ECLI:NL:RBGEL:2021:763

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
05-171431-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak met diefstal van kostbare kunstwerken

Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige man uit Nijmegen, die werd beschuldigd van woninginbraak en diefstal van kostbare kunstwerken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en tot het verrichten van een taakstraf van 180 uren. De zaak kwam aan het licht na een inbraak op 25 mei 2020 in Apeldoorn, waarbij onder andere werken van Rembrandt van Rijn en andere bekende kunstenaars werden gestolen. De verdachte had een actieve rol gespeeld in de inbraak, hoewel hij niet zelf in de woning was geweest. Hij had wel de toegang verschaft en was betrokken bij de uitvoering van het plan. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van medeplegen van de inbraak, en dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het delict. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor een vermogensdelict was veroordeeld. De rechtbank vond de gepleegde inbraak ernstig, gezien de waarde en onvervangbaarheid van de gestolen kunstwerken, maar besloot tot een relatief milde straf, mede omdat de verdachte had bijgedragen aan de terugkeer van de kunstwerken naar de eigenaar.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05-171431-20
Datum uitspraak : 21 januari 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. H.J.M. Nijenhuis, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen van 15 oktober 2020 en 7 januari 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 mei 2020 te Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
een hoeveelheid schilderijen en etsen,
(te weten
- Rembrandt van Rijn (6x ets) Titels; 'Petrus en Johannes bij de poort van de tempel'/ 'Rembrandt met hoed en sjaal met donker gezicht' / 'De engel verschijnt aan de herders' /
'De triomf van Mordechai' / 'De kwakzalver'/ 'Het uilenspiegeltje'
- Jacob Maris (1x schilderij) Titel; 'Meisje met de bloemenmand, dromend bij hek'
- Hendrik Willem Mesdag (1x schilderij) Titel; 'Zeegezicht'
- Jan Toorop (1x ets) Titel; 'Nettenboetsters'
- Johan Barthold Jongkind (1x schilderij) Titel; 'Een huisje in een berglandschap'
- Anton Gerhard Alexander Ridder van Rapperd (2x schilderij) Titels; 'Een jonge werkman aan het weefgetouw' / 'Een werkjongen aan het weefgetouw'
- Rembrandt van Rijn (6x ets) Titels; 'Petrus en Johannes bij de poort van de tempel'/ 'Rembrandt met hoed en sjaal met donker gezicht' / 'De engel verschijnt aan de herders' /
'De triomf van Mordechai' / 'De kwakzalver'/ 'Het uilenspiegeltje'
- Jacob Maris (1x schilderij) Titel; 'Meisje met de bloemenmand, dromend bij hek'
- Hendrik Willem Mesdag (1x schilderij) Titel; 'Zeegezicht'
- Jan Toorop (1x ets) Titel; 'Nettenboetsters'
- Johan Barthold Jongkind (1x schilderij) Titel; 'Een huisje in een berglandschap'
- Anton Gerhard Alexander Ridder van Rapperd (2x schilderij) Titels; 'Een jonge werkman aan het weefgetouw' / 'Een werkjongen aan het weefgetouw'),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] ,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen schilderijen en etsen voornoemd onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de woninginbraak waarbij elf kunstwerken zijn weggenomen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden, nu het aandeel van verdachte in het geheel ten hoogste kan worden aangemerkt als medeplichtigheid, maar medeplichtigheid niet ten laste is gelegd.
Ten aanzien van de ets van Jan Toorop “De Nettenboetsters”, welke onterecht in de tenlastelegging is opgenomen, verzoekt de raadsman verdachte in elk geval partieel vrij te spreken.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [benadeelde] heeft in zijn aangifte verklaard dat op maandag 25 mei 2020 tussen 00:00 uur en 6:30 uur uit zijn woning een aantal kunstwerken is weggenomen. In de eetkamer van de woning is een schuifraam opengebroken door een ruitje in de slaan. De daders zijn via dit raam naar binnen geklommen. [2]
De volgende kunstwerken zijn weggenomen uit de woning van [benadeelde] :
- Rembrandt van Rijn (6x ets), titels: 'Petrus en Johannes bij de poort van de tempel'/ 'Rembrandt met hoed en sjaal met donker gezicht' / 'De engel verschijnt aan de herders' /
'De triomf van Mordechai' / 'De kwakzalver'/ 'Het uilenspiegeltje';
- Jacob Maris (1x schilderij), titel; 'Meisje met de bloemenmand, dromend bij hek';
- Hendrik Willem Mesdag (1x schilderij),titel: 'Zeegezicht';- Anton Gerhard Alexander Ridder van Rapperd (2x schilderij), titels: 'Een jonge werkman aan het weefgetouw' / 'Een werkjongen aan het weefgetouw'. [3]
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij een half jaar vóór de inbraak is benaderd en op de hoogte is gebracht van het plan om bij aangever in te breken en (in ieder geval) de 6 werken van Rembrandt te stelen. Die bewuste nacht zijn ze in twee verschillende auto’s met vier personen naar de woning van [benadeelde] gereden. Verdachte is over het hek geklommen en heeft een ruitje ingetikt en heeft met een schroevendraaier het raam geopend. Daarna zijn anderen de woning in gegaan en hebben de kunstwerken uit de woning gehaald. Verdachte heeft in de auto gewacht. De kunstwerken zijn in de auto gelegd waarin verdachte zat en verdachte heeft de kunstwerken een aantal dagen onder zich gehouden en heeft foto’s van de kunstwerken gemaakt. Hij zou een bepaald percentage van de opbrengst voor zijn aandeel krijgen. [4]
Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte een significante bijdrage bij de inbraak heeft gehad en dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de andere daders.
Verdachte is weliswaar niet zelf in de woning geweest en heeft de werken niet zelf bij aangever van de muur genomen, hij was op de hoogte van het plan, was bij de uitvoering aanwezig en heeft daaraan deelgenomen door de braakhandelingen te verrichten en heeft na afloop de gestolen werken meegenomen en gedurende enige dagen in bewaring gehad.
De rechtbank acht daarmee het tenlastegelegde medeplegen van de inbraak wettig en overtuigend bewezen.
Aangever heeft in zijn aangifte ook de werken Jan Toorop (1x ets), Titel: '
Nettenboetsters'en Johan Barthold Jongkind (1x schilderij) Titel:
'Een huisje in een berglandschap' als gestolen opgegeven. Later heeft hij aangegeven zich te hebben vergist en heeft hij verklaard dat die werken niet waren gestolen (dossierpagina’s p. C100 en C382). In zoverre zal verdachte van het hem tenlastegelegde worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 mei 2020 te Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
een hoeveelheid schilderijen en etsen,
te weten
- Rembrandt van Rijn (6x ets) Titels; 'Petrus en Johannes bij de poort van de tempel'/ 'Rembrandt met hoed en sjaal met donker gezicht' / 'De engel verschijnt aan de herders' /
'De triomf van Mordechai' / 'De kwakzalver'/ 'Het uilenspiegeltje'
- Jacob Maris (1x schilderij) Titel; 'Meisje met de bloemenmand, dromend bij hek'
- Hendrik Willem Mesdag (1x schilderij) Titel; 'Zeegezicht'
- Jan Toorop (1x ets) Titel; 'Nettenboetsters'
- Johan Barthold Jongkind (1x schilderij) Titel; 'Een huisje in een berglandschap'
- Anton Gerhard Alexander Ridder van Rapperd (2x schilderij) Titels; 'Een jonge werkman aan het weefgetouw' / 'Een werkjongen aan het weefgetouw'
in elk geval enig goed, die geheel
of ten deleaan een ander dan aan verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)toebehoorden, te weten aan [benadeelde] ,
terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of die weg te nemen schilderijen en etsen voornoemd onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
“Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming”

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11,5 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de professionaliteit van de geplande inbraak, de grote waarde van de gestolen kunstwerken, het feit dat verdachte nog in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep en tijdens het onderzoek geen openheid van zaken heeft gegeven. De officier van justitie heeft bij het bepalen van de straf ook rekening gehouden met het feit dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat de bijzondere kunstwerken terug zijn gekomen bij [benadeelde] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht volstaat, eventueel met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een (maximale) taakstraf. Nergens blijkt wat de exacte waarde van de gestolen kunstwerken is. Daarnaast verzoekt de raadsman rekening te houden met de positieve invloed die verdachte heeft op de bij hem inwonende 17-jarige zoon. Wanneer verdachte tot een langdurige gevangenisstraf veroordeeld zal worden, zal hij bovendien zijn woning verliezen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een professioneel geplande woninginbraak waarbij zeer kostbare, unieke en onvervangbare kunstwerken van onder andere Rembrandt van Rijn zijn buit gemaakt. Dit is een zeer ernstig feit.
Ten aanzien van de persoon van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte in het recente verleden niet veroordeeld is voor een vermogensdelict. De rechtbank houdt er aan de andere kant rekening mee dat verdachte dit feit heeft gepleegd terwijl hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw bezig te houden met het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin staat voor een woninginbraak als uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden genoemd. De rechtbank heeft dit ook als uitgangspunt genomen en vindt een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf hier passend.
De rechtbank houdt rekening met de hiervoor genoemde strafvermeerderende factoren: het medeplegen, de waarde en onvervangbaarheid van de buitgemaakte kunstwerken en het feit dat verdachte in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep. In strafverminderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat de kunstwerken uiteindelijk teruggegeven zijn.
De rechtbank zal verdachte daarom een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opleggen en een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De reeds geschorste voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht
2 uur per dagin mindering wordt gebracht;
 heft op de geschorste voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.W.H. van Brandenburg (voorzitter),
mr. D.S.M. Bak en mr. T. Bertens, rechters,
in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
21 januari 2021.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2020234891 (onderzoek Alblas) en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van aangever [benadeelde] , p. C3-C4.
3.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] .
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 januari 2021