ECLI:NL:RBGEL:2021:6374

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
05/720021-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor omkoping van een politieagent

Op 29 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van omkoping van een politieambtenaar. De verdachte, geboren in 1993, werd ervan beschuldigd in de periode van 22 december 2017 tot en met 20 november 2018, in Tiel, een ambtenaar, te weten een aspirant van de politie eenheid Amsterdam, meerdere keren een gift te hebben gedaan met het oogmerk om deze ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in ruil voor geld, informatie uit politiesystemen heeft verkregen en doorgegeven aan derden, waarmee hij een belangrijke rol speelde in het verstrekken van politie-informatie aan het criminele circuit.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder proces-verbaal van bevindingen en OVC-gesprekken, zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft erkend dat hij geld ontving van anderen in ruil voor het opvragen van informatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van omkoping, wat een ernstig feit is dat het vertrouwen in de politie ondermijnt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van elf maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld op basis van de artikelen 47, 57, 63 en 177 van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt op 29 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720021-20
Datum uitspraak : 29 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsman: mr. A.C. Vingerling, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
15 november 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2017 tot en met 20 november 2018, te Tiel in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, een ambtenaar, te weten [naam] als aspirant van politie eenheid Amsterdam, werkzaam als medewerker arrestantenzorg een gift(en) en/of belofte(n) heeft gedaan en/of dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden, te weten:
- één of meerdere malen een hoeveelheid geld,
(Sub 1) met het oogmerk om die [naam] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten en/of
(Sub 2) ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door die [naam] , in zijn huidige en/of vroegere bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan en/of nagelaten,
te weten (telkens):
- meerdere malen, althans eenmaal, het bevragen van de/een politiesyste(e)m(en) en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, het verstrekken van informatie uit dat/die politiesyste(e) men.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit,
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het relaasproces-verbaal, p. 4;
- het proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 12-23;
- het proces-verbaal van bevindingen, met als bijlage het OVC-gesprek, p. 24-31;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 27 januari 2021.
De rechtbank overweegt dat uit de bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen volgt dat de eerste bevraging van de gegevens van verdachte door [naam] heeft plaatsgevonden op 22 december 2017. Daarom zal de rechtbank die datum als aanvangsdatum van de bewezenverklaarde periode hanteren.
Verdachte heeft verklaard dat hij ook van andere mensen het verzoek kreeg om hun naam op te vragen. Hij kreeg geld van deze mensen. Dat geld gaf verdachte aan [naam] en in ruil daarvoor kreeg hij van [naam] de informatie, die hij vervolgens aan de betreffende mensen doorgaf. [2] Verder stelde hij mensen uit het criminele circuit voor aan [naam] en functioneerde hij ook hierbij als een tussenpersoon. [3]
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee wettig en overtuigend bewezen dat ook sprake was van bewuste en nauwe samenwerking en daarmee van medeplegen met deze derden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 22 december 2017 tot en met 20 november 2018, te Tiel
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met één of meer andere
(n
), en alleen, een ambtenaar, te weten [naam]
als aspirant van politie eenheid Amsterdam, werkzaam als medewerker arrestantenzorg
eengift
(en
) en/of belofte(n)heeft gedaan
en/of dienst(en) heeft verleend en/of aangeboden,te weten:
-
één ofmeerdere malen een hoeveelheid geld,
(Sub 1)met het oogmerk om die [naam] te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen
of na te latenen/of
(Sub 2) ten gevolge en/ofnaar aanleiding van hetgeen door die [naam] , in zijn huidige
en/of vroegerebediening,
al dan nietin strijd met zijn plicht, is gedaan
en/of nagelaten, te weten
(telkens
):
- meerdere malen
, althans eenmaal,het bevragen van de/een politiesyste(e)m(en) en
/of
- meerdere malen
, althans eenmaal,het verstrekken van informatie uit dat/die politiesyste(e) men.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van aan een ambtenaar een gift doen met het oogmerk hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd
en
medeplegen van aan een ambtenaar een gift doen naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn bediening is gedaan, meermalen gepleegd
en
aan een ambtenaar een gift doen met het oogmerk hem te bewegen in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd
en
aan een ambtenaar een gift doen naar aanleiding van hetgeen door deze in zijn bediening is gedaan, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [naam] over de omvang van de betrokkenheid van verdachte niet mogen worden betrokken bij de beoordeling omdat deze onbetrouwbaar zijn. In dit verband heeft de raadsman gewezen op de verklaringen van [naam] dat het initiatief bij verdachte lag, verdachte hem bedreigd zou hebben en hij 95% van de bevragingen in opdracht van verdachte deed.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in een periode van bijna een jaar politieagent [naam] meerdere keren gevraagd (tegen betaling) informatie uit politiesystemen over zichzelf en over anderen op te zoeken en door te geven. Verder bemiddelde hij tussen [naam] en derden.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier van verdachte geen resultaten van onderzoek naar het totaal aantal door [naam] gedane (strafrechtelijk relevante) bevragingen zijn opgenomen. Zelfs als zou worden uitgegaan van de verklaring van [naam] dat hij 95% van de bevragingen voor verdachte deed, dan nog kan de rechtbank om die reden niet vaststellen hoeveel betaalde bevragingen [naam] voor dan wel via verdachte heeft gedaan.
Verdachte zelf heeft enkele uitlatingen gedaan waaruit naar het oordeel van de rechtbank een beeld naar voren komt over zijn rol. Zo heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij door derden, uit het criminele circuit waarin hij toen verkeerde, werd benaderd voor informatie. Dat betroffen ook mensen die niet uit Tiel afkomstig waren. De rechtbank wijst verder op het OVC-gesprek tussen verdachte en [naam] van 20 oktober 2018. Daarin benoemt verdachte dat hij [naam] in het wereldje heeft gebracht, hem het wereldje heeft laten zien en ervoor heeft gezorgd dat [naam] geld kon verdienen. Verder meldt verdachte dat hij die vrijdag weg gaat en [naam] een contactpersoon in Utrecht zal geven, die namen voor hem ( [naam] ) gaat regelen, zodat hij handel heeft. Ook volgt uit dat gesprek dat verdachte en [naam] de afspraak hadden dat [naam] alleen voor verdachte zou werken. Kennelijk houdt [naam] zich op dat moment niet aan die afspraak en wordt hij daar door verdachte op aangesproken.
Hoewel de omvang in aantallen niet kan worden vastgesteld, volgt uit dit alles wel dat verdachte een belangrijke en coördinerende rol speelde in het tegen betaling verstrekken van politiegegevens aan personen uit het criminele circuit; iets wat hij zelf de ‘handel’ noemt. Hij had er, gelet op het feit dat hij [naam] aansprak over het werken voor anderen, kennelijk ook belang bij dat [naam] exclusief met hem zou ‘werken’. De rechtbank vindt het daarom meer dan aannemelijk dat het niet gaat om het enkele keren bevragen en dat verdachte financieel voordeel behaalde uit zijn ‘handel’ in politiegegevens. Uit het OVC-gesprek leidt de rechtbank verder af dat in het criminele milieu ook bekend was dat via verdachte politie-informatie kon worden verkregen. Via verdachte zijn criminelen daardoor op de hoogte geraakt van de informatie die de politie over hen had. Met deze omstandigheden zal de rechtbank rekening houden bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf.
Uit het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister volgt dat verdachte de afgelopen jaren meerdere keren is veroordeeld en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Ter zitting heeft verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden onder meer verklaard dat hij in maart 2021 voorwaardelijk uit detentie is gekomen, dat zijn vrijheden tot september 2021 zijn beperkt door middel van een enkelband, dat hij onlangs is getrouwd, werkt als zzp-er en geen schulden heeft.
De rechtbank overweegt dat het omkopen van een politieambtenaar een zeer ernstig feit is waardoor het vertrouwen dat in de politie als geheel en in de individuele politiemedewerkers moet kunnen worden gesteld, ernstig wordt beschadigd. Omkoping van een politieambtenaar ondermijnt de opsporing en het justitiële apparaat en is nadelig voor het functioneren van de rechtsstaat, zeker als gevoelige politie-informatie in criminele handen komt. In de politiesystemen staat informatie over aangiftes die mensen doen, verdachte situaties, lopende onderzoeken, maar ook van informatie die mensen in vertrouwen vertellen aan de politie. Bijvoorbeeld dat zij zich zorgen maken over iemand of bang zijn voor bepaalde personen. Het is belangrijk dat die informatie niet in de verkeerde handen komt. Bij dergelijke feiten past daarom enkel een gevangenisstraf. Dat verdachte zijn leven naar eigen zeggen op de rit heeft maakt dat niet anders. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden passend, waarbij zij rekening heeft gehouden met het tijdsverloop.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 47, 57, 63 en 177 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann, voorzitter, mr. M.F. Gielissen en
mr. S.C.A.M. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2021.
mr. Wasmann en mr. Gielissen zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de Rijksrecherche, Regio Noord-Oost, opgemaakte proces-verbaal, nummer 20180120 (onderzoek Santa Ana, zaaksdossier verdachte [verdachte] ), gesloten op 13 augustus 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 27 januari 2021.
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 15 november 2021.