In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een vordering van de naamloze vennootschap Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. tegen verschillende gedaagden, waaronder een gemeente en een hovenier, naar aanleiding van schade veroorzaakt door een omgevallen boom. De eiseres, Nationale-Nederlanden, had in eerste instantie vorderingen ingesteld om schade te verhalen op de betrokken partijen. Echter, na ontvangst van een deskundigenbericht heeft Nationale-Nederlanden besloten haar vorderingen in te trekken, wat resulteerde in een eisvermindering tot nihil. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat er geen vorderingen meer overbleven waarover beslist moest worden, maar dat er wel een uitspraak gedaan moest worden over de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Nationale-Nederlanden, door haar vorderingen in te trekken, als de in het ongelijk gestelde partij moet worden beschouwd. Dit leidde tot een veroordeling in de proceskosten ten gunste van de gedaagden. De rechtbank heeft de kosten aan de zijde van de gedaagden begroot op een totaalbedrag van € 4.727,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Daarnaast zijn er voorwaarden gesteld aan de veroordeling in de nakosten.
In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van de gedaagde in reconventie afgewezen en deze partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Nationale-Nederlanden, begroot op € 543,00. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zowel in conventie als in reconventie. Dit vonnis is uitgesproken op 15 december 2021 door mr. T.P.E.E. van Groeningen.