ECLI:NL:RBGEL:2022:1117

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
C/05/386676 / HA ZA 21-187
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschil over dekking voor gewasschade na leidingbreuk in kas

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap, eiseres, en Achmea Schadeverzekeringen N.V., gedaagde. De zaak betreft een verzekeringsclaim voor gewasschade die is ontstaan na een leidingbreuk in een kas. Eiseres had een agrarische schadeverzekering afgesloten bij Achmea, maar de verzekeraar weigerde dekking te bieden voor de schade die was ontstaan door een incident op 26 mei 2018. Eiseres stelde dat de schade was veroorzaakt door extreme hitte in de kas, terwijl Achmea betwistte dat er sprake was van een verzekerde gebeurtenis. De rechtbank oordeelde dat de leidingbreuk niet het gevolg was van een van buiten komend gevaar, zoals vereist in de polisvoorwaarden. De rechtbank vernietigde het eerdere verstekvonnis en wees de vorderingen van eiseres af, waarbij werd geconcludeerd dat de schade niet onder de dekking van de verzekering viel. Eiseres werd veroordeeld in de kosten van de procedure, met uitzondering van de kosten die voortvloeiden uit het niet verschijnen van Achmea in de eerste instantie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/386676 / HA ZA 21-187
Vonnis in verzet van 9 maart 2022
in de zaak van
de maatschap
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats] ,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. L. Hilhorst te Arnhem,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., tevens handelend onder de naam
Avéro Achmea,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. E.H. Verweij te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 15 december 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] ‘exploiteert’ [de besloten vennootschap] , die zich bezighoudt met kweek en verkoop van perkplanten en daarbij gebruik maakt van een kas aan [adres] (verder: de kas). In september 2017 is de in de kas een nieuw bewateringssysteem aangelegd.
2.2.
[eiseres] / [de besloten vennootschap] heeft onder meer voor de kas bij Achmea een agrarische schadeverzekering afgesloten, de Toplandpolis (verder: de verzekering).
2.3.
Volgens de in mei 2018 van toepassing zijnde polisvoorwaarden biedt de verzekering onder meer de volgende dekking (paragraaf 5):
Omvang van de verzekering
De verzekering dekt schade aan gewassen in bedrijfsgebouwen en koelcellen die volgens het verzekeringsbewijs verzekerd zijn op deze voorwaarden als de schade is ontstaan door:[…]
[…]
het plotseling en onvoorzien vrijkomen van vloeistoffen uit de voedingsunit, het watergeefsysteem, de waterafvoersystemen, andere apparatuur of de op de genoemde zaken aangesloten bovengrondse leidingen. De vloeistoffen moeten rechtstreeks en onmiddellijk zijn vrijgekomen na het scheuren, breken of losraken van de genoemde apparatuur en/of leidingen als gevolg van een van buitend komend gevaar […].
2.4.
Op 18 juni 2018 heeft [eiseres] bij haar tussenpersoon [tussenpersoon] Assurantiën melding gedaan van een incident dat zich zou hebben voorgedaan op 26 mei 2018 (verder: het incident): tijdens het bewateren van perkplanten door middel van een bovenwaterleiding in de kas is de leiding gescheurd. Hierdoor is gedurende tien tot veertien uur water de kas ingestroomd en een teeltoppervlakte van ruim 20.000 vierkante meter onder water komen te staan. Hierdoor is bij (ongeveer) 60.000 perkplanten de schimmelziekte botritys ontstaan, die zich bij 57.600 planten pas heeft geopenbaard nadat deze waren geleverd aan afnemer [afnemer] . Alle 60.000 planten zijn vernietigd, aldus de melding.
2.5.
[tussenpersoon] heeft de schademelding op 20 juni 2018 gemeld aan de gevolmachtigde van de verzekering, die Achmea daarover op 25 juni 2018 heeft bericht.
2.6.
De schadebehandelaar van Achmea, [schadebehandelaar] heeft daarop, op 26 juni 2018, contact opgenomen met [eiseres] . Een door Achmea ingeschakelde taxateur, [taxateur ] heeft de schade aan de planten vastgesteld op € 34.080,00. Op het moment van bezoek van [taxateur ] aan de kas op 10 juli 2018 was het gescheurde leidingdeel al afgevoerd en was onderzoek daarvan niet meer mogelijk.
2.7.
[schadebehandelaar] heeft [eiseres] in een e-mailbericht van 18 september 2018 bericht (dat Achmea van oordeel is) dat de geclaimde schade niet verzekerd is.
2.8.
[eiseres] heeft [schadebehandelaar] als reactie daarop in een e-mailbericht van 21 september 2018 het volgende bericht:
De schade is veroorzaakt door de extreme hitte in de kas, om 18.00 uur was het 48 graden gemeten vanaf 1 meter van de grond. Het waterleidingsysteem is gemonteerd op een hoogte van 2.80 meter, de temperatuur daar was hoger dan de 48 graden. Om 14.30 uur was de temperatuur in de kas 50 graden gemeten vanaf 1 meter van de grond.
Door de hitte is de leiding gescheurd/geknapt waardoor er water is uitgestroomd en het gewas beschadigd.
Uw opmerking dat er sprake is geweest van slijtage/ouderdom van het leidingsysteem is totaal niet onderbouwd, verzekerde heeft in 2017 het leidingsysteem vervangen, dan wel vernieuwd.
Het knappen/scheuren door de hitte is een van buitenkomend onheil, wij verzoeken u dan ook deze claim verder in behandeling te nemen.
2.9.
[schadebehandelaar] heeft daarop in een mailbericht van 8 oktober 2018 namens Achmea de volgende reactie gegeven.
Wij handhaven ons standpunt
Instraling van de zon en hogere temperaturen zijn standaardomstandigheden waaraan leidingwerk in de glastuinbouw wordt blootgesteld.
Het leidingwerk hoort hiertegen bestand te zijn. Als de schade dan ontstaan is door hitte moet deze het gevolg zijn van een eigen gebrek van de leiding en is deze niet te wijten aan een van buiten komend onheil.
2.10.
Achmea is niet tot uitkering overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht verklaart dat Achmea op grond van de tussen partijen gesloten verzekeringsovereenkomst verplicht is dekking te verlenen aan [eiseres] voor het schadeveroorzakende evenement dat op 26 mei 2018 bij [eiseres] heeft plaatsgevonden (het incident), met veroordeling van Achmea tot betaling van € 1.907,51 aan buitengerechtelijke kosten en veroordeling van Achmea in de proceskosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van [eiseres] integraal toegewezen en is Achmea veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.320,46.
3.3.
Achmea vordert in het verzet dat het verstekvonnis wordt vernietigd en dat de vorderingen van [eiseres] alsnog worden afgewezen. Achmea betwist dat [eiseres] recht heeft op een verzekeringsuitkering voor schade als gevolg van het incident. Achmea betwist primair dat sprake is van een door verzekering gedekte gebeurtenis en stelt subsidiair dat de dekking op grond van de verzekering is uitgesloten omdat [eiseres] de schade te laat heeft gemeld, daarmee zijn verplichting op grond van de verzekeringsvoorwaarden niet is nagekomen en Achmea daardoor in een redelijk belang heeft geschaad.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzet is tijdig ingesteld.

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Achmea in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
De verhouding tussen [eiseres] en [de besloten vennootschap] .
4.2.
In de door [eiseres] overgelegde polis van de verzekering van 6 juni 2018 staat dat [eiseres] de verzekeringsnemer is. In de door Achmea overgelegde polis van 8 december 2017 staat dat [de besloten vennootschap] de verzekeringsnemer is. Wat de precieze verhouding is tussen [eiseres] en [de besloten vennootschap] blijkt niet duidelijk uit de processtukken. Geen geschilpunt is echter dat Achmea verplicht is [eiseres] dekking te verlenen als sprake is van een vergoedingsplicht van de schade op grond van de verzekering. De rechtbank gaat daar verder van uit.
Is sprake van een verzekerde gebeurtenis?
4.3.
De verzekering dekt op grond van het bepaalde paragraaf 5 van de verzekeringsvoorwaarden (zoals aangehaald in 2.3) schade aan gewassen, als die is ontstaan door het plotseling en onvoorzien vrijkomen van vloeistoffen uit het watergeefsysteem of daarop aangesloten bovengrondse leidingen, indien de vloeistoffen rechtstreeks en onmiddellijk zijn vrijgekomen na het scheuren, breken of losraken van de het watergeefsysteem en/of leidingen als gevolg van een van buitend komend gevaar. Achmea betwist de stelling van [eiseres] dat de gewasschade als gevolg van het incident onder die dekking valt. Daarbij is het eerste twistpunt welke uitleg moet worden gegeven aan de voorwaarde dat het scheuren van de bovenwaterleiding het gevolg moet zijn van een “van buitend komend gevaar”.
Wat is de betekenis van de woorden “als gevolg van buitenkomend gevaar”?
4.4.
Hoe die voorwaarde moet worden uitgelegd dient te worden beoordeeld op basis van de Haviltex-maatstaf: het komt in beginsel aan op de zin en betekenis die partijen daar redelijkerwijs aan mochten toekennen en op wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Nu het gaat om eenzijdig door Achmea opgestelde voorwaarden, waarover niet is onderhandeld, spelen daarbij vooral objectieve factoren een rol, zoals de bewoordingen, gezien in licht van de verzekeringsvoorwaarden in het geheel en de eventueel daarbij behorende toelichting [1] . De rechtbank stelt vast dat een toelichting op paragraaf 5 van de voorwaarden ontbreekt en dat in de polis niet nader is omschreven wat bedoeld is met ‘als gevolg van buitenkomend gevaar’.
4.5.
Beide partijen zijn het er over eens dat aan de zinsnede in de verzekeringspolis “als gevolg van een
van buitenkomend gevaar” in ieder geval die betekenis moet worden gegeven dat daarvan géén sprake is als het scheuren van de leidingen (verder: de leidingbreuk) het gevolg is van een eigen gebrek van de leidingen. [eiseres] stelt dat daarbij aansluiting moet worden gezocht bij de term eigen gebrek in de zin van artikel 7:951 BW (dat niet rechtstreeks van toepassing is, nu het niet gaat om een eventueel gebrek in de verzekerde zaak zelf, de gewassen) en de daarvan in de parlementaire geschiedenis gegeven uitleg te weten “een slechte eigenschap die de zaak niet behoorde te hebben” [2] . Tegen die uitleg is door Achmea niets in gebracht. Beide partijen achten voor de uitleg van de bepaling ook het gebruik van het woord “
gevaar” van belang en wijzen in dat verband beiden op de taalkundige betekenis “de kans op iets ergs”. Partijen merken kennelijk niet iedere invloed van buiten aan als een “gevaar”. De zinsnede “als gevolg van een van buiten komend
gevaar” ziet niet op externe oorzaken die normaal geen risico op iets ergs vormen.
4.6.
De rechtbank concludeert dat aan de bepaling die betekenis moet worden toegekend – en dat partijen dat redelijkerwijs dat zo moesten begrijpen – dat geen dekking bestaat voor een leidingbreuk door een inwerking van buitenaf waartegen normale, niet-gebrekkige, leidingen redelijkerwijs bestand zouden moeten zijn. Er is in beginsel (behoudens bijvoorbeeld in de verzekeringsvoorwaarden genoemde uitsluitingen) wél dekking als het gaat om een inwerking van buitenaf, waarvan niet zonder meer verwacht mag worden dat de leiding die zou kunnen doorstaan.
4.7.
Voor zover uit de uitlatingen van Achmea tijdens de mondelinge behandeling moet worden afgeleid dat zij stelt dat voor dekking nog andere eisen gelden, zoals dat het moet gaan om “mechanische inwerking” of dat de oorzaak “plotseling en onvoorzien” moet zijn is de rechtbank van oordeel dat dit niet volgt uit de bewoordingen of anderszins uit (het geheel van) de voorwaarden terwijl ook verder niet onderbouwd is waarom die betekenis moet worden toegekend. Ook verder zijn geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een andere uitleg kunnen leiden.
Is sprake van een scheuring als gevolg van een van buitenkomend gevaar?
4.8.
[eiseres] stelt en Achmea betwist dat sprake is van een leidingbreuk als gevolg van een van buitenkomend gevaar in de in 4.6 gegeven betekenis. De stelplicht en zo nodig de bewijslast op dit punt liggen op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv bij [eiseres] , die daaraan immers het gevolg koppelt dat de gewasschade krachtens de verzekering gedekt is en dat Achmea die dient te vergoeden.
4.9.
[eiseres] stelt dat het van buitenkomend gevaar er uit bestond dat de buitentemperatuur op de dag van het incident “tropisch” was, te weten 29,1o C, dat daardoor de meettemperatuur in de kas op een meter hoogte rond 17:45 uur was opgelopen tot 48o C en de temperatuur bovenin de kas, waar de leidingen lagen, nog hoger moest zijn. Door de zonnestraling was de temperatuur van de leidingwand nog verder opgelopen, tot wel 84o C. Er was die dag verder sprake van een hoge zonkracht en veel uv-straling. Deze omstandigheden hebben veroorzaakt – in combinatie met de drukgolf bij het aanzetten van de beregeningsinstallatie en de snelle afkoeling door het toen aangevoerde koude water – dat de leiding is gescheurd.
4.10.
Geen punt van geschil is dat de schade niet eerder dan 23 dagen na het incident bij de verzekeringstussenpersoon is gemeld en dat het gescheurde leidingdeel is afgevoerd vóórdat het door Achmea of door [eiseres] en de door hen ingeschakelde experts is onderzocht. Uit (verricht onderzoek naar) de leiding zelf kan dus niet worden afgeleid wat de oorzaak was van de leidingbreuk en of die het gevolg was van het door [eiseres] gestelde van buitenkomende gevaar. De rechtbank overweegt verder dat geen geschilpunt is dat de op die dag gemeten buitentemperatuur voor de tijd van het jaar (eind mei) hoog is, maar dat deze verder niet bijzonder is: een temperatuur van 29,1o C of hoger wordt (doorgaans) meermalen per jaar bereikt. Van een watergeefsysteem dat is aangelegd in een kas mag dan ook zonder meer verwacht worden dat het bestand is tegen deze buitentemperatuur en de daarmee gepaard gaande – nog aanzienlijk hogere – binnentemperaturen, boven en onder in de kas, wat er ook zij van de door [eiseres] gemaakte en Achmea betwiste temperatuurberekeningen. Dit geldt ook als die hoge temperatuur bereikt wordt op een zonnige dag, waardoor de zonnestraling de leidingen extra zal verwarmen. Het gaat hier om omstandigheden die in een kas zo voorzienbaar zijn, dat een voor gebruik in een kas aangelegd watergeefsysteem in het algemeen als gebrekkig kan worden aangemerkt als het daartegen niet bestand is. Uit de verklaring van [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling, over hoe vaak de op die dag volgens haar gemeten (uv-)straling zou voorkomen, te weten maximaal 10 tot 12 keer per jaar, volgt ook niet dat dit een bijzondere omstandigheid is waartegen de leidingen niet bestand zouden hoeven te zijn, al dan niet in combinatie met de temperatuur. Dit is ook verder niet onderbouwd. Verder staat vast dat het watergeefsysteem het voorafgaande najaar, na de warme periode, was aangelegd en dat, zoals [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend, de leiding het volgende seizoen al bij de eerste warme dag is gescheurd.
4.11.
In de hiervoor genoemde omstandigheden ligt het zo voor de hand dat het scheuren van de leiding het gevolg is van een gebrek in de leiding, dat van [eiseres] verwacht mocht worden dat zij haar stelling dat (daarvan geen sprake is maar dat) de oorzaak van de leidingbreuk ligt in een van buitenkomend gevaar in de in rov. 4.6 bedoelde zin, afdoende had onderbouwd. Dat heeft zij niet gedaan. De door [eiseres] overgelegde rapporten - die erop neerkomen dat de hitte en/of straling (mede) oorzaak zijn van de leidingbreuk – zijn daarvoor onvoldoende. Wat er van die door Achmea weersproken rapporten verder ook zij, daaruit volgt niet dat die hitte en straling zo bijzonder waren dat een waterleiding in een kas daartegen niet bestand zou hoeven te zijn. De conclusie is dat onvoldoende is onderbouwd dat de leidingbreuk het gevolg is van een gevaar van buitenaf.
Geen verzekerde gebeurtenis dus geen betalingsverplichting
4.12.
Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat het incident valt onder de dekking van paragraaf 5 van de verzekeringsvoorwaarden. Nu voor de vordering van [eiseres] geen andere grond is gegeven leidt dit tot de conclusie dat het verstekvonnis moet worden vernietigd en de vordering moet worden afgewezen. De andere verweren van Achmea tegen de vordering kunnen verder onbesproken blijven.
4.13.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de verstek- en verzetprocedure worden verwezen. De kosten van het betekenen van het verstekvonnis en van het uitbrengen van de verzetdagvaarding zullen echter op grond van het bepaalde in art. 141 Rv voor rekening van Achmea komen, omdat deze kosten een gevolg zijn van het feit dat Achmea in eerste instantie niet is verschenen. De door [eiseres] te vergoeden kosten aan de zijde van Achmea worden begroot:
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.304,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 3 maart 2021 onder zaaknummer / rolnummer 382907 / HA ZA 21/63 gewezen verstekvonnis,
en opnieuw beslissend
5.2.
wijst de vorderingen af,
5.3.
veroordeelt Achmea in de kosten die zijn veroorzaakt door het aanvankelijk niet verschijnen, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 87,39 voor de kosten van de betekening van het verstekvonnis,
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de overige kosten van de verstekprocedure, aan de zijde van Achmea tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de overige kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 4.304,00,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022.

Voetnoten

1.vgl.: HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, NJ 2008/284 (Chubb/Dagenstaed)
2.NvW I, Kamerstukken II 1999/2000, 19 529, nr. 5, p. 30-31.