In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisende partijen en gedaagde partijen over de eigendom van een strook grond. Eisende partijen vorderden de verplaatsing van een erfafscheiding die door gedaagde partijen was geplaatst, omdat deze volgens hen op hun perceel stond. De procedure volgde op een tussenvonnis van 11 augustus 2021 en een mondelinge behandeling op 26 oktober 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisende partijen op 2 december 2019 eigenaar zijn geworden van een perceel grond, maar dat de erfafscheiding van gedaagde partijen, die in het voorjaar van 2020 was vervangen, zich ongeveer een halve meter binnen de kadastrale grenzen van eisende partijen bevond.
Gedaagde partijen voerden aan dat zij de erfafscheiding op de kadastrale grens hadden geplaatst en dat zij door verjaring eigenaar waren geworden van de strook grond. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen, inclusief de bewijsstukken die door gedaagde partijen waren overgelegd, zoals foto’s en verklaringen van omwonenden. De rechtbank concludeerde dat gedaagde partijen door verjaring eigenaar waren geworden van de strook grond, omdat zij deze al tientallen jaren in bezit hadden en gebruikten. De vordering van eisende partijen werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde partijen.
De rechtbank benadrukte dat de eigendomsverkrijging door verjaring kan plaatsvinden op basis van zowel verkrijgende als bevrijdende verjaring, afhankelijk van de omstandigheden van het bezit. In dit geval was er voldoende bewijs dat gedaagde partijen de strook grond onafgebroken en ondubbelzinnig in bezit hadden, wat leidde tot de conclusie dat de verjaring was voltooid. De uitspraak bevestigt de juridische principes rondom eigendom en verjaring in het civiele recht.