Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
DEFAM B.V.
1.[gedaagde partij 1]
[gedaagde partij 2]
1.Procesverloop
2.De beoordeling en beslissing
25 mei 2011 (hierna: WCK oud) en valt niet buiten het toepassingsbereik van de WCK oud. De kantonrechter moet daarom (zo nodig ambtshalve, dat wil zeggen ook zonder dat de gedaagde partijen daar een beroep op hebben gedaan) beoordelen of voldaan is aan dwingendrechtelijke bepalingen die gelden ten aanzien van een krediettransactie als bedoeld in artikel 1 WCK oud.
fl. 31.000,00). De overeengekomen kredietvergoeding bedraagt 0,662 % per maand (effectief kredietvergoedingspercentage 8,2% per jaar).
na in gebreke te zijn gesteld in verband met achterstalligheid in de betaling van tenminste twee maanden, nalatig blijft in de volledige nakomingen van zijn verplichtingen;”
één vervallen termijnbedragmoet betreffen. De formulering van artikel 7 is te ruim. Het opeisingsbeding is daarom nietig. De kredietovereenkomst loopt, onder dezelfde voorwaarden, nog steeds door. De vordering van de eisende partij wordt dan ook afgewezen. Een andere grondslag van de vordering is niet gesteld en/of gebleken.