ECLI:NL:RBGEL:2021:6232

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
05/114648-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een zeventienjarige verdachte wegens ontuchtige handelingen en kinderporno

Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een zeventienjarige verdachte, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen en het vervaardigen en bezitten van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 april 2021 in Arnhem ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een veertienjarig slachtoffer, die op dat moment nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt. De verdachte heeft, samen met twee andere minderjarige medeverdachten, het slachtoffer in een park benaderd en seksuele handelingen met haar verricht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden, een werkstraf van 150 uren en een leerstraf van 24 uren, met bijzondere voorwaarden voor toezicht en begeleiding. De rechtbank heeft ook de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder niet met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door de ouders van het slachtoffer, deels toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 2.000,- is vastgesteld voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/114648-21
Datum uitspraak : 23 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 9 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 april 2021 te Arnhem, althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in haar mond en/of vagina en/of anus en/of
het door [slachtoffer] laten betasten en/of aftrekken van zijn penis;
2
hij in of omstreeks de periode van 26 april 2021 tot en met 27 april 2021 te Arnhem,
althans in Nederland, afbeeldingen – en/of een gegevensdrager, bevattende afbeeldingen –
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, te weten
voornoemde [slachtoffer] en/of het met de/een penis betasten van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, te weten voornoemde [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1 en feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat feit 1 en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 28 april 2021,
p. 23 t/m 34;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 28 april 2021, p. 301 t/m 307;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 november 2021.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
1.
hij op
of omstreeks26 april 2021 te Arnhem
, althans in Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden
uit of mede bestondenuit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in haar mond en
/ofvagina en
/ofanus en
/ofhet door [slachtoffer] laten betasten en
/ofaftrekken van zijn penis;
2
hij in
of omstreeksde periode van 26 april 2021 tot en met 27 april 2021 te Arnhem,
althans in Nederland,afbeeldingen
en
/ofeen gegevensdrager, bevattende afbeeldingen –
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad welke seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de
/eenpenis oraal, vaginaal
en/of anaal penetreren van het lichaam van
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, te weten
voornoemde [slachtoffer] en
/ofhet met de
/eenpenis betasten van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, te weten voornoemde [slachtoffer] .
De rechtbank heeft eventuele taal- of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belang geschaad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde feit levert op:
Ten aanzien van feit 1:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Ten aanzien van feit 2:afbeeldingen en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De motivering van de straffen en maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren en een leerstraf ‘Tools4U verlengd plus’ voor de duur van 24 uren. Daarnaast eist de officier van justitie een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van twee jaar met daarbij de volgende bijzondere voorwaarde:
- dat de verdachte zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan (maximaal) drie maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Criem, laat begeleiden en zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht, en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken.
De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, moet van de werkstraf worden afgetrokken.
Er is onder verdachte een goed in beslag genomen, te weten een mobiele telefoon. De officier van justitie heeft geëist dat de mobiele telefoon wordt onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte de leerstraf ‘Tools4U verlengd plus’ en een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De verdediging vraagt de rechtbank om bij het bepalen van de straf rekening te houden met feit dat geen sprake is geweest van dwang bij de seksuele handelingen. Verdachte heeft zich laten meeslepen door zijn seksuele opwinding en heeft niet tijdig beseft dat hij het niet had moeten doen. Verder vraagt de verdediging de rechtbank rekening te houden met het volgende. Verdachte doet het goed op school. Hij is een first offender en er zijn nauwelijks zorgen over hem. De focus moet liggen op hulpverlening en niet zozeer op afstraffing. Met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals de Raad voor de Kinderbescherming adviseert, is verdachte goed ingekaderd in de hulpverlening. Verdachte werkt mee aan de hulpverlening en heeft zich de afgelopen periode aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. Voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur gaat daarom te ver. Ook een onvoorwaardelijke werkstraf is niet passend. Verdachte heeft het druk met school en zal het intensieve CRIEM-traject gaan volgen. Een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren is daarom passender als stok achter de deur.
De verdediging verzoekt om de teruggave van de telefoon van verdachte. Er staat weliswaar kinderporno op de telefoon, maar dit kan verwijderd worden. De telefoon is voor verdachte erg belangrijk en was bovendien net nieuw.
Beoordeling door de rechtbank
Strafmaatoverweging
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
- Het uittreksel Justitiële Documentatie van 28 september 2021;
- Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 2 november 2021.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks met een minderjarige en het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. In de week voor 26 april 2021 ontstaat er via social media contact tussen verdachte en [slachtoffer] . Na enkele dagen uitwisselen van (seksueel getinte) berichten, gaat [slachtoffer] op 26 april 2021 naar Arnhem voor een afspraak met verdachte. [slachtoffer] was op 26 april 2021 slechts enkele dagen veertien jaar oud. Nadat [slachtoffer] in [woonplaats] is aangekomen, vinden er seksuele handelingen met [slachtoffer] plaats in een bosje in het park naast een school. [slachtoffer] heeft eerst orale, vaginale en anale gemeenschap met verdachte. Vervolgens heeft [slachtoffer] orale gemeenschap met medeverdachte [medeverdachte 1] . Tot slot vindt er nog orale, vaginale en anale gemeenschap plaats tussen medeverdachte [medeverdachte 2] en [slachtoffer] . [slachtoffer] is daarna zeer overstuur door haar begeleiders opgehaald in [woonplaats] .
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij degene is geweest die de afspraak met [slachtoffer] heeft gemaakt. Tijdens de contacten tussen hem en [slachtoffer] via social media benoemt verdachte dat er meerdere jongens met haar gemeenschap willen hebben. Verdachte heeft hierdoor naar het oordeel van de rechtbank een grote rol gehad bij de gebeurtenissen op 26 april 2021. Verder vindt de rechtbank het uiterst kwalijk dat [slachtoffer] die bewuste dag door de verdachten één voor één als voorwerp is gebruikt. Verdachte heeft zich op geen enkel moment gerealiseerd hoe ingrijpend en belastend de situatie voor [slachtoffer] is geweest. Hij heeft zich laten leiden door zijn seksuele gevoelens en slechts zijn eigen belang vooropgesteld. Hij heeft gebruik gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] op dat moment. Bovendien heeft hij nadat zijn seksuele gevoelens bevredigd waren, [slachtoffer] in de bosjes achtergelaten voor de andere jongens. Ook dit rekent de rechtbank hem zwaar aan. Dat geen sprake was van dwang, doet hier volgens de rechtbank niet aan af. De wetgever heeft seksuele handelingen met minderjarigen onder de zestien jaar strafbaar gesteld, omdat deze (jonge) minderjarigen ook beschermd moeten worden tegen hun eigen handelen. Verdachte had moeten inzien dat het afwerken van een meisje door drie jongens in een bosje onacceptabel is en dat van werkelijke vrijwilligheid geen sprake kon zijn. Daarbij komt nog dat verdachte zich volledig respectloos heeft opgesteld door [slachtoffer] tijdens de seksuele handelingen ook te filmen.
De gebeurtenissen zijn voor [slachtoffer] erg belastend geweest en hebben een diepe indruk op haar gemaakt. De feiten kunnen niet onbestraft blijven. Verdachte verdient een straf voor wat hij heeft gedaan. De rechtbank weegt bij de strafoplegging het volgende mee. Verdachte heeft vanaf zijn eerste verhoor en ook op de zitting eerlijk verklaard over de gebeurtenissen. Hij is niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie. Verder houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 2 november 2021 gerapporteerd over verdachte. Verdachte is zes jaar geleden met zijn ouders en zijn zusjes vanuit [land] naar Nederland gevlucht. Zowel thuis als op school worden er geen gedragsmatige problemen bij verdachte gezien. Wel vindt verdachte het soms moeilijk om te gaan met de hoge verwachtingen die zijn ouders van hem hebben. De indruk bestaat dat hij zichzelf regelmatig overschat als gevolg hiervan. Gelet op de huidige verdenking heeft de Raad zorgen over de seksuele ontwikkeling van verdachte. Ook is het van belang dat goed gekeken wordt naar de contacten die verdachte via social media legt. Verdachte lijkt via social media snel contact te kunnen leggen met anderen, maar vindt het daarbij lastig om de grenzen te bepalen. Ook lijkt verdachte de risico’s van social media niet in te zien. Gelet op deze zorgen adviseert de Raad de leerstraf ‘Tools4U verlengd plus’. Bij deze leerstraf zal de aandacht liggen op de seksuele ontwikkeling van verdachte en de contacten via social media. Ook zal verdachte baat hebben bij de maatregel ITB CRIEM. Daar zal de focus liggen op het omgaan met de hoge verwachtingen van zijn ouders. De Raad adviseert daarom deze maatregel op te leggen. Om de hulpverlening te waarborgen is volgens de Raad een voorwaardelijke straf met een proeftijd noodzakelijk. De Raad ziet dat gelet op de aard van de delicten een voorwaardelijke jeugddetentie mogelijk is, maar vindt dit vanuit pedagogisch oogpunt niet noodzakelijk voor verdachte. Hij zal ook in een milder kader meewerken aan de hulpverlening. De Raad vindt een voorwaardelijke werkstraf daarom voldoende.
De betrokken jeugdreclasseerder heeft ter zitting aangegeven dat verdachte zich aan de strenge schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. Enkele voorwaarden zijn langzaamaan versoepeld en ook dit ging goed. Zo heeft verdachte geen huisarrest meer en mag hij ook weer op social media. Wel blijft het voor de ouders lastig om te begrijpen dat verdachte via social media seksueel getinte berichten kreeg en vervolgens verwerpelijk heeft gehandeld. Op school ging het niet goed met verdachte. Hij had veel achterstand en behaalde slechte cijfers. Hij moest van school af en is nu op het MBO niveau twee gestart. Dit was een teleurstelling voor zijn ouders. Gelet op de zorgen die er over verdachte zijn, is een intensief traject op zijn plaats. Verdachte moet nog leren omgaan met bepaalde sociale situaties. Hij vraagt veel duidelijkheid in gesprekken met begeleiding. Ook op het gebied van social media en seksuele omgang met anderen heeft verdachte nog stappen te zetten. In overleg met de Raad wordt daarom de leerstraf ‘Tools4U verlengd plus’ geadviseerd in samenhang met ITB CRIEM.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het volgende.
De rechtbank oordeelt dat het opleggen van een geheel voorwaardelijke werkstraf, zoals verzocht door de verdediging en geadviseerd door de Raad, absoluut geen recht doet aan de ernst van de feiten en de aard van de seksuele handelingen die zijn verricht. Het is van belang dat verdachte ervaart dat zijn strafbaar handelen consequenties heeft. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 150 uren opleggen, zoals geëist door de officier van justitie. Dit is een hogere werkstraf dan één van de medeverdachten krijgt opgelegd. Dat komt omdat de rechtbank laat meewegen dat verdachte het initiatief heeft genomen tot de afspraak en hij verregaande seksuele handelingen heeft verricht met aangeefster. Daarnaast zal de rechtbank een onvoorwaardelijk leerstraf ‘Tools4U verlengd plus’ opleggen. Met de Raad en de reclassering is de rechtbank het eens dat verdachte moet leren hoe hij op een juiste manier met social media kan omgaan en grenzen leert te stellen en te handhaven.
Gelet op de gehanteerde uitgangspunten voor soortgelijke strafbare feiten, de zorgen die er zijn over de seksuele ontwikkeling van verdachte en zijn gedrag op social media, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat er een flinke stok achter de deur komt in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van zes maanden.. Aan deze voorwaardelijke straf wordt de maatregel Toezicht en Begeleiding gekoppeld waarvan verdachte (maximaal) drie maanden de maatregel ITB CRIEM moeten volgen. De rechtbank vindt het in het belang van verdachte dat het jeugdreclasseringstoezicht wordt voortgezet voor zover en zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt.
De rechtbank zal het – inmiddels geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
Het beslag
Er ligt beslag op het goed:
- Telefoontoestel (omschrijving: [nummer] , [kleur] , merk: [merk mobiel] ).
Met deze mobiele telefoon is het bewezenverklaarde feit 2 begaan. Het ongecontroleerde bezit van dit soort goederen (een mobiele telefoon met kinderporno erop) is in strijd met het algemeen belang en de wet. Daarom zal de rechtbank deze mobiele telefoon onttrekken aan het verkeer.

8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] (wettelijk vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] ) heeft zich in het strafproces gevoegd en vordert schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
Gevorderd wordt een bedrag van € 29.022,82, te weten € 19.022,82 materiële schade (voor reiskosten en studievertraging) en € 10.000,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
Bij de beoordeling van de vordering moet de rechter de feiten of rechten die door de benadeelde partij zijn gesteld en door de wederpartij – te weten de verdachte – niet of niet voldoende zijn betwist als vaststaand beschouwen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 872,82 aan materiële kosten en € 10.000 aan immateriële kosten toe te wijzen, een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen tot dit bedrag en bij gebreke van betaling en verhaal geen gijzeling op te leggen. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu een onderbouwing voor de studiekosten mist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat het causaal verband tussen de reiskosten van de ouders van en naar de instelling waar [slachtoffer] verbleef, ontbreekt. Uit het dossier blijkt niet direct de link tussen de gebeurtenissen op 26 april 2021 en de gesloten plaatsing van [slachtoffer] .
De benadeelde partij dient ten aanzien van dat onderdeel van de gevorderde materiële kosten daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard. De gevorderde studiekosten zijn niet onderbouwd. Ook kan het causaal verband tussen de feiten en de studievertraging niet worden vastgesteld. Een eventueel nader onderzoek naar het causaal verband zal een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Daarom dient de benadeelde partij ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De verdediging heeft daarnaast verzocht om de gevorderde immateriële schade fors te matigen tot een bedrag van € 1.000,- . Dit gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De bij de vordering gevoegde jurisprudentie sluit niet aan bij de gebeurtenissen van 26 april 2021.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier onvoldoende blijkt van een causaal verband tussen de reiskosten van de ouders naar de gesloten instelling en de bewezenverklaarde feiten. Het is duidelijk dat [slachtoffer] een zeer ingrijpende situatie heeft doorgemaakt waarvoor behandeling en hulpverlening noodzakelijk zijn. Het is onduidelijk of de gedragingen van verdachte op 26 april 2021 de directe oorzaak zijn van de uithuisplaatsing van [slachtoffer] . Het had op de weg van de benadeelde partij gelegen om stukken in te dienen waaruit het causaal verband kan blijken. Verder onderzoek naar het causaal verband zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde studievertragingskosten overweegt de rechtbank het volgende. De gevorderde schade voor de studievertraging van [slachtoffer] is niet onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Ook dit deel van de vordering kan de benadeelde partij slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Tot slot overweegt de rechtbank het volgende over de gevorderde immateriële schade. De immateriële schadevergoeding is weliswaar niet onderbouwd, maar is naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht ter terechtzitting. De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer] zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Voor het bepalen van de hoogte van de immateriële schade, zoekt de rechtbank aansluiting bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven waar een schadevergoeding van € 5.000,- wordt uitgekeerd bij soortgelijke zedenmisdrijven. De rechtbank ziet in dit geval geen redenen om van dit bedrag af te wijken. Gelet op de gebeurtenissen van 26 april 2021 en het feit dat de drie verdachten ieder afzonderlijk (in ernst verschillende) seksuele handelingen bij [slachtoffer] hebben gepleegd, zal de rechtbank bepalen dat de verdachten niet hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de immateriële schade. Daarbij weegt de rechtbank mee dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake was van samenwerking tussen de jongens. De immateriële schadevergoeding van € 5.000,- euro zal worden verdeeld naar de mate van ernst van de seksuele handelingen. Verdachte heeft meerdere vergaande seksuele handelingen bij en met [slachtoffer] verricht, waaronder orale, vaginale en anale penetratie. De rechtbank zal daarom de immateriële schadevergoeding toewijzen tot een bedrag van € 2.000,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag.
In verband met de leeftijd van de verdachte wordt geen gijzeling opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 240b en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een
jeugddetentie voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaaltdat die
jeugddetentieniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
steltdaarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren onder de
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
steltals bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding laat begeleiden, waarvan (maximaal) 3 (drie) maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB CRIEM;
  • zich daarna gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen zal melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
alles voor zover en zo vaak als de jeugdreclassering dat nodig acht;
waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
onder de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
een
taakstraf, te weten
een werkstraf van 150 (honderdvijftig)uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht;
een
leerstraf, te weten
Tools4U verlengd van 24 (vierentwintig) urenplus met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) dagen;
heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een telefoontoestel (omschrijving: [nummer] , [kleur] , merk: [merk mobiel] );
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering deels toe
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en feit 2 tot betaling van
  • verklaart de
Maatregel tot schadevergoeding
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.H.T. Rademaker, rechter, als voorzitter,
mr. M.G.J. Post, kinderrechter,
mr. M.W. Stoet, rechter,
in tegenwoordigheid van, mr. E. van Grol griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 november 2021.
Mr. M.W. Stoet is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021187284 (onderzoek [naam 3] ), gesloten op 7 juli 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.