het bijvoorbeeld raadzaam om altijd een kopie van de bewijsmiddelen zelf te houden, zodat eiser deze stukken ook later in de procedure nog kan inbrengen, en gebruik te maken van aangetekende post.
Rente voor het ABN AMRO Flexibel krediet met nummer eindigend op 5168
29. Eiser heeft in de aangifte 2017 een bedrag opgenomen van € 1.311 en in de aangifte 2018 een bedrag van € 1.303 in verband met de verschuldigde rente op het ABN AMRO Flexibel Krediet, eindigend met nummer 5168. Niet in geschil is dat eiser deze rente heeft betaald.
30. Vast staat dat eiser en zijn echtgenote dit Flexibel Krediet contractueel zijn aangegaan op 2 juli 2014. Eiser heeft verklaard dat dit krediet bedoeld was voor de verbouwing van zijn badkamer. Ter onderbouwing heeft eiser verschillende facturen overgelegd, met factuurdata in 2017, 2018 en 2019, voor in totaal afgerond € 2.362. Andere kosten heeft eiser niet aannemelijk gemaakt.
31. Rentekosten zijn slechts aftrekbaar voor zover deze betrekking hebben op een eigenwoningschuld. Van een eigenwoningschuld kan sprake zijn bij schulden die zijn aangegaan tot verwerving, verbetering en onderhoud van de eigen woning. Terzake van een eigenwoningschuld geldt de eis dat er een contractuele verplichting is tot het volledig aflossen van de lening, ten minste annuïtair en in ten hoogste 360 maanden. [1] Bij een Flexibel Krediet is er echter geen contractuele verplichting om deze schuld in ten minste 360 maanden volledig af te lossen. Eiser lost ook niet af (hij betaalt alleen rente), hetgeen volgt uit de saldi van het Flexibel Krediet vanaf 2014 tot en met 2018, welke saldi in de loop van die jaren niet lager worden. [2] Het voorgaande betekent dat het Flexibel Krediet niet kan kwalificeren als eigenwoningschuld. Dat heeft dus tot gevolg dat de rente voor het krediet niet aftrekbaar is.
Aftrek specifieke zorgkosten(artikel 6.17 en verder van de Wet IB 2001)
32. Eiser stelt dat bij de aanslagen en de uitspraken op bezwaar 2017 en 2018 ten onrechte geen rekening is gehouden met een aftrekbaar bedrag aan door eiser aangegeven specifieke zorgkosten in 2017 van in totaal € 3.900 (na toepassing van de verhoging en drempel € 2.352) respectievelijk in 2018 in totaal € 3.550 (na toepassing van de verhoging en drempel € 1.829). De specifieke zorgkosten bestaan uit de hieronder opgenomen posten.

Uitgaven voor genees- en heelkundige hulp (artikel 6.17, eerste lid, letter a van de Wet IB 2001)
33. Eiser heeft in de aangifte 2017 een bedrag van € 1.000 en in de aangifte 2018 een bedrag van € 900 opgenomen voor genees- en heelkundige hulp. Hij heeft ter onderbouwing van deze aftrekposten enkele facturen en bankafschriften overgelegd.
34. Voor een deel van deze facturen is verweerder van mening dat eiser, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet voor vergoeding van de zorgverzekeraar in aanmerking komen. Verweerder heeft op basis van de facturen van 12 oktober 2017, 21 juli 2018 en 27 september 2018 waarop expliciet staat vermeld dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, geoordeeld dat deze bedragen kwalificeren als specifieke zorgkosten en dat eiser daarmee (uitsluitend) aannemelijk heeft gemaakt dat hij in aanmerking komt voor een aftrek voor genees- en heelkundige hulp van € 28 in 2017 en € 151 in 2018.
35. Nu eiser geen vergoedingenoverzicht van de zorgverzekeraar heeft overgelegd en hij ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hogere uitgaven voor genees- en heelkundige hulp heeft gemaakt die niet voor vergoeding in aanmerking komen dan de bedragen die verweerder heeft toegestaan, komt hij niet in aanmerking voor een hogere aftrek.

Extra uitgaven voor kleding en beddengoed (artikel 6.17, eerste lid, letter g van de Wet IB 2001)
36. Eiser heeft in de aangifte 2017 een bedrag opgenomen van € 2.550 en in de aangifte 2018 een bedrag van € 2.200 voor extra uitgaven voor kleding en beddengoed. Hij heeft gesteld dat hij vanwege de huisstofallergie van twee van zijn kinderen extra uitgaven voor kleding- en beddengoed heeft en ter onderbouwing van deze stelling heeft hij een doktersverklaring overgelegd.
37. Niet in geschil is dat bij twee kinderen van eiser sprake is van een ziekte als bedoeld in artikel 6.17, eerste lid, aanhef van de Wet IB 2001. Om die reden heeft verweerder in de uitspraak op bezwaar voor zowel de aanslag 2017 als de aanslag 2018 een forfaitair bedrag van € 600 per jaar (€ 300 per kind) geaccepteerd.
38. Eiser heeft de door hem aangegeven bedragen niet nader onderbouwd. Daar komt bij dat hij, om in aanmerking te komen voor aftrek wegens extra uitgaven voor kleding en beddengoed, aannemelijk moet maken dat sprake is van extra kosten in vergelijking met belastingplichtigen die niet ziek (of invalide) zijn en die wat financiële en gezinsomstandigheden betreft in een gelijke positie verkeren als de eiser.
39. Reeds omdat eiser de door hem aangegeven bedragen niet nader heeft onderbouwd, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een hogere aftrek wegens kleding en beddengoed.

Farmaceutische hulpmiddelen (artikel 6.17, eerste lid, letter c van de Wet IB 2001)
40. Eiser heeft in de aangiften 2017 en 2018 een bedrag opgenomen van € 100 voor uitgaven farmaceutische hulpmiddelen (medicijnen). Eiser heeft geen onderbouwing gegeven van deze kosten. Kosten van farmaceutische hulpmiddelen zijn alleen aftrekbaar als deze zijn voorgeschreven door een arts. Ook dit heeft eiser niet onderbouwd. Eiser heeft evenmin een vergoedingenoverzicht verstrekt, zodat niet kan worden beoordeeld of eiser een vergoeding heeft ontvangen van de zorgverzekeraar en of deze kosten onder een aftrekbeperking vallen. De door eiser aangegeven kosten zijn daarom niet als specifieke zorgkosten aftrekbaar.

Kosten andere hulpmiddelen (artikel 6.17, eerste lid, letter d van de Wet IB 2001)
41. Eiser heeft in de aangifte 2017 een bedrag van € 200 en in de aangifte 2018 een bedrag van € 250 opgevoerd voor kosten andere hulpmiddelen. Eiser heeft geen onderbouwing gegeven van deze kosten. Eiser heeft evenmin een vergoedingenoverzicht verstrekt. Er kan dus niet worden beoordeeld of eiser de uitgaven heeft gedaan, of deze kosten op hem drukken en of zij in aanmerking komen voor aftrek. De door eiser aangegeven kosten zijn daarom niet als specifieke zorgkosten aftrekbaar.

Reiskosten regelmatig ziekenbezoek (artikel 6.17, eerste lid, letter h van de Wet IB 2001)
42. Eiser heeft in de aangifte 2017 een bedrag opgenomen van € 50 en in de aangifte 2018 een bedrag van € 100 voor extra uitgaven voor kosten regelmatig ziekenbezoek.
Eiser heeft geen onderbouwing gegeven van deze kosten. Niet duidelijk is of de kosten kwalificeren als aftrekbare kosten voor regelmatig ziekenbezoek. Er kan dus niet worden beoordeeld of eiser de uitgaven heeft gedaan, of deze kosten op hem drukken en of zij in aanmerking komen voor aftrek. De door eiser aangegeven kosten zijn daarom niet als specifieke zorgkosten aftrekbaar.

Uitgaven voor extra gezinshulp (artikel 6.17, eerste lid, letter e van de Wet IB 2001)
43. Eiser heeft in de aangifte 2017 een bedrag van € 300 opgenomen voor uitgaven voor extra gezinshulp; in de aangifte 2018 heeft hij terzake van gezinshulp geen uitgaven aangegeven. Reeds omdat het in 2017 aangegeven bedrag niet uitkomt boven het drempelbedrag [3] , komen de door eiser aangegeven kosten niet voor aftrek in aanmerking.

Drempel aftrek ziektekosten
44. Om tot een aftrekbaar bedrag te komen dienen de uitgaven van eiser boven een inkomensafhankelijke drempel uit te komen. In de aanslag 2017 heeft verweerder deze drempel vastgesteld op € 1.548, en in de aanslag 2018 op € 1.721. Niet gesteld of gebleken is dat deze drempels tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. De rechtbank oordeelt vervolgens dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voor aftrek in aanmerking komende ziektekosten de drempels te boven gaan. Eiser heeft daarmee geen recht op aftrek voor ziektekosten.
Scholingsuitgaven(artikel 6.27 en verder van de Wet IB 2001)
45. In de aangifte 2017 heeft eiser een bedrag van € 2.650 aan scholingsuitgaven in aftrek gebracht en in de aangifte 2018 een bedrag van € 2.000. Scholingsuitgaven behoren tot de persoonsgebonden aftrekposten. Scholingsuitgaven zijn de uitgaven voor het door een belastingplichtige volgen van een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning. [4] Scholingsuitgaven die op de partner drukken mogen door de belastingplichtige als scholingsuitgaven worden aangemerkt. [5] Er geldt een drempel bij de aftrek van scholingsuitgaven van € 250. [6]
46. Eiser heeft de aangegeven bedragen niet onderbouwd. De enkele vermelding in de aangifte 2017 van “ [naam school] ”, “ROC Financieel administratief”, “ [naam 7] ” en “ROC Maatschappelijk zorg niveau 3” en in de aangifte 2018 van “ [naam school] ”, “talentontwikkeling” en “ROC Maatschappelijk zorg niveau 4” is daarvoor onvoldoende. Uit de stukken die eiser in het kader van de aangifte over belastingjaar 2016 heeft overgelegd (en welke stukken door verweerder ook in deze procedure zijn gebracht) kan afgeleid worden dat de scholingskosten deels zien op de kinderen van eiser en deels op de echtgenote van eiser. De scholingskosten van de kinderen komen voor eiser niet voor aftrek in aanmerking. [7] Voor wat betreft de scholingskosten van de echtgenote is onduidelijk welke kosten eiser in 2017 en 2018 voor de opleiding heeft gemaakt, of zij op eiser drukken en of zij voor aftrek in aanmerking komen. Eiser heeft daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij recht heeft op een aftrek aan scholingsuitgaven.
Aftrekbare giften(artikel 6.31 en verder van de Wet IB 2001)
47. Eiser heeft in de aangifte 2017 een saldobedrag van € 259 en in de aangifte 2018 een bedrag van € 230 opgevoerd als aftrekbare giften. In beide jaren bestaan de in aftrek genomen giften onder meer uit giften met de omschrijving BankGiro Loterij.
Aftrekbare giften behoren tot de persoonsgebonden aftrekposten. Aftrekbare giften zijn periodieke giften en andere giften. [8] Onder giften wordt verstaan bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat. [9] Onder andere giften wordt (onder meer) verstaan giften aan instellingen. Onder instellingen wordt verstaan een algemeen nut beogende instantie.
48. Giften worden als andere giften slechts in aanmerking genomen voor zover zij met schriftelijke bescheiden kunnen worden gestaafd en voor zover zij een bepaalde drempel te boven gaan. [10]
49. De uitgaven aan de BankGiro Loterij kwalificeren niet als een andere gift. Het kopen van een lot is geen gift. Eiser heeft immers als tegenprestatie voor de door hem gedane betalingen loterijbewijzen ontvangen die recht geven op deelname aan een loterij en de daarbij behorende kans op prijzen. De rechtbank komt daarmee niet toe aan de beoordeling van de andere opgevoerde giften, omdat die niet hoger zijn dan het drempelbedrag voor aftrekbare giften. Eiser heeft geen recht op een aftrekpost voor giften.
Dubbele nationaliteit en etnisch profileren
50. Eiser heeft in zijn beroepschrift het volgende geschreven:
“Het systeem selecteert aanvragen waarvan op basis van een risico-classificatiemodel, wordt vermoed dat er iets niet klopt. Het risico-classificatiemodel is een zelflerend model dat ‘leert’ op basis van voorbeelden van juiste en onjuiste aanvragen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van enkele tientallen indicatoren. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft in 2020 vastgesteld dat er in het risico-classificatiemodel in ieder geval vanaf maart 2016 sprake was van een onbehoorlijke, discriminerende verwerking, omdat de nationaliteit va aanvragers is gebruikt voor de indicator”
51. De rechtbank begrijpt het betoog van eiser aldus dat zijn aangiften vanwege zijn dubbele nationaliteit door (het risico-classificatiemodel van) de Belastingdienst zijn geselecteerd en gecontroleerd en dat daarmee sprake is van etnisch profileren. Eiser heeft zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.
52. Verweerder betwist dat de dubbele nationaliteit van eiser een rol heeft gespeeld bij de uitworp van de aangiften van eiser. Verweerder verwijst daarbij onder meer naar een van hem afkomstige schriftelijke toelichting van 22 januari 2021 ingebracht in een eerdere rechtelijke procedure van eiser tegen zijn aangifte IB/PVV 2016. Verweerder heeft daarin onder meer het volgende toegelicht:
Bij de selectie van aangiften spelen criteria als etniciteit, tweede nationaliteit, buitenlandse achternaam en geboorteplaats geen rol. In de beantwoording van Kamervragen is dit uitvoerig toegelicht. [11]
De tweede nationaliteit wordt sinds 31 januari 2015 niet meer verstrekt door de basisregistratie personen. [12] Met ingang van 23 juli 2015 is de tweede nationaliteit van Nederlanders uit de persoonsadministratie van de belastingdienst verwijderd. Verder is het gegeven over de eerste nationaliteit. [13] In juli 2019 uit de blauwdruk – het overzicht van relevante fiscale gegevens voor een aanvraag – en in november 2019 uit de query’s aan de ‘Poort’, waar de aangiften inkomensheffingen binnekomen, verwijderd, omdat het niet werd gebruikt bij de selectie en handhaven van het veld een ongewenst ander beeld kunnen geven. [14]
De nationaliteit werd in het verleden enkel voor één selectieregel binnen het proces ‘verzoeken voorlopige aanslag lopend jaar’ gebruikt. (…) Het ging hier uitsluitend om voorlopige aanslagen. Het is onmogelijk dat belanghebbende [rechtbank: eiser] door deze selectieregel is geraakt, aangezien [rechtbank: door eiser] geen verzoeken om voorlopige aanslagen zijn ingediend. (…)
53. Verweerder heeft verder aangevoerd dat de werkwijze voor belastingjaar 2017 en 2018 overeenkomt met de werkwijze over belastingjaar 2016. Daarbij heeft hij aangegeven dat ook in 2017 en 2018 geen sprake is geweest van verzoeken om voorlopige aanslagen, dat eisers aangiften bepaalde onderdelen bevatten (zoals eigen woning, specifieke zorgkosten en studiekosten) waarop verweerder voor het jaar daarvoor is afgeweken van eisers aangifte en dat de afwijking op elk onderdeel in een eerder jaar een uitworpreden vormt en dat ook de hoogte van de aftrekpost kleding en beddengoed voor deze aangiften een zelfstandige uitworpreden vormt.
54. De rechtbank heeft in de procedure over het belastingjaar 2016 als volgt overwogen: [15]
10. De conclusie moet daarom zijn dat aannemelijk is dat zowel de selectie van eisers aangifte om deze aan een controle te onderwerpen, als de wijze waarop het door eiser geleverde bewijs vervolgens is gecontroleerd, neutraal heeft plaatsgevonden, dus zonder schending van het gelijkheidsbeginsel. Dat neemt niet weg dat de rechtbank er begrip voor heeft dat eiser redenen heeft om wantrouwen te koesteren over het systeem van de Belastingdienst, gelet op het nieuwsbericht en het overgelegde rapport ‘Ongekend Onrecht’ waar eiser naar verwijst. Hiervoor heeft verweerder uitgebreid en zeer specifiek toegelicht op welke manier de aangifte van eiser in 2016 is uitgeworpen en gecontroleerd, waarbij geen verband met de dubbele nationaliteit van eiser is gebleken. Eisers gevoel van wantrouwen is dus voor deze aanslag IB/PVV 2016 niet op zijn plaats.
11. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
55. De rechtbank heeft geen aanleiding om thans andersluidend te oordelen dan ten aanzien van het belastingjaar 2016, temeer daar verweerder ook ten aanzien van de belastingjaren 2017 en 2018 in het verweerschrift en mondeling ter zitting nog specifiek heeft toegelicht op welke manier de aangiften 2017 en 2018 zijn uitgeworpen en gecontroleerd en eiser niets heeft aangevoerd waarover al niet is geoordeeld in de procedure over belastingjaar 2016. De rechtbank verwijst naar hetgeen is overwogen over de aanslag IB/PVV 2016, neemt deze overwegingen voor wat betreft de jaren 2017 en 2018 over en maakt die tot de hare.
55. Gelet op het voorgaande dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
57. Nu eiser geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking belastingrente heeft aangevoerd, zullen de beroepen tegen de in rekening gebrachte belastingrente tevens ongegrond worden verklaard.
58. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Y. Gramsbergen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C. van Schelven, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 3.119a, eerste lid van de Wet IB 2001 in verbinding met artikel 3.119c van de Wet IB 2001.
2.Maximaal € 28 lager op een schuld (saldo) van om en nabij € 17.600, waarbij het saldo 2018 hoger ligt dan het saldo in 2014.
3.Artikel 6.17, derde lid van de Wet IB 2001.
4.Artikel 6.27, eerste lid, van de Wet IB 2001.
5.Artikel 6.27, derde lid, van de Wet IB 2001.
6.Artikel 6.30 van de Wet IB.
7.Artikel 6.27 van de Wet IB 2001 biedt hiervoor geen mogelijkheid.
8.Artikel 6.32 van de Wet IB 2001.
9.Artikel 6.33, onder a, van de Wet IB 2001.
10.Artikel 6.39, eerste lid, van de Wet IB 2001.
11.In de noot is verwezen naar: “Antwoord op vraag 7 van de beantwoording Kamervragen over tienduizenden burgers die jaren last hadden van ‘fraudevermoedens’ van de Belastingdienst, nummer 2020Z13986 (ingezonden 14 juli 2020), (…)
12.In de noot is onder meer verwezen naar
13.In de noot is opgenomen: “Als sprake is van een Nederlandse nationaliteit (naast een eventuele andere nationaliteit), is de Nederlandse nationaliteit de eerste. Vgl. brief van de staatssecretaris van Financiën van 11 mei 2020, 31 066, nr. 637, p. 2.”
14.In de noot wordt verwezen naar voetnoot 1 [rechtbank- hier noot 11].
15.Rechtbank Gelderland 13 april 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2129 (in vervolg op de tussenuitspraak van dezelfde rechtbank van 24 december 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:6870).