ECLI:NL:RBGEL:2021:689

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
05/022111-20 + 05/173792-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling van levenspartner en voorhanden hebben van vuurwapen, munitie en amfetamine

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn levenspartner en het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en amfetamine. De verdachte, geboren in 1977, werd beschuldigd van het mishandelen van zijn partner op 3 juli 2020 in Arnhem, waarbij hij haar meermalen tegen het hoofd en lichaam sloeg en haar bij de keel vastpakte. Daarnaast had hij op 24 januari 2020 in Arnhem en Doetinchem munitie en een vuurwapen voorhanden, evenals amfetamine in Zutphen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de mishandeling, gebaseerd op getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zelf. De rechtbank achtte het niet bewezen dat de verdachte zijn partner had gewurgd, maar vond de mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 182 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het recidiverisico van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De rechtbank besloot ook tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wapens en munitie, gezien de gevaarlijke situatie die dit met zich meebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld binnen relaties en het belang van veiligheid voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/022111-20 + 05/173792-20
Datum uitspraak : 11 februari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. P.P.E. Buchele, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Met betrekking tot parketnummer 05/022111-20:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Arnhem munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 480 kogelpatronen, merk [merk 1] van het kaliber .22
- 42 kogelpatronen, merk [merk 2] van het kabliber .32
- 1 kogelpatroon, van het kaliber .3006
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Doetinchem een wapen van categorie III,
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool , van het merk [merk 3] ,
type [type] , kaliber 6.35 zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 24 januari 2020 te Zutphen opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 1,88 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine
- 0,21 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Met betrekking tot parketnummer 05/173792-20:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 juli 2020 te Arnhem zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te stompen en/of te slaan en door die [slachtoffer] (met kracht) bij de
keel/hals vast te pakken en/of te houden en/of door het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] (met kracht en/of in een auto) tegen (de zijkant van) een auto te drukken
.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Met betrekking tot parketnummer 05/022111-20 [1]
Ten aanzien van feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 63-64;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 87-89;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2021.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 43;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 80-81;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2021.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 99-101;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2021.
Met betrekking tot parketnummer 05/173792-20 [2]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 3 juli 2020 hadden verdachte en zijn partner, mevrouw [slachtoffer] , ruzie met elkaar. Ze zaten in de auto, die geparkeerd stond bij hun woning aan het [adres 1] in Arnhem. In de auto probeerde verdachte de telefoon af te pakken van zijn partner. Er ontstond een schermutseling. Daarbij duwde verdachte zijn partner en kwam zij tegen het portier van de auto aan. [3] Ze is met haar rechterwang en oor tegen het portier aan gekomen en verdachte bleef haar hier tegenaan duwen. [slachtoffer] had pijn en gilde. Ze had een rode plek in haar gezicht. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn partner door haar tegen het portier te drukken en door haar te slaan. Dat verdachte zijn partner heeft geslagen, kan worden bewezen middels de getuigenverklaringen in het dossier. Van het onderdeel ‘wurgen’ in de tenlastelegging dient verdachte te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat enkel bewezen kan worden dat verdachte zijn partner tegen het portier heeft gedrukt. Zowel verdachte als zijn partner ontkennen dat verdachte haar zou hebben geslagen of gewurgd. De getuigenverklaringen in het dossier zijn innerlijk tegenstrijdig en komen niet overeen met de verklaringen van verdachte en zijn partner. Bovendien passen de verklaringen niet bij het door verbalisanten waargenomen letsel. Dat verdachte slaande bewegingen zou hebben gemaakt in de richting van zijn partner, betekent niet dat hij haar ook daadwerkelijk heeft geraakt. Voor het slaan dan wel wurgen bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 3 juli 2020 waren verbalisanten op het [adres 1] te Arnhem. Een man, die later getuige [getuige 1] bleek, vertelde dat een vrouw mishandeld werd in de auto en dat hij tussenbeide was gekomen. De vrouw stond in de tuin van de buren. De verbalisant zag dat de vrouw huilde en zag dat haar gelaat rood was aan de rechterzijde, bij haar wang en oor. Aan haar linker elleboog zaten velletjes los. De vrouw zei dat ze dit niet wilde; ze wilde geen aangifte doen. De vrouw vertelde dat zij vorig jaar door haar partner was mishandeld. Vandaag hadden zij ruzie. Ze zou met hem in gesprek gaan, maar zodra ze in de auto stapte dook hij meteen bovenop haar. [5]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de man en vrouw tegen elkaar schreeuwden. In de auto begon de vrouw hard te krijsen. Getuige is samen met zijn vader naar de auto toe gelopen. Getuige zag dat de man met grote kracht met een gebalde vuist op de rechterwang van de vrouw sloeg. Zij dook in elkaar op haar stoel. Getuige liep naar het portier aan de passagierszijde. Getuige zag dat de man meerdere vuistslagen gaf aan de vrouw. Getuige kon niet zien of de man raak sloeg. De vrouw lag onderuit in de stoel en de man zat er bovenop. [6]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij geschreeuw hoorde bij de buren. Getuige zag de man en vrouw in een auto stappen. Hij hoorde de vrouw gillen en hoorde het geluid van iemand die klappen kreeg. Getuige zag door de achterruit dat de vrouw onderuit weggedoken zat en dat de man slaande bewegingen in de richting van de vrouw maakte. Getuige is naar het bestuurdersportier gelopen en heeft het portier opengetrokken. [7]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat de buren ruzie maakten. Ze hoorde dat autoportieren werden dichtgeslagen. Vervolgens hoorde ze de vrouw hard gillen. Het klonk als pure angst. De vrouw heeft in de tuin van getuige gewacht tot de politie kwam. Getuige zag dat de rechterwang en het oor van de vrouw rood waren. De vrouw zei dat ze geslagen was. [8]
Overwegingen
Zowel verdachte als zijn partner hebben verklaard dat verdachte zijn partner tegen het autoportier heeft gedrukt, waaraan zij pijn en letsel heeft overgehouden. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan het slaan, stompen dan wel wurgen van zijn partner. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank maakt uit het dossier op dat er twee getuigen zijn die het incident hebben waargenomen, te weten [getuigen] . Uit hun verklaringen maakt de rechtbank op dat getuigen hoorden dat een man en vrouw - zijnde verdachte en zijn partner - tegen elkaar schreeuwden. Nadat de man en vrouw in de auto waren gestapt, hoorden zij de vrouw krijsen. Op dat moment zijn getuigen de straat opgelopen, in de richting van de auto. [getuige 2] heeft verklaard dat de man met gebalde vuist op de rechterwang van de vrouw sloeg. Beide getuigen hebben verklaard dat de man meerdere vuistslagen dan wel slaande bewegingen maakte in de richting van de vrouw. Getuige [getuige 3] heeft het incident niet gezien, maar heeft wel verklaard dat de vrouw zei dat ze was geslagen.
Uit voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte zijn partner meermalen heeft geslagen/gestompt. Het standpunt van de verdediging, dat uit voornoemde verklaringen niet blijkt dat verdachte zijn partner daadwerkelijk heeft geraakt, volgt de rechtbank niet. Gelet op de omstandigheden dat het incident plaatsvond in een kleine, krappe ruimte (vóór in de auto) en dat verdachte - volgens getuigen en zijn partner - bovenop haar zat, kan het niet anders zijn dan dat verdachte zijn partner heeft geraakt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn partner meermalen heeft geslagen dan wel gestompt op haar hoofd en/of haar lichaam.
Dat verdachte zijn partner ook gewurgd zou hebben, zoals [getuige 2] heeft verklaard, acht de rechtbank niet bewezen. Daartoe overweegt de rechtbank dat enkel voornoemde getuige dit heeft verklaard en dat ook geen letsel aan de keel/hals is waargenomen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/022111-20 onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde en het onder parketnummer 05/173792-20 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Met betrekking tot parketnummer 05/022111-20:
1.
hij op
of omstreeks24 januari 2020 te Arnhem munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 480 kogelpatronen, merk [merk 1] van het kaliber .22
- 42 kogelpatronen, merk [merk 2] van het kaliber .32
- 1 kogelpatroon, van het kaliber .3006
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks24 januari 2020 te Doetinchem een wapen van categorie III,
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk [merk 3] ,
type [type] , kaliber 6.35 zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver
en/ofpistool voorhanden heeft gehad;
3.
hij op
of omstreeks24 januari 2020 te Zutphen opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 1,88 gram amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal

bevattende amfetamine

- 0,21 gram amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine
in elk gevaleen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Met betrekking tot parketnummer 05/173792-20:
hij
op
of omstreeks3 juli 2020
te Arnhem
zijn levensgezel,
althans een persoon,te weten [slachtoffer] , heeft mishandeld
door die [slachtoffer] meermalen
, althans eenmaal (met kracht
)tegen het hoofd en/of
het lichaam te stompen en/of te slaan
en door die [slachtoffer] (met kracht) bij dekeel/hals vast te pakken en/of te houdenen
/ofdoor het hoofd en/of het lichaam
van die [slachtoffer]
(met kracht en
/ofin een auto
)tegen
(de zijkant van
)een auto te
drukken
.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met betrekking tot parketnummer 05/022111-20:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, terwijl het feit betrekking heeft op een vuurwapen van categorie III
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
Met betrekking tot parketnummer 05/173792-20:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 182 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de duur van een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 20 januari 2021;
  • het reclasseringsadvies van IrisZorg, gedateerd 26 januari 2020 (de rechtbank begrijpt: 2021);
  • het rapport ‘advies aan opdrachtgever’ van IrisZorg, gedateerd 23 oktober 2020.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel. In de woning en op straat maakten verdachte en zijn partner ruzie met elkaar, waarbij tegen elkaar werd geschreeuwd. In de auto ging de discussie verder en heeft de mishandeling plaatsgevonden. Buren kwamen af op het geschreeuw en het gegil van de partner en hebben ze uit elkaar gehaald. Met zijn handelen heeft verdachte grote inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid en op de lichamelijke integriteit van zijn partner. De rechtbank rekent verdachte dit zeer aan. De rechtbank vindt het daarnaast kwalijk dat andere mensen, in dit geval de buurtbewoners, getuigen zijn geweest van de mishandeling.
Verder heeft verdachte zich, op een ander moment, schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van amfetamine, munitie en een vuurwapen. Midden in de nacht werd verdachte onder verdachte omstandigheden aangetroffen in een voertuig op de IJsselkade in Zutphen. De amfetamine werd in het voertuig aangetroffen. Het vuurwapen werd ontdekt tijdens de insluitingsfouillering van verdachte. Het betrof een gaspistool waarvan de sper was verwijderd en waarbij een loop was aangebracht om projectielen te verschieten. Dat verdachte zich op straat begaf met een geladen vuurwapen op zak, neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Dit dient streng te worden bestraft. De munitie werd aangetroffen in de woning van verdachte, onder het matras van een kinderbed. Dit had een gevaarlijke situatie kunnen opleveren. Dat de kinderen van verdachte op dat concrete moment niet in de woning verbleven, zoals door verdachte is aangevoerd, doet aan de ernst van het feit niets af.
Met betrekking tot het strafblad van verdachte overweegt de rechtbank dat verdachte al eerder is veroordeeld wegens mishandeling van zijn levenspartner en ook wegens diverse Opiumwetdelicten. Ten aanzien van parketnummer 05/022111-20 houdt de rechtbank op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de uitspraak van de politierechter te Gelderland van 6 maart 2020.
In het reclasseringsadvies van 26 januari 2021 is beschreven dat verdachte de delicten bagatelliseert en geen verantwoordelijkheid neemt. Het risico op recidive en het risico op letselschade schat de reclassering in als hoog. Verdachte werkt onvoldoende mee aan behandeling, die noodzakelijk is om de kans op recidive te verminderen. Verdachte geeft aan dat hij zijn leven op orde heeft en dat behandeling of begeleiding geen meerwaarde heeft. Volgens de reclassering is middelengebruik een belangrijke criminogene factor. In de periode van de delicten gebruikte verdachte diverse soorten drugs. Verdachte ziet het middelengebruik niet meer als probleem en vindt behandeling niet nodig, waardoor de kans op herhaling groot blijft. Volgens de reclassering is de relatie met zijn partner ook een criminogene factor. De kans op recidive blijft in stand omdat verdachte deze incidenten afdoet als gewone ruzies. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank neemt het reclasseringsadvies over.
Het hoge recidiverisico in combinatie met de bagatelliserende houding van verdachte baart de rechtbank zorgen en is aanleiding tot het opleggen van een fors voorwaardelijk strafdeel. Alles afwegende, en mede gelet op de oriëntatiepunten van de rechtspraak en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie in dit geval passend en geboden.

8.De beoordeling van het beslag

De hieronder vermelde voorwerpen zijn in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
- een bijl;
- een vuurwapen met 3 stuks munitie;
- 480 stuks munitie, kaliber .22, [merk 1] ;
- 42 stuks munitie, kaliber .32, [merk 2] ;
- 1 stuk munitie, groot kaliber (goednummer [nummer] );
- colli fust.
Het voornoemde vuurwapen, alle munitie en de colli fust, met betrekking tot welke de ten aanzien van parketnummer 05/022111-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu het onder 1 en 2 bewezenverklaarde met behulp van deze voorwerpen is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ten aanzien van de onder verdachte in beslag genomen bijl, overweegt de rechtbank dat nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, de teruggave van de bijl zal worden gelast aan de rechthebbende.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
182 (honderd tweeëntachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- vuurwapen met 3 stuks munitie;
- 480 stuks munitie, kaliber .22, [merk 1] ,
- 42 stuks munitie, kaliber .33, [merk 2] ;
- 1 stuks munitie, groot kaliber;
- colli fust;
 gelast de
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, te weten een bijl.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Blankenspoor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2021.
Mr. Y.H.M. Marijs en mr. L.M. Vogel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020040796, gesloten op 20 juni 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020308222, gesloten op 5 juli 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2021.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29, en verklaring van getuige [slachtoffer] zoals afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2021.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 17-18.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 22.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 24-25.