ECLI:NL:RBGEL:2021:6399
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Herhaald verzoek om voorlopige voorziening tegen intrekking Wbr-vergunning met betrekking tot brandstofverkooppunt
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan over een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de intrekking van een Wbr-vergunning. De verzoekster, een exploitant van een brandstofverkooppunt, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, waarin haar werd gelast de exploitatie van het brandstofverkooppunt te staken. De voorzieningenrechter had eerder al een verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, maar de verzoekster diende opnieuw een verzoek in, omdat er nieuwe feiten naar voren waren gekomen, met name een bodemonderzoek dat had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bodemonderzoek als nieuw feit kon worden aangemerkt, maar dat dit niet leidde tot een andere afweging dan in de eerdere uitspraak. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van de verzoekster nog steeds geen redelijke kans van slagen had, maar verlengde de begunstigingstermijn tot één week na de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De minister had namelijk aangegeven bereid te zijn om de uitvoering van de last op te schorten tot de zitting van de Afdeling op 2 november 2021. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een proceskostenveroordeling af, omdat de toewijzing van de begunstigingstermijn uit coulance plaatsvond.