1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 22 juli 2021 in de gemeente Nijmegen, in een supermarkt genaamd [naam] , gevestigd aan de [adres 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade inhoudende een onbekend geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de supermarkt [naam] , in elk geval aan die [naam] en/of een derde toebehoorde(n) door
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
gekleed in ondermeer een hoodie en/of met een doek voor de mond, in ieder geval gezichtsbedekkende kleding, naar die supermarkt te gaan en/of
- dat vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten en/of gericht te houden op die [slachtoffer 1] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] dreigend en/of dwingend te zeggen: "kassa, lade, open, niet bellen, kassa,
kassa.", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dat vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2]
en/of tegen die [slachtoffer 2] dreigend te zeggen: "I shoot you mother fucker.", in ieder geval
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
N.N. op of omstreeks 22 juli 2021 in de gemeente Nijmegen, in een supermarkt genaamd [naam] , gevestigd aan de [adres 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een kassalade inhoudende
een onbekend geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de supermarkt
[naam] , in elk geval aan die [naam] en/of een derde toebehoorde(n), door
- voorzien van een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of gekleed in ondermeer een hoodie en/of met een doek voor de mond, in ieder geval
gezichtsbedekkende kleding, naar die supermarkt te gaan en/of
- dat vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten en/of gericht te houden op die [slachtoffer 1] en/of
- tegen die [slachtoffer 1] dreigend en/of dwingend te zeggen: "kassa, lade, open, niet bellen, kassa,
kassa.", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dat vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten op die [slachtoffer 2] en/of tegen die [slachtoffer 2] dreigend te zeggen: "I shoot you mother fucker.", in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 22 juli 2021 in de gemeente Nijmegen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- in de nabijheid van die supermarkt op de uitkijk te staan en/of
- die N.N. te helpen met vluchten en/of
- het verlenen van overige hand- en spandiensten;
2. hij op of omstreeks 11 juli 2021 in de gemeente Nijmegen, op de Industrieweg en/of Vlietstraat, in ieder geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van 200 Euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] , in elk geval aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n) door
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten en/of
gericht te houden op de borst en/of buik, in ieder geval op het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of
- tegen die [slachtoffer 3] dreigend en/of dwingend te zeggen dat hij het geld moest geven, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- met die [slachtoffer 3] kortstondig te vechten (waardoor verdachte en zijn mededader konden
3. hij op of omstreeks 9 juli 2021, in de gemeente Nijmegen, op de Willemsweg en/of St. Annastraat, in ieder geval op de openbare weg, omstreeks 04.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, een mobiele telefoon, merk [merk] met bijbehorend hoesje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in
elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij op of omstreeks 9 juli 2021, in de gemeente Nijmegen, op de Willemsweg, in ieder geval op de openbare weg, omstreeks 04.30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van 10 Euro en/of 100 Euro, in elk geval enig goed/geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] , in elk geval aan die [slachtoffer 4] en/of een derde toebehoorde(n), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- de mobiele telefoon met kracht uit de hand(en) van die [slachtoffer 4] te grissen en/of
- tegen die [slachtoffer 4] dreigend te zeggen: "ik wil geld hebben.', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te richten en/of
gericht te houden op de buik, in ieder geval op het lichaam van die [slachtoffer 4] en/of
- tegen die [slachtoffer 4] dreigend en/of dwingend te zeggen dat 10 Euro niet genoeg was en dat hij moest gaan pinnen, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 4] te dwingen naar een nabij gelegen tankstation te lopen, waarbij verdachte en zijn mededader in een auto achter die [slachtoffer 4] aanreden en/of die [slachtoffer 4] vervolgens te dwingen 100 Euro te pinnen door onder meer dreigend tegen die [slachtoffer 4] te zeggen: 'nu pinnen', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan al de (primair) tenlastegelegde feiten. Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie over het onder 1 primaire feit aangevoerd dat sprake is van medeplegen. Dit nu verdachte samen met de NN-man naar de [naam] is gegaan, daar de overval heeft waargenomen, samen met de NN-man weer is teruggegaan naar de woning waar zij voorafgaand aan de overval verbleven en verdachte daar de buit heeft verdeeld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1. Hij heeft gesteld dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking zodat het medeplegen niet bewezen kan worden. Evenmin kan bewezen worden dat verdachte op de hoogte was van het plan van de NN-persoon om de [naam] te overvallen. Hierdoor kan ook niet bewezen worden verklaard dat verdachte medeplichtig was bij de overval.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte heeft verklaard niet de verkoper van de telefoon te zijn geweest en dat hij niet op de hoogte was van het plan van de persoon die het feit heeft gepleegd. Verdachte had een ondergeschikte rol. Daarmee is geen sprake van medeplegen, hooguit is sprake van medeplichtigheid. Dat is echter niet tenlastegelegd. De raadsman heeft zich voor het overige ten aanzien van een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde feiten heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Verdachte heeft een niet onaannemelijk alternatief scenario gegeven. Van een afdreiging blijkt onvoldoende. Verdachte is wel meegegaan met het pinnen, maar aangever heeft vrijwillig gepind, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 22 juli 2021 in de [naam] aan de [adres 1] in Nijmegen aan het werk was. Rond 7:30 uur zag zij een man op haar af komen lopen die een pistool op haar richtte. De man had een sjaal voor zijn gezicht. De man zei op dringende toon: “kassa, lade, open.” Getuige is naar de zelfscankassa gegaan en de man volgde haar. Bij die kassa pakte getuige een telefoon, waarop de man op dringende toon zei: “niet bellen” en “kassa, kassa”. Hierop gaf getuige de kassalade aan de man, die nog altijd het pistool op haar gericht hield.
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij tijdens deze momenten in de [naam] aan het werk was. Hij zag op enig moment een man staan, onder andere met een zwarte hoodie op en doek voor de mond. Deze man richtte direct een vuurwapen op aangever toen aangever aan kwam lopen. De man zei: “I shoot you mother fucker”.
Op camerabeelden was volgens verbalisant [verbalisant] te zien dat de man (hierna: NN-man) samen met (naar later bleek) verdachte voorafgaand aan de overval vanaf de rotonde aan de Marialaan kwam aanlopen. NN-man had op deze momenten een wit petje op. Ze liepen samen richting de [naam] .Verdachte heeft bevestigd dat hij samen met NN-man vanaf het adres [adres 2] te Nijmegen naar de [naam] is gelopen.
Op de foto’s behorende bij het proces-verbaal beeldverslag, die tijdens het onderzoek op de terechtzitting aan de orde zijn gesteld, is te zien dat NN-man op het moment dat hij en verdachte samen op de rotonde aan komen lopen (op de heenweg) geen gezichtsbedekkende kleding aanheeft en dat NN-man op het moment dat hij de [naam] binnen liep, zwarte gezichtsbedekkende kleding aanhad en geen witte pet meer op had.
Een gegevensdrager met daarop onder meer beelden van beveiligingscamera’s van de [naam] maakt deel uit van het procesdossier. De beelden zijn tijdens het onderzoek op de terechtzitting aan de orde gesteld, de verdediging en het Openbaar Ministerie hebben kennis kunnen nemen van die beelden en ter terechtzitting is door de daar aanwezige verdachte, zijn raadsman of de officier van justitie geen bezwaar gemaakt tegen het niet vertonen van de beelden ter terechtzitting. De rechtbank heeft de beelden bekeken en heeft het volgende waargenomen. NN-man nadert de schuifdeuren van de [naam] gevolgd door een man met een spijkerbroek en rode schoenen: verdachte. Verdachte loopt op een geschatte afstand van 1 a 2 meter. Het hoofd en gezicht van NN-man is grotendeels bedekt met zwarte kledingstukken. Op het moment dat de deuren van de [naam] opengaan en NN-man binnenstapt, pakt hij een vuurwapen (of daarop gelijkend voorwerp) in zijn handen, pakt dit over in zijn handen en draait het wapen in een andere positie. Met het vuurwapen rechts naast zijn lichaam op heuphoogte loopt hij vervolgens in een relatief rustig tempo de winkel in. Verdachte loopt gedurende deze momenten ook in de richting van de winkel. Zijn lichaam is gericht in de richting van NN-man. Nadat NN-man ongeveer 2 a 3 meter de winkel in is gelopen, draait verdachte naar rechts en blijft buiten de winkel. Na enkele seconden draait verdachte zich weer naar de winkel, terwijl hij een paar stappen voor de deur zet.
Op de beelden om 07:35:45 (werkelijke tijd 8 minuten later blijkens het proces-verbaal) bereikt NN-man de kassa en bedreigt een medewerkster. Op dat moment draait verdachte zijn lichaam richting de schuifdeuren van de [naam] . Hij zet een paar stappen van de schuifdeuren weg, maar stapt vervolgens (weer) richting de schuifdeuren, die open gaan. Verdachte blijft gedraaid naar de binnenzijde van de [naam] staan tot 07:36:00. Hij draait zich dan om en loopt in een rustig tempo van de [naam] weg. Om 07:36:16 is te zien dat NN-man naar de schuifdeuren rent en dat hij al rennend de [naam] verlaat.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte de situatie buiten én binnen in de [naam] in de gaten hield. Hij stond, zo gezegd, op de uitkijk.
Getuige [getuige 1] heeft over deze momenten verklaard dat hij zag dat een lange jongen de [naam] in liep en dat een andere (kleine) jongen bij de inloop van de [naam] bleef staan. Die jongen vroeg nog aan getuige hoe het met hem ging. De jongen was gewoon rustig. Later zag getuige de lange jongen de [naam] uit komen rennen met een kassalade. Ook zag hij dat de jongen een pistool in zijn hand had. Hij zag dat de lange jongen en de kleine jongen samen wegrenden vanaf de [naam] .
Na de overval renden beiden mannen dezelfde route terug richting genoemde rotonde.Verdachte heeft bevestigd dat hij samen met NN-man na de overval samen naar de Industrieweg is terug gerend. Terug bij de Industrieweg is de kassalade geopend en is de buit verdeeld tussen de aanwezigen. Verdachte had een spijkerbroek en rode schoenen aan.
De verklaringen van verdachte dat hij niet bij de ingang van de [naam] maar op 40 meter afstand van de [naam] stond en het wapen pas bij terugkomst aan de Industrieweg heeft gezien, stroken niet met de beelden en de getuigenverklaring en volgt de rechtbank dan ook niet.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande als volgt.
Verdachte liep samen met NN-man richting de [naam] . Hij moet hebben gezien dat NN-man op de weg naar de [naam] zijn witte pet voor zwarte gezichtsbedekkende kleding heeft omgewisseld. Doordat hij zeer dichtbij NN-man liep terwijl deze het wapen gereed maakte en naast zijn lichaam hield en doordat verdachte de situatie in de [naam] in de gaten hield, moet verdachte het wapen en de overval hebben gezien. Gedurende deze momenten bleef hij rustig en stond hij op de uitkijk. Na de overval is verdachte samen met NN-man weggerend en heeft in de buit gedeeld. Naar de uiterlijke verschijningsvormen duidt dit handelen van verdachte erop dat zijn opzet ook gericht was op het plegen van de overval.
De gedragingen van verdachte bestaan in de kern uit handelingen die passen bij medeplichtigheid (het staan op de uitkijk en het begeleiden van NN-man van en naar de [naam] ). Deze gedragingen kunnen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wel als medeplegen worden gekwalificeerd, zij het dat de rechter dit dan nader dient te motiveren. Daarbij dient rekening te worden houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In het onderhavige geval stelt de rechtbank vast dat het dossier onvoldoende bewijs biedt dat een dergelijke aanvullende motivering kan dragen. Verdachte heeft geen rol in de uitvoering gehad en niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht. Derhalve zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde, maar zal zij bewezen verklaren dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij via Facebook een smartphone wilde kopen voor € 200,00, waarvoor hij op 11 juli 2021 met zijn vriendin naar de Industrieweg in Nijmegen is afgereisd. Uiteindelijk trof aangever de verkoper met een tweede man. De verkoper en de andere man liepen, nadat ze met elkaar hadden gesproken, een steeg in en aangever moest meelopen. Aangever vertrouwde het niet, maar is na aandringen toch meegelopen. In het midden van de steeg draaide de verkoper om, pakte een pistool uit een heuptas, richtte dat op de borst/buik van aangever en zei dat hij het geld moest geven. Aangever heeft € 20,00 uit zijn zak gehaald. Dat geld werd uit zijn handen gegrist. Ook moest hij geld uit zijn portemonnee pakken. Dat was nog eens € 180,00. De mannen vroegen of aangever nog een telefoon en meer geld bij zich had en hij moest meelopen naar zijn auto. De verkoper deed het wapen achter zijn rug achter zijn broeksband. Bij de auto vertelde aangever zijn vriendin dat er een probleem was en dat de mannen een wapen hadden. Toen de verkoper dichtbij kwam staan, pakte aangever het pistool uit de broeksband, waarop een korte worsteling tussen aangever en de twee mannen ontstond. Ze probeerden het pistool uit de handen van aangever te trekken. Uiteindelijk renden de twee mannen, zonder het pistool, weg.
Getuige [getuige 2] , de vriendin van aangever, heeft verklaard dat aangever een telefoon wilde kopen en hiervoor twee jongens ontmoette. Ze ontmoetten de jongens op de hoek van de Industrieweg met de Vlietweg. Nadat haar vriend even met de jongens weg is geweest, kwam hij terug naar haar toe en zei dat de jongens een wapen bij zich hadden. Een jongen vroeg wat voor telefoon getuige had, waarbij zij het pistool zag. Getuige is hierop weggerend. Van het facebookgesprek en van het account waarmee aangever contact heeft gehad, zijn foto’s gemaakt.
De man op de foto (8) is door een verbalisant herkend als zijnde verdachte.Verdachte heeft verklaard dat hij een van de twee mannen was die bij aangever in de steeg waren.
Op de plaats van het delict is een wapen gevonden.In meerdere bemonsteringen van het wapen is DNA aangetroffen. Het NFI heeft berekend dat de hypothese dat de bemonsteringen DNA van verdachte bevatten meer dan 1 miljard keer meer waarschijnlijker is dan de hypothese dat het DNA van willekeurige onbekende personen zou zijn.De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat het aangetroffen wapen het wapen is dat gebruikt is en dat het DNA van verdachte op dit wapen is aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande voldoende dat het verdachte is geweest die door aangever als de verkoper is aangeduid en dat het verdachte is geweest die een wapen heeft gehanteerd. Verdachte was samen met een mededader, heeft met hem overlegd direct voorafgaande aan de afdreiging en beide daders hebben geworsteld met aangever. Daarmee is sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en daarmee van medeplegen. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 9 juli 2021 rond 04:00 uur over de Willemsweg in Nijmegen liep toen plotseling zijn telefoon (merk [merk] met grijs hoesje) uit zijn handen werd gegrist door een man. De man zei gelijk: “ik wil geld hebben”, waarbij hij een zwart klein handvuurwapen op aangever richtte, ter hoogte van zijn buik. Aangever gaf de man € 10,00. De man zei dat € 10,00 niet genoeg was en dat aangever moest gaan pinnen. Ze liepen vervolgens richting het tankstation aan de St. Annastraat. Toen ze bij een zijstraatje kwamen, stapte de man in een auto aan de bijrijderskant. Aangever moest ook instappen, maar dat deed hij niet. Aangever is naar het tankstation gelopen, terwijl de auto naast hem bleef rijden en terwijl de man hem bleef bedreigen. De man is samen met aangever bij het tankstation naar binnen gegaan. De man zei: “nu pinnen”. Vervolgens heeft aangever om 04:25 uur voor in totaal € 100,00 gepind. Het gepinde heeft de man direct aangepakt. De man stapte in de auto en reed weg. De telefoon heeft aangever niet terug gekregen.
Op de camerabeelden van het tankstation is te zien dat twee mannen het tankstation binnen komen. Man 1 (de grootste man) pint en de medewerker van het tankstation legt een bon en geld in een lade. Man 2 (onder andere met een baardje) pakt direct met zijn rechterhand het stapeltje papieren uit de lade.Op afbeeldingen van deze camerabeelden herkende een verbalisant de man met een baard als verdachte.
Verdachte heeft bekend dat hij aanwezig was in het tankstation terwijl aangever pinde en dat hij het gepinde geld heeft meegenomen.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangever. Hij heeft gedetailleerd en consequent verklaard. Daarbij worden zijn verklaringen ondersteund door de camerabeelden. De omstandigheid dat verdachte zich het door aangever gepinde direct heeft toe-geëindigd bevestigt de verklaring van aangever dat hij niet vrijwillig geld pinde.
Dat verdachte met de telefoon van aangever in een auto (met de telefoon van aangever) is weggereden, wordt bevestigd door het volgende. De telefoon van aangever straalde om 04:29:35 aan bij de mast aan het Stationsplein in Nijmegen. De pintransactie was om 04:25:17. Een logische looproute van het tankstation naar de zendmast aan het Stationsplein duurt circa 21 minuten.De telefoon moet dan ook in een auto zijn vervoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij slechts bij het pinnen aanwezig was, dat hij daar de opdracht toe kreeg van [medeverdachte] , die in de auto zat, en dat hij en [medeverdachte] samen in de auto zijn weggereden. Deze verklaringen zijn echter ongeloofwaardig, omdat [medeverdachte] vanaf 21 mei 2021 gedetineerd heeft gezeten in de PI in Veenhuizen en op 9 juli 2021 pas na 09:00 uur de PI heeft verlaten.De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde.