ECLI:NL:RBGEL:2021:705

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
8307403
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeerde partij gedagvaard in zorgverzekeringsrechtelijke geschil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en Menzis Zorgverzekeraar N.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.F. Wolbers, vorderde onder andere de verklaring dat de door hem betaalde premie voor de aanvullende tandartsverzekering onverschuldigd was betaald, omdat hij volgens de Wet langdurige zorg (Wlz) geen premie verschuldigd was. De eiser stelde dat hij ten onrechte was gedagvaard tegen Menzis Zorgverzekeraar, terwijl de verzekering bij Menzis N.V. was afgesloten. Menzis Zorgverzekeraar, vertegenwoordigd door mr. M.G. Pleiter, voerde verweer en betwistte dat zij de contractspartij was voor de tandartsverzekering. De kantonrechter oordeelde dat de eiser de verkeerde partij had gedagvaard, aangezien de aanvullende tandartsverzekering niet bij Menzis Zorgverzekeraar maar bij Menzis N.V. was afgesloten. De rechter benadrukte dat het aan de eiser was om zorgvuldig te handelen bij het uitbrengen van de dagvaarding en dat hij zich had moeten vergewissen van de identiteit van zijn wederpartij. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8307403 \ CV EXPL 20-1536
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. P.F. Wolbers
procederende krachtens toevoegingsnummer 2FZ3596
tegen
de naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Wageningen
gedaagde partij
gemachtigde mr. M.G. Pleiter
Partijen worden hierna [eiser] en Menzis Zorgverzekeraar genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 januari 2020 met de producties 1 t/m 5
- de conclusie van antwoord met de producties 1 t/m 7
- de conclusie van repliek tevens houdende akte aanvulling/vermeerdering van eis met de producties 6 en 7
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert – na een aanvulling van eis – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat de door [eiser] betaalde premie voor de aanvullende tandartsverzekering genaamd “Garant Tandverzorgd 500 verzekering” vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2019 zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd is betaald;
2. voor recht verklaart dat Menzis Zorgverzekeraar haar informatieplicht c.q. haar zorgplicht heeft geschonden en/of niet is nagekomen door niet te waarschuwen voor de mogelijkheid dat Wet langdurige zorg (Wlz)-cliënten in het algemeen en [eiser] in het bijzonder mogelijk dubbel verzekerd zouden kunnen zijn en dat op basis daarvan de door [eiser] betaalde premie voor de aanvullende tandartsverzekering zonder rechtsgrond en aldus onverschuldigd is betaald;
3. primair
Menzis Zorgverzekeraar veroordeelt aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.170,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over de betaalde premiebedragen met ingang van de dag waarop de premiebedragen zijn betaald tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair
Menzis Zorgverzekeraar veroordeelt aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.170,54, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 783,84 vanaf 9 december 2018 tot aan de dag van algehele voldoening en over het bedrag van € 206,88 vanaf de dag waarop de premiebedragen zijn betaald tot aan de dag van algehele voldoening;
4. Menzis Zorgverzekeraar veroordeelt in de kosten van deze procedure, alsmede in de gebruikelijke nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.2.
[eiser] legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. Kwakveld is woonachtig in een zorginstelling. Volgens Kwakveld valt zijn verzorging (waaronder tandheelkundige zorg) sinds 1 januari 2015 onder de Wet langdurige zorg (Wlz), nu hij een indicatie ‘verblijf met behandeling’ heeft. [eiser] had voor de jaren 2015 t/m 2019 een aanvullende verzekering voor tandheelkundige zorg afgesloten bij gedaagde. Omdat de tandartskosten in die periode op grond van artikel 3.1 lid 1 aanhef en onder d sub 5 Wlz ten laste van de zorginstelling kwamen, was de aanvullende verzekering overbodig. Nu er geen risico is gelopen, is geen premie verschuldigd, zo bepaalt artikel 7:938 BW. De premie voor de aanvullende tandartsverzekering is dan ook onverschuldigd betaald. Daarnaast had Menzis Zorgverzekeraar de aanvullende verzekering niet mogen aanbieden aan [eiser], omdat zij had kunnen weten dat een Wlz-indicatie was afgegeven.
2.3.
Menzis Zorgverzekeraar voert verweer. Volgens Menzis Zorgverzekeraar is de aanvullende tandartsverzekering niet bij haar afgesloten, maar bij Menzis N.V. Daarnaast is artikel 7:938 BW niet van toepassing, omdat er wel een risico is gelopen. Volgens Menzis Zorgverzekeraar heeft een aanvullende verzekeraar geen kennis van een Wlz-indicatie en mag zij die ook niet hebben. Verder heeft een verzekerde een eigen verantwoordelijkheid bij het aangaan van een tandartsverzekering. Tot slot doet Menzis Zorgverzekeraar een beroep op verjaring.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het meest verstrekkende verweer van Menzis Zorgverzekeraar luidt dat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard: [eiser] heeft de tandartsverzekering waar het hier om gaat niet bij haar, maar bij Menzis N.V. afgesloten. Menzis Zorgverzekeraar betwist, kort gezegd, dat zij ten aanzien van de tandartsverzekering de contractspartij van [eiser] is geweest. Menzis Zorgverzekeraar heeft [eiser] geen tandartsverzekering aangeboden, zij is in dat verband dan ook niet tekortgeschoten in haar informatieplicht en er is Menzis Zorgverzekeraar ook geen premie voor de tandartsverzekering toegekomen die als onverschuldigd betaald zou kunnen worden teruggevorderd.
3.2.
De kantonrechter stelt voorop dat het aan [eiser] is om zorgvuldig te handelen bij het uitbrengen van de dagvaarding, omdat daaruit dient te blijken tegen wie de rechtsgevolgen die met die dagvaarding worden beoogd kunnen worden ingeroepen. Van de eisende partij ([eiser]) wordt verwacht dat hij zich van tevoren vergewist van de identiteit en hoedanigheid van zijn wederpartij. Dat [eiser] geen professionele partij is, doet daar niet aan af. Bovendien wordt [eiser] bijgestaan door een advocaat.
3.3.
De stelling dat Menzis Zorgverzekeraar zelf geen tandartsverzekeringen aanbiedt is door [eiser] niet weersproken. Niet weersproken is voorts dat op de polis van [eiser] van 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 steeds is vermeld dat deze is afgegeven door “Menzis zorgverzekeraar N.V. en/of Menzis N.V.”. Daarnaast is in artikel A18 van de algemene voorwaarden 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 (welke voorwaarden van toepassing zijn op onder meer de tandartsverzekering en onderdeel uitmaken van de Verzekeringsvoorwaarden ZorgVerzorgd Garant 2015, de Verzekeringsvoorwaarden Menzis Basis Garant 2016, de Verzekeringsvoorwaarden Menzis Basis 2017, respectievelijk 2018 en 2019) het volgende bepaald:
A18 Wie is Menzis?
Menzis is de risicodrager van uw verzekering. Met Menzis wordt bedoeld: Menzis Zorgverzekeraar N.V. als het om de Basisverzekering gaat en Menzis N.V. als het om de aanvullende verzekering of de tandartsverzekering gaat. De Coöperatie Menzis U.A. is enig aandeelhouder van Menzis Zorgverzekeraar N.V. en Menzis N.V. […]
3.4.
Hieruit volgt dat Menzis N.V. de contractspartij was van [eiser] ten aanzien van de tandartsverzekering. Dat de verschillende premiebedragen voor de basis- en tandartsverzekering, zoals [eiser] stelt, maandelijks steeds op één rekening van één rechtspersoon worden/werden voldaan, maakt dat niet anders. De stelling dat (niet Menzis N.V. maar) Menzis Zorgverzekering ten aanzien van de tandartsverzekering heeft te gelden als de contractspartij van [eiser] is verder niet onderbouwd. [eiser] heeft evenmin onderbouwd dat hij op grond van gedragingen of verklaringen aan de zijde van Menzis Zorgverzekeraar heeft afgeleid en mocht afleiden dat dit het geval was.
3.5.
Nu Menzis Zorgverzekeraar ten aanzien van de tandartsverzekeraar geen contractspartij was en [eiser], die zijn vorderingen kennelijk heeft gebaseerd op de veronderstelling dat dit wel het geval was, niet heeft onderbouwd waarom Menzis Zorgverzekeraar toch aansprakelijk is ten aanzien van gestelde tekortkomingen met betrekking tot de informatieverstrekking over de tandartsverzekering en evenmin waarom zij anderszins gehouden zou zijn tot (terug-)betaling van door [eiser] in verband met de tandartsverzekering aan Menzis N.V. betaalde premies, komen de vorderingen niet voor toewijzing in aanmerking. Het komt er op neer dat [eiser] met Menzis Zorgverzekeraar de verkeerde partij heeft gedagvaard. [eiser] had dit ook kunnen weten indien hij de algemene voorwaarden (in samenhang met de polissen) had geraadpleegd. Dat er redenen zouden zijn om Menzis Zorgverzekeraar hier met Menzis N.V. te vereenzelvigen is niet aangevoerd. De overige stellingen van [eiser] en de verdere verweren van Menzis Zorgverzekeraar behoeven dan ook geen bespreking. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] afwijzen.
3.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 124,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Menzis Zorgverzekeraar begroot op € 248,00 (2 punten x € 124,00) aan salaris voor de gemachtigde en € 124,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op