Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[gedaagde partij 1] ,
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE GEBOUWDE ONROERENDE ZAAK
1.De procedure
- de dagvaarding, uitgebracht op 30 november 2021,
- de mondelinge behandeling op 8 december 2021,
- het tijdens de behandeling tegen de niet verschenen gedaagde verleende verstek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
…dit houdt in dat wij (toekomstige) uitbreidingn van de fabriek niet in de weg staan…”en “
…wij staan met onze “kraakstatus” uw bedrijfsvoering niet in de weg…”.Weliswaar heeft [gedaagde partijen] aangevoerd dat de auteur van deze brief thans niet meer in de woning verblijft, toch houdt het geen pas dat [gedaagde partijen] met haar weigering om te vertrekken thans de uitbreidingsplannen van FBE belemmert. Ter mondelinge behandeling heeft [gedaagde partijen] immers bevestigd dat hij “een afspraak met de fabriek” heeft gemaakt “dat we eruit zouden gaan als het pand nodig zou zijn.” Aan die toezegging zal [gedaagde partijen] zich moeten houden en het is niet aanvaardbaar dat [gedaagde partijen] zich thans op een bestemmingsplanwijziging beroept teneinde FBE het gebruik en genot van de woning te onthouden. Daarbij wordt ook meegewogen dat [gedaagde partijen] onlangs heeft geweigerd dat FBE de woning met het oog op de uitbreidingsplannen laat opnemen door een architect. Tot slot is van belang dat Vitens de watervoorziening onlangs heeft afgesloten, terwijl [gedaagde partijen] regelmatig houtvuur stookt rondom de woning. Het daarmee gepaard gaande brandgevaar hoeft FBE als eigenaar niet te dulden.
1.016,00