In deze zaak gaat het om een geschil tussen eisers, eigenaren van een recreatiewoning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede over de handhaving van een last onder dwangsom wegens permanente bewoning van de recreatiewoning. Eisers hebben sinds 2003 in de recreatiewoning gewoond, maar het college stelt dat dit in strijd is met het bestemmingsplan, dat permanente bewoning verbiedt. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, omdat zij zich konden beroepen op het vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat het college in een eerdere brief heeft aangegeven dat handhaving alleen aan de orde zou zijn als eisers meer dan zes maanden per jaar in de recreatiewoning zouden verblijven. Aangezien eisers dit niet deden, mocht het college niet handhavend optreden. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept de last onder dwangsom, omdat er geen zwaarder wegende belangen zijn die aan het honoreren van de gewekte verwachtingen in de weg staan. De rechtbank concludeert dat de situatie van eisers, gezien hun leeftijd en de langdurige bewoning, onevenredig zou zijn om handhavend op te treden. De uitspraak betekent dat de handhavingsprocedure is beëindigd en dat het college het griffierecht aan eisers moet vergoeden.