ECLI:NL:RBGEL:2022:1138

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
C/05/399516 / KZ ZA 22-9
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over uitzending trainers naar internationale toernooien en de kwalificatie van besluiten van de KNGU

In deze zaak vorderde Stichting Acro c.s. de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) te veroordelen tot intrekking van besluiten die trainers uitsloten van deelname aan internationale wedstrijden. De KNGU had besloten dat trainers die onderwerp waren van tuchtrechtelijk onderzoek niet mee konden naar de WAGC en WK 2022 in Baku, Azerbeidzjan. Stichting Acro c.s. stelde dat deze besluiten onbevoegd waren genomen en in strijd met de reglementen van de KNGU en het Instituut Sportrechtspraak (ISR). De KNGU voerde aan dat de besluiten voortkwamen uit een beleidslijn om een veilig sportklimaat te waarborgen en dat de businessunit manager bevoegd was om deze besluiten te nemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de besluiten in wezen als ordemaatregelen kwalificeerden en dat de KNGU niet voldoende had aangetoond dat de belangen van de trainers niet zwaarder wogen dan de belangen van de KNGU. De rechter oordeelde dat de KNGU zich niet had gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid werd gevorderd, en dat de besluiten waarschijnlijk vernietigd zouden worden in een bodemprocedure. De KNGU werd veroordeeld om de besluiten in te trekken en de trainers in te schrijven voor de internationale wedstrijden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/399516 / KZ ZA 22-9
Vonnis in kort geding van 22 februari 2022
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING ACRO ACADEMY NOORD NEDERLAND,
gevestigd te Drachten, gemeente Smallingerland,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaten mr. L.M. de Wit en mr. G.J.M. Volders te 's-Hertogenbosch,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE GYMNASTIEK UNIE,
gevestigd te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. L.J.J. van Asseldonk te Tilburg.
Eisers zullen hierna gezamenlijk als Stichting Acro c.s. worden aangeduid, dan wel afzonderlijk als Stichting Acro, [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] . Gedaagde zal de KNGU worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 18 producties,
  • de brief van 15 februari 2022 van de KNGU met productie 1,
  • de brief van 18 februari 2022 van Stichting Acro c.s. met producties 19 t/m 22,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van Stichting Acro c.s.
  • de pleitnota van de KNGU.
1.2.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter vanwege de grote spoedeisendheid van de zaak bepaald dat op 22 februari 2022 een zogenaamd ‘kop-staart vonnis’ zal worden gewezen en dat de motivering van de beslissing binnen 14 dagen daarna op schrift zal worden gesteld. Die motivering volgt hierna.

2.De feiten

2.1.
Stichting Acro zet zich in voor (topsport) acrobatiek in Nederland door trainingen te faciliteren en lokale clubs te ondersteunen. [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] zijn alle drie bestuurslid van Stichting Acro, [eiser 3] is voorzitter. [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] zijn binnen Stichting Acro actief als trainers/coaches. [eiser 2] is tevens internationaal jurylid van de Acrobatische Gymnastiek.
Stichting Acro is lid van de KNGU en dat brengt met zich dat haar bestuurders en de bij de Stichting Acro betrokken gymnasten eveneens lid zijn van de KNGU.
2.2.
De KNGU is binnen Nederland de sportbond voor de gymnastiek. Acrobatische Gymnastiek is één van de disciplines binnen de KNGU.
De KNGU heeft binnen Nederland onder andere de taak om nationale toernooien, competities en wedstrijden te organiseren. Op Europees niveau is daartoe de UEG (Union Européenne de Gymnastique) bevoegd, mondiaal de FIG (Federation International de Gymnastique).
2.3.
In de statuten van de KNGU is - voor zover in dit geding van belang - het volgende bepaald:
“Artikel 21. Instituut Sportrechtspraak
1. (…)
2. Rechtspraak van het Instituut Sportrechtspraak
a. (…)
b. (…)
c. (…)
d. (…)
e. De KNGU en zijn leden aanvaarden te allen tijde en zonder enig voorbehoud volledig de toepasselijkheid van de tussen de KNGU en het Instituut Sportrechtspraak overeengekomen reglementen van het Instituut Sportrechtspraak op de (tucht) rechtspraak en mediation binnen de KNGU.
f. De leden aanvaarden voor de duur van hun lidmaatschap van de KNGU de in dit artikel ten hunnen laste door de KNGU in de overeenkomst met het Instituut Sportrechtspraak aangegane verplichtingen, alsmede voor de duur na de beëindiging van hun lidmaatschap van de KNGU indien zij alsdan betrokken zijn bij een bij het Instituut Sportrechtspraak in in behandeling zijnde zaak, zulks totdat in die zaak onherroepelijk is beslist.
(…)
4. Tuchtrechtspraak door het Instituut Sportrechtspraak
a. Alle leden van de KNGU zijn onderworpen aan de tuchtrechtspraak van de KNGU, welke tuchtrechtspraak krachtens een overeenkomst door de KNGU is opgedragen aan het Instituut Sportrechtspraak. (…)
b. (…)
c. Op de tuchtrechtspraak van de KNGU is het Algemeen Tuchtreglement van toepassing. (…)
d. (…)
e. (…)
f. Tenzij anders met het Instituut Sportrechtspraak is overeengekomen geschiedt de tuchtrechtspraak in de KNGU met uitsluiting van andere organen door de tuchtcommissie en commissie van beroep van het Instituut Sportrechtspraak.
(…)”
2.4.
Krachtens voornoemde bepalingen in de statuten van de KNGU zijn al haar leden onderworpen aan de tuchtrechtspraak van de KNGU welke is gedelegeerd aan de ISR. Voorts is het Algemeen Tuchtreglement van de ISR op hen van toepassing.
2.5.
Begin mei 2021 zijn tegen [eiser 2] , [eiser 4] en [eiser 3] klachten ingediend wegens ongewenst gedrag. Daarop heeft het ISR tuchtrechtelijke onderzoeken jegens hen ingesteld waarbij wordt onderzocht of het Tuchtreglement Algemeen Tuchtrecht van de ISR door hen is overtreden.
In dit Tuchtreglement wordt onder het begrip ‘overtreding’ verstaan:
strafbare gedragingen en, of een overtreding van de gedragsregels zoals genoemd in dit Tuchtreglement Algemeen Tuchtrecht.
Artikel 3 - Overtreding luidt, voor zover thans van belang:
1. Een overtreding in de zin van dit Algemeen Tuchtreglement is elk handelen of nalaten:
a. waardoor een bepaling in de Statuten of reglementen van de sportbond wordt overtreden,
spelregels en wedstrijdbepalingen hieronder begrepen;
b. waardoor een bepaling in het Algemeen Tuchtreglement of een ander door het bestuur van de stichting van toepassing verklaard reglement wordt overtreden en niet voor behandeling in aanmerking komt door een van de specifieke kamers (seksuele intimidatie, doping of matchfixing). Hieronder vallen in ieder geval de bepalingen ten aanzien van ongewenst gedrag artikelen 4 tot en met 6.
c. dat in strijd is met een besluit van een orgaan of van een commissie van de sportbond;
d. waardoor de belangen van de sportbond worden geschaad;
e. waarbij een lid zich jegens een ander lid, een orgaan, of een commissie van de sportbond niet gedraagt naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt verlangd.
2. Onder een overtreding wordt bovendien verstaan het niet, niet tijdig of niet naar behoren
nakomen van verplichtingen, alsmede het gelegenheid bieden of aansporen tot, het vergemakkelijken van of het behulpzaam zijn bij het begaan van een overtreding.
3. Een overtreding is strafbaar indien er sprake is van opzet, schuld, nalatigheid of onzorgvuldigheid van de betrokkene.
Artikel 4 – Overtredingen ongewenst gedrag betreffende luidt:
1. De bepalingen in dit reglement zijn niet van toepassing op seksuele intimidatie. Zaken seksuele intimidatie betreffende worden behandeld op basis van het reglement seksuele intimidatie van het Instituut Sportrechtspraak.
2. Ongewenst gedrag betreft elke vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een connotatie (duiding) dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een gewelddadige, manipulatieve, bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende, of kwetsende situatie wordt gecreëerd. Onder ongewenst gedrag wordt in ieder geval, doch niet uitsluitend, verstaan:
a. Belediging: het opzettelijk aanranden van iemands eer of goede naam, op beledigende wijze, onafhankelijk van de juistheid van de betichting. Beledigen kan zowel verbaal als via
gezichtsuitdrukking of gebaren.
b. Pesten: Alle vormen van intimiderend gedrag met een structureel/herhalend karakter, waarbij één of meer personen proberen een andere persoon verbaal, non-verbaal, digitaal, fysiek of psychologisch schade toe te brengen waartegen de persoon niet in staat is zichzelf te verdedigen.
c. Iemand bespotten vanwege uiterlijk of gedrag.
d. Het aanzetten tot zeer onverantwoord gewichtsverlies of gewichtstoename waardoor
aantoonbaar gezondheidsklachten kunnen of zijn ontstaan.
e. Agressie en geweld: Alle verbale en fysieke handelingen van een persoon waarbij een persoon wordt lastiggevallen, bedreigd of aangevallen. Het kan zowel gaan om fysieke of psychisch geweld en agressie.
f. Discriminatie: ongelijke behandeling van personen en, of het achterstellen en, of het uitsluiten van personen op basis van persoonlijke kenmerken zoals geslacht, seksuele gerichtheid, godsdienst of levensovertuiging, politieke overtuiging of ras.
g. Psychische of emotionele mishandeling. Waarbij het bijvoorbeeld, doch niet uitsluitend kan gaan om het zeer stelselmatig; pesten, sociaal isoleren, negeren of nadrukkelijk minachten
3. Ongewenst gedrag is verboden. Ongewenst gedrag kan op grond van dit reglement tuchtrechtelijk worden bestraft.
4. Dit verbod geldt voor eenieder die lid is van een sportbond. Voor leden die tevens begeleider bij dan wel werknemer dan wel functionaris zijn van een sportbond of van een in de sportwereld werkzame rechtspersoon zijn, gelden naast de voornoemde algemene regels de hieronder voor begeleiders vermelde gedragsregels.
5. De in dit reglement bedoelde vormen van ongewenst gedrag hebben betrekking op ongewenst gedrag dat heeft plaatsgevonden:
a. in relatie tot sportbeoefening binnen het verband van de sportbond en, of
b. wanneer degene die het ongewenst gedrag ondergaat ook buiten een sportaccommodatie ten opzichte van degene die intimidatie toepast in een in de sport ontstane (machts)relatie verkeert en, of
c. buiten de sportbeoefening en, of buiten het verband van de sportbond, waarbij een risico bestaat voor de orde en, of veiligheid van één of meer leden of aangeslotenen van de sportbond.
Artikel 5 – Begeleiders aanvullende gedragsregels op het gebied van ongewenst gedrag luidt:
1. Van een begeleider wordt in het bijzonder verwacht dat hij professioneel handelt en dat hij zich bewust is van zijn voorbeeldfunctie, dat wil zeggen dat hij handelt overeenkomstig de geldende standaard en opleiding, waarbij het er niet toe doet of de begeleider al dan niet een vergoeding voor zijn begeleiding ontvangt.
2. Met betrekking tot de begeleiders in de sport binnen de sportbond gelden de volgende gedragsregels:
a. De begeleider moet zorgen voor een omgeving en een sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt te verkeren. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd:
i. het niet onmiddellijk stoppen (of doen laten stoppen) door feitelijke interventie van een klaarblijkelijke vorm van ongewenst gedrag waarvan de begeleider getuige is of waarvan hij op de hoogte wordt gesteld;
ii. het participeren in vormen van ongewenst gedrag of het aanmoedigen van anderen daartoe;
iii. het achterwege laten van hulp aan een slachtoffer of slachtoffers van een incident dat valt onder ongewenst gedrag;
iv. het niet of onvoldoende uitoefenen van begeleiderstaken rondom en tijdens een sportactiviteit waardoor gelegenheid ontstaat voor vormen van ongewenst gedrag, die met het juist uitvoeren van de begeleiderstaken hadden kunnen worden voorkomen.
b. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van machtsmisbruik tegenover de sporter.
c. De begeleider realiseert zich dat het begrip afhankelijkheid of het uitoefenen van macht niet alleen betekent het direct kunnen verlenen van gunsten waardoor de sporter in een voordeligere positie komt te verkeren ten opzichte van andere sporters, maar ook een verminderde zelfregie kan betekenen. Onder verminderde zelfregie wordt verstaan het niet althans onvoldoende kunnen maken van eigen keuzen en het onvoldoende kunnen beschikken over eigen kracht om zelf oplossingen te verzinnen voor problemen en een gebrek aan zelfredzaamheid.
d. De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast en verder in het privéleven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijk gestelde doel. De begeleider zal tijdens training(-stages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter.
e. Begeleiders onthouden zich van het systematisch isoleren van een sporter van andere sporters en/of begeleiders of het systematisch realiseren van een één-op-één relatie tussen begeleider en sporter, zonder dat daar sporttechnische redenen voor zijn en/of zonder dat dit in overeenstemming is met kaderafspraken ter zake.
f. De begeleider heeft de plicht - voor zover in zijn vermogen ligt - de sporter te beschermen tegen schade en (machts)misbruik. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd:
i. het ontmoedigen of beletten van anderen (zoals een sporter of andere begeleider) om melding te doen of een klacht in te dienen.
ii. het beïnvloeden van degene die het ongewenst gedrag heeft ondergaan of het beïnvloeden van getuige(n) kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van de onderzoekscommissie, de aanklager of de tuchtcommissie of commissie van beroep een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat een verklaring zou worden afgelegd.
iii. het niet meewerken aan het vooronderzoek en, of de tuchtprocedure.
g. De begeleider zal er actief op toezien dat deze regels door iedereen die betrokken is bij de sporter worden nageleefd. Wanneer hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met deze regels zal hij de daartoe noodzakelijke actie(s) ondernemen.
h. In die gevallen waarin de gedragsregels niet (direct) voorzien, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen.
i. Het niet ingrijpen bij gedragingen of in situaties die, ondanks dat ze niet in dit reglement als verbod staan genoemd, toch de sociale veiligheid van de sportomgeving bedreigen. In het kader van deze norm wordt als een overtreding beschouwd: het niet ingrijpen bij gedragingen of in situaties die, ondanks dat ze niet in dit reglement met name als verbod staan genoemd, toch de sociale veiligheid van de sportomgeving bedreigen.
2.6.
Op 10 augustus 2021 heeft [naam 1] , de Businessunit manager Sporters & Fans van de KNGU (hierna: de Businessunit manager), [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] (ieder afzonderlijk) bericht dat de KNGU (tegen de achtergrond van de lopende tuchtprocedures jegens hen) heeft besloten dat zij niet als begeleider mee worden gestuurd naar een tweetal internationale wedstrijden, namelijk de European Age Group Competitions in Acrobatic Gymnastics en het Europees kampioenschap Acrobatische Gymnastiek voor junioren en senioren in Pesaro, Italië (hierna tezamen: de EAGC en het EK 2021) (hierna: de besluiten van 10 augustus 2021).
2.7.
In september 2021 heeft Stichting Acro c.s. de KNGU in kort geding betrokken bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij vonnis van 17 september 2021 is de KNGU onder meer veroordeeld om de besluiten van 10 augustus 2021 ten aanzien van [eiser 2] , [eiser 4] en [eiser 3] in te trekken en is de KNGU geboden om [eiser 2] als jurylid en [eiser 3] en [eiser 4] als trainer definitief in te schrijven bij de European Gymnastics voor de EAGC en het EK 2021 te Pesaro, Italië.
2.8.
De KNGU heeft uitvoering gegeven aan voornoemd vonnis van de voorzieningenrechter waarna [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] alsnog zijn toegevoegd aan de delegatie voor het EAGC/EK 2021. Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld door de KNGU.
2.9.
De KNGU heeft op 30 oktober 2021 haar Huishoudelijk Reglement aangepast. In het huidige reglement is -voor zover in dit geding van belang- het volgende bepaald:
“3.1.05. Internationale wedstrijden en/of (internationale) stages
(…)
3. De kwalificatie-eisen voor de sporters en (kwalificatie)procedures voor deelname aan en afvaardiging van de delegatie naar de in het eerste lid genoemde internationale wedstrijden van de overige disciplines worden vastgesteld door de businessunit manager sporters & fans, waar nodig in overleg met de relevante partijen binnen de werkorganisatie. Een voordracht van de club van sporters en/of trainers-coaches en/of jurylid (al dan niet via de LTC) zal niet per definitie leiden tot opname van het desbetreffende lid in de delegatie. Een persoonlijke coach zal dus evenmin per definitie deel hoeven uitmaken van een delegatie.
4. Het samenstellen van de delegatie behoort – ten gevolge van delegatie van deze bevoegdheid door het Bondsbestuur (zie artikel 2.2.03) – tot de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de businessunit manager sporters & fans en heeft betrekking op alle disciplines binnen de KNGU, met uitzondering van de topsportdiscipline Turnen Heren en Turnen Dames.
5. (…)
6. Om deel uit te kunnen maken van de delegatie (art. 3.1.05 lid 4 en lid 5) geldt in ieder geval dat de deelnemers van het team van onbesproken gedag dienen te zijn (zie art. 7.2.01 lid 1).
7. Indien een persoon onderwerp is van tuchtrechtelijk en/of strafrechtelijk onderzoek en/of procedure zal de technisch directeur of de businessunit manager sporters & fans kunnen besluiten, daaraan voorafgegaan door een belangenafweging, deze persoon geen deel uit te laten maken van een delegatie zoals bedoeld in artikel 3.1.05. In het licht van de te maken belangenafweging zal deze persoon worden gehoord, tenzij zwaarwegende omstandigheden zich hiertegen verzetten.
(…)
5.1.11.
Intrekken licentie en opleggen ordemaatregel
1. (…)
2. Het Bondsbestuur kan een ordemaatregel opleggen en/of een licentie tijdelijk dan wel permanent intrekken, in de volgende overtredingen/situaties:
a. (…)
b. (…)
c. (…)
d. (…)
e. de belangen van de KNGU zijn in het geding als gevolg van een uitspraak (hieronder valt tevens een schikkingsvoorstel), anders dan vrijspraak, van de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep van de ISR wegens overtreding(en) van (een) bepaling(en) in de Reglementen van het ISR (Algemeen Tuchtreglement, Reglement Seksuele Intimidatie, Reglement Matchfixing en Reglement Doping) en/of gedragsregels zoals opgenomen in hoofdstuk 7, dan wel als gevolg van een veroordeling van een overtreding/misdrijfrecht in een strafzaak en/of klachtzaak (…).
3. In andere gevallen dan genoemd in lid 2, kan het Bondsbestuur tevens besluiten tot het opleggen van een ordemaatregel (…)
7.2.
INTEGRITEIT
7.2.01.
Werkzaamheden/activiteiten in relatie tot doelstelling KNGU
1. Om als natuurlijk persoon, die lid is van de KNGU en/of door een overeenkomst valt onder de werking van de statuten, reglementen en besluiten van de KNGU, werkzaamheden/activiteiten te kunnen verrichten, teneinde het in de statuten onder artikel 2 vermelde doel te bereiken, onder welke werkzaamheden/activiteiten (waarvoor de KNGU in de breedste zin des woords enige vorm van verantwoordelijkheid draagt), onder meer vallen:- het plaatsnemen in één van de organen van de KNGU zoals genoemd in de Statuten (zoals onder meer bondsraadslid of kiescommissielid);
- het verrichten van werkzaamheden/activiteiten als coach/trainer/jurylid/LTC-lid bij (inter)nationale (niet-)KNGUevenementen, zoals (internationale) wedstrijden;
- het als KNGU-docent verzorgen van een KNGU-opleiding;
hanteert de KNGU het volgende kader:
De betrokkene in de zin van lid 1 is - in cumulatieve zin - :
1. in het bezit van een VOG;
2. van onbesproken gedrag, hetgeen – in niet-limitatieve zin – betekent dat:
• er geen in tuchtrechtelijke en/of strafrechtelijke zin een veroordeling is voor (seksuele) intimidatie, matchfixing, discriminatie, doping en/of ander (ernstig) grensoverschrijdend gedrag. Overtreding van de gedragsregels in de zin van hoofdstuk 7 valt hier ook uitdrukkelijk onder (zie artikel 7.0.05). Daarbij hoeft een uitspraak niet onherroepelijk te zijn;
• niet met onmiddellijke opzegging het lidmaatschap is opgezegd en/of intrekking van een licentie is medegedeeld;
• geen toegangsmaatregel en/of een andere (orde)maatregel van het club-/bondsbestuur al dan niet in de zin van de Reglementen van het ISR is opgelegd, bijvoorbeeld ter voorkoming van (ernstig) grensoverschrijdend gedrag;
• geen ordemaatregel is opgelegd door het club-/bondsbestuur vanwege verdenking van overtreding(en) van (een) bepaling(en) in de Reglementen van het ISR(Algemeen Tuchtreglement, Reglement Seksuele Intimidatie, Reglement Matchfixing en Reglement Doping) en/of de gedragsregels zoals opgenomen in dit hoofdstuk.
2. Indien de in lid 1 beschreven persoon niet voldoet aan de daarin gestelde voorwaarden, kan het Bondsbestuur hieraan gevolgen verbinden die zij geraden acht.Voor zover er sprake is van een maatregel die tijdelijk van aard is zal de betrokkene voor de duur van de maatregel geen positie kunnen bekleden dan wel betrokken kunnen zijn bij evenementen zoals bedoeld onder lid 1.
3. In geval van een positie waarbij sprake is van benoeming door een orgaan zoals genoemd in de statuten van de KNGU, dient dit orgaan over te gaan tot ontslag in gevallen zoals in de statuten en het huishoudelijk reglement genoemd. Lid 1 is van overeenkomstige toepassing (…)”..
2.10.
De in artikel 5.1.11 van het Huishoudelijk Reglement neergelegde bevoegdheid van het Bondsbestuur om een ordemaatregel op te leggen, is ook geregeld in artikel 11 van het Algemeen Tuchtreglement van de ISR. Laatstgenoemde bepaling luidt als volgt:
“Artikel 11 – Ordemaatregel bondsbestuur
1. Al dan niet op verzoek van de aanklager kan het bondsbestuur ter voorkoming van herhaling, om de rust te herstellen of de veiligheid te waarborgen, een bestuurlijke ordemaatregel nemen door aan degene die wordt verdacht van een overtreding met onmiddellijke ingang een tijdelijke beperking van de bewegingsvrijheid op te leggen voor de locatie(s) waar de herhaling of onveiligheid moet worden gevreesd. Het bondsbestuur kan ook een andere ordemaatregel treffen indien en voor zover de ordemaatregel nodig is om de orde en, of veiligheid binnen de vereniging te waarborgen dan wel te herstellen. De ordemaatregel dient noodzakelijk, geschikt en evenredig te zijn om het doel (de orde en, of veiligheid te waarborgen dan wel te herstellen) te bereiken.
2. De ordemaatregel van het bondsbestuur is geen tuchtrechtelijke straf maar een bestuurlijke maatregel om de orde en de veiligheid van de sportbeoefenaren te waarborgen.”
2.11.
Van 3 maart 2022 tot 13 maart 2022 vindt in Baku, Azerbeidzjan de Acrobatics Gymnastics World Age Group Competitie (hierna: WAGC) en de Acrobatics Gymnastics World Championships (hierna: WK) plaats.
2.12.
In een e-mailbericht van 2 november 2021 aan [eiser 3] heeft de Businessunit Manager onder meer geschreven:
“De KNGU verwacht dat AANN zich conformeert aan het beleid zoals vastgesteld in het kwalificatiedocument (een topsportprotocol en HR) indien haar sporters wensen deel te nemen aan de kwalificatieprocedure richting en -bij kwalificatie – de uitzending naar de WK in 2022.
Daarnaast heb ik aangegeven dat de KNGU na de kwalificatieprocedure en voor de nominatieve inschrijving een besluit zal nemen ten aanzien van de delegatie, waaronder de trainers/coaches die voortgedragen worden voor deelname. Van belang daarbij is dat de KNGU t.z.t. opnieuw zou kunnen besluiten dat voor zover er door AANN coaches (en eventuele overige begeleidingsstaf) worden voorgedragen waartegen een tucht- en/of strafrechtelijke procedure loopt, zij niet worden uitgezonden naar de WK (zie HR, topsportprotocol en kwalificatiedocument), Op die besluitvorming kan ik niet vooruitlopen, omdat de feiten op basis waarvan besluitvorming plaats moet vinden nu nog niet volledig bekend zijn. Wel is duidelijk dat de feiten niet hetzelfde zijn als ten tijde van de EK/EAGC; inmiddels is de beleidslijn specifiek uitgewerkt in het kwalificatiedocument, het huishoudelijk reglement van de KNGU is gewijzigd (goedkeuring door de Bondsraad heeft afgelopen zaterdag plaatsgevonden) en er volgt een aangifte van de aanklager richting drie (hoofd)coaches van AANN. ”.
2.13.
Naar aanleiding van voornoemd bericht, heeft Stichting Acro op 12 november 2021 vragen gesteld aan de Businessunit Manager over het in het bericht genoemde beleid en de betekenis daarvan voor Stichting Acro tegen de achtergrond van de lopende tuchtprocedures en de komende WAGC en het WK. Bij bericht van 30 november 2021 heeft de Businessunit Manager een reactie gegeven op de gestelde vragen.
2.14.
Stichting Acro heeft een aantal teams ingeschreven voor de kwalificatieprocedure van de KNGU ten behoeve van de WAGC en het WK. Per e-mailbericht van 19 november 2021 heeft Stichting Acro aan de LTC Acrobatische Gymnastiek aangegeven dat [eiser 2] en [eiser 4] meegaan als trainers voor de opgegeven teams die deelnemen aan de WAGC en [eiser 3] als trainer voor het opgegeven team dat deelneemt aan het WK. Tevens is bij dit e-mailbericht een alternatieve coachstaf opgegeven voor het geval [eiser 4] , [eiser 2] en [eiser 3] niet mee zouden kunnen gaan naar de WAGC en het WK.
2.15.
Op 29 november 2021 is [eiser 2] gebeld door de heer [naam 1] , LTC lid juryzaken (hierna: [naam 2] ). [naam 2] heeft [eiser 2] in dit telefoongesprek medegedeeld dat [eiser 2] niet als jurylid zal worden uitgezonden.
2.16.
Op 23 december 2021 heeft de Businessunit Manager [eiser 3] , [eiser 2] en [eiser 4] uitgenodigd voor een (hoor)gesprek. De (hoor)gesprekken hebben op 6 januari 2022 -na enige correspondentie tussen partijen- plaatsgevonden via Microsoft Teams.
2.17.
Op 11 januari 2022 heeft de Businessunit Manager aan [eiser 2] -voor zover van belang- geschreven:
“In mijn hoedanigheid van Businessunit manager Sporters & Fans, die de bevoegdheid heeft tot samenstelling van een delegatie, heb ik via de LTC de voordracht van Stichting Acro Academy Noord Nederland (stichting AANN) voor de af te vaardigen delegatie naar de (…) (WAGC) ontvangen. (…)
Hoewel een voordracht over het algemeen heeft geleid c.q. zal kunnen leiden tot opname in een delegatie, is het belangrijk te benadrukken dat dit niet automatisch het geval is. Het is de KNGU die zeggenschap heeft over de samenstelling van de delegatie en daar ook de verantwoordelijkheid voor draagt. Daarbij bestaat geen wettelijk en/of statutair recht tot deelname aan de delegatie.In de onderhavige casus is jouw voordracht specifiek aanleiding geweest om jou uit te nodigen voor een gesprek met ondergetekende.
Jij bent namelijk ten tijde van de voordracht betrokken in een tuchtrechtelijke procedure in de zin van het Algemeen Tuchtreglement van het ISR. In artikel 3.1.05 lid 7 van het Huishoudelijk Reglement is opgenomen dat ik op basis daarvan kan besluiten dat je geen deel uitmaakt van de delegatie. Een dergelijk besluit dient wel te worden voorafgegaan door een belangenafweging. Indien de belangen die een voorgedragen coach aanvoert zwaarder blijken te wegen dan de belangen die de KNGU dient (zoals ook verdisconteerd in de beleidslijn van de KNGU), dan zal een besluit om een voorgedragen coach niet op te nemen in de delegatie achterwege moeten blijven.
In ons gesprek van 6 januari jl. ben jij in de gelegenheid gesteld om jouw belangen om deel te kunnen uitmaken van de delegatie met mij te delen. Een aantal belangen is door jou in ons gesprek kenbaar gemaakt. (…) Het eerste belang ziet erop dat je als trainer geruime tijd met de sporters in voorbereiding bent. Door jou niet op te nemen in de delegatie voor de WAGC zou jou de rol als trainer worden ontnomen en zou je buiten spel worden gezet. Het hoort bij je rol als trainer om de sporters op het belangrijkste moment te kunnen bijstaan bij en ondersteunen in hun prestaties, verdriet en blijdschap. Het is onlogisch dat je vijftig weken per jaar met de sporters kunt trainen en dat je op het belangrijkste moment niet aanwezig mag zijn. Ten tweede noemde je de mentale gevolgen van een besluit tot afwijzing voor jou als trainer. Daarbij speelt een rol dat de tuchtrechtelijke procedure lang loopt en de onduidelijkheid en onzekerheid hierin voor nu en in de toekomst, ook met betrekking tot de vraag bij welke toernooien deelname in gevaar komt, zwaar weegt. Ten derde kwam reputatieschade voor jou als trainer aan bod en ten vierde de financiële schade voor stichting AANN, omdat sporters geen lid meer zouden willen worden/blijven van stichting AANN. Ten vijfde kwam ter sprake dat de sporters nauw met jou hebben samengewerkt in de voorbereiding. Zij hebben meer tijd met jou doorgebracht dan met andere trainers en derhalve een sterke vertrouwensband opgebouwd. De sporters hebben ook aangegeven jou als trainer/coach mee te willen naar de WAGC.
Als KNGU moeten wij staan voor een veilig sportklimaat. De crisis in de gymsport in het algemeen en de conclusies die zijn opgenomen in het rapport ’Ongelijke Leggers’ over grensoverschrijdend gedrag in het bijzonder laten (onder meer) zien dat de KNGU in het verleden niet altijd heeft gedaan wat daarin van haar mocht worden verwacht. De KNGU heeft de aanbevelingen om verder te bouwen aan een veilig en sportief sportklimaat één op één overgenomen. Alleen op deze wijze kan een structurele cultuurverandering binnen de gymsport, die al een aantal jaren werk in uitvoering is, daadwerkelijk worden bereikt. Binnen deze aanpak past ook de beleidslijn die door het bestuur en directie is ontwikkeld en na goedkeuring door de bondsraad is gecodificeerd in artikel 3.1.05 lid 7 van het Huishoudelijk Reglement. In het licht van de zware verantwoordelijkheid die de KNGU, vanuit haar maatschappelijke en overkoepelende rol, hierbij draagt en ook heel bewust op zich heeft genomen met het opvolgen van de aanbevelingen, stelt de KNGU dat het binnen deze context past te besluiten dat een trainer/coach die betrokken is bij een tuchtrechtelijk onderzoek/procedure niet mee kan naar de hoogste internationale podia, zoals een WAGC. De KNGU vormt op dat podium het gezicht van de Nederlandse gymsport.
Van alle belangen die de KNGU in dit licht heeft te dienen, maakt naast de belangen die hiervoor zijn geschetst ook het belang deel uit om te laten zien dat een gekozen beleidslijn niet slechts symboolpolitiek vormt. De KNGU is er ook voor verantwoordelijk deze beleidslijn uit te voeren. Dat is slechts anders, indien (een) door een betrokkene aangevoerd(e) belang(en) dermate zwaar wegen/weegt dat de weegschaal doorslaat naar de andere kant.
Jij hebt in het gesprek aangegeven dat je juist van de KNGU verlangt dat zij bij de besluitvorming de aard en ernst van de feiten in de tuchtrechtelijke procedure betrekt. Dan zou de KNGU kunnen vaststellen dat jouw casus volstrekt anders is dan de kwesties die in het licht van de turncrisis naar boven zijn gekomen. De KNGU benadrukt dat zij niet op de stoel van de tuchtrecht wil en kan zitten. Zij wil echter ook benadrukken dat het voor iedere coach, los van de vraag of zij zich wel of niet schuldig hebben gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, leerzaam is zich te buigen over de zwakke plekken die de crisis hebben blootgelegd, hetgeen in het belang is van het structureel creëren van een veilig sportklimaat.
Tevens gaf je aan dat de belangen van de melders geborgd zijn door de ISR-procedure. Dat miskent echter dat de KNGU naast de belangen van de melders vele andere belangen te dienen heeft en waarmee zij bij het creëren van de beleidslijn rekening heeft willen houden.
Tevens wil de KNGU met de beleidslijn (maatschappelijke) onrust voorkomen en alle betrokkenen gedurende de procedure beschermen, ook jou als trainer. Dat zal wellicht niet als zodanig ervaren worden, maar de KNGU neemt het wel als belang mee.
Je gaf ten aanzien van de beleidslijn aan dat de KNGU hiermee op de stoel van de rechter gaat zitten. Ik wijs erop dat de KNGU in haar hoedanigheid van vereniging de vrijheid heeft om aan haar (top)sportbeleid op een bepaalde manier invulling te geven. De rechter kan hier slechts marginaal in toetsen. Uiteraard dient de KNGU te komen tot zorgvuldige besluitvorming en niet te handelen in strijd met het verbod van willekeur. Er moet sprake zijn van een besluit dat de KNGU op basis van de onderliggende feiten en omstandigheden in alle redelijkheid heeft kunnen nemen.
Na een belangenafweging heb ik besloten jou niet op te nemen in de delegatie voor de WAGC acrobatische gymnastiek. Ik heb daarbij de door jou aangedragen belangen zorgvuldig gewogen en getoetst, maar kom tot de conclusie dat deze niet zwaarder wegen dan de belangen die de KNGU als vereniging heeft te dienen en te bewaken.
Ik merk daarbij over de door jou genoemde belangen het volgende op.Uiteraard speel je als trainer/coach een belangrijke rol bij de uitoefening van de gymsport door een sporter. Bij de sportbeoefening op dit niveau hoort ook het deelnemen door sporters aan internationale wedstrijden. Ik realiseer mij dat het niet aanwezig kunnen zijn bij een internationale wedstrijd ingrijpend is voor een trainer die bij het voorbereidend traject betrokken is geweest. Daarmee is echter niet gezegd dat jouw belang om op dit toernooi aanwezig te kunnen zijn dermate zwaar weegt dat dit moet prevaleren boven het belang dat de KNGU dient met het uitvoeren van de beleidslijn.
Uiteindelijk gaat het bij de internationale wedstrijden immers om de prestaties die de sporters zullen leveren en het feit dat zij hierin op een positieve en sportieve wijze hun gymsportbeoefening kunnen bekronen. Niet de trainer maar de sporter staat daarbij centraal. Het feit dat de sporters (en de ouders) zelf aangeven door jou begeleid te willen worden, maakt dit niet anders. Hoewel zij wellicht deze voorkeur uitspreken, worden ook zij niet in hun belangen geschaad door daar geen uitvoering aan te geven. Bij de toetsing van dit belang speelt een belangrijke rol dat bij de schriftelijke aanmelding op 19 november 2021 en in ons gesprek op 6 januari jl. is aangegeven dat stichting AANN beschikt over coaches die bereid en gekwalificeerd zijn om de sporters tijdens het toernooi te begeleiden. Dit betreft coaches die binnen de stichting actief zijn en regelmatig samenwerken met de sporters. Daarmee is geborgd dat de sporters onder deskundige begeleiding kunnen deelnemen aan de WAGC. De KNGU wil daarbij ook benadrukken dat het juist in het belang kan zijn van de sporters als er niet een (te) grote afhankelijkheidsrelatie ontstaat tussen coach en sporters. In die zin is er juist voor te pleiten om in het belang van de sporters deze ook regelmatig met andere trainers binnen de club te laten werken. Ik verwijs daarvoor ook uitdrukkelijk naar de conclusies in het rapport ‘Ongelijke Leggers’.
Het feit dat je gedurende het grootste deel van het jaar de sporters wel kunt begeleiden, kan de KNGU niet worden tegengeworpen. Zij heeft immers niet de bevoegdheid om besluiten te nemen over trainingssituaties binnen stichting AANN. Daar gaat het bestuur van de stichting, waar je zelf deel van uitmaakt, over.
De onzekerheid die de ISR-procedure met zich meebrengt, mede ook vanwege de tijd die hiermee gemoeid is, valt niet te ontkennen. Het ISR dient echter de tijd te krijgen voor zorgvuldige procesvoering en moet daarin, ook in het belang van jou als betrokkene, geen concessies hoeven doen. Die onzekerheid en tijdspanne brengen echter niet met zich mee dat ik op basis daarvan zou moeten concluderen dat jouw belang op dit punt zwaarder weegt.
Ten aanzien van het door jou aangevoerde belang dat ziet op het voorkomen van imagoschade merk ik op dat, voor zover er sprake zou zijn van imagoschade door jou niet op te nemen binnen een delegatie, dit individuele belang evenmin zwaarder weegt dan de belangen die de KNGU dient.
Bovendien is het imago van alle betrokkenen door het hoge niveau waarop de gymsport binnen stichting AANN wordt beoefend per definitie vatbaarder voor veranderingen in positieve en negatieve zin. Dat betekent niet dat op basis daarvan dit besluit niet genomen kan worden. Uiteraard zal de KNGU, behoudens noodzakelijke interne communicatie, extern geen ruchtbaarheid geven aan dit besluit.
Het feit dat stichting AANN in financiële zin geschaad is of zal worden door de besluitvorming is op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt of onderbouwd.
Ik hecht eraan op te merken dat ik mij goed realiseer dat mijn besluit ingrijpend is voor jou als trainer, maar ook voor de sporters en hun ouders. Daar wil ik op geen enkel moment aan voorbij gaan, maar de onderliggende feiten en omstandigheden maken dat ik in alle redelijkheid tot dit besluit heb kunnen en moeten komen(…)”
2.18.
[eiser 3] en [eiser 4] hebben op 11 januari 2022 eveneens (ieder afzonderlijk) een e-mailbericht van gelijke strekking ontvangen van de Businessunit manager (hierna: - tezamen met het in 2.17 genoemde e-mailbericht aan [eiser 2] - de besluiten van 11 januari 2022).
2.19.
Naar aanleiding van de besluiten van 11 januari 2022 heeft de KNGU de alternatieve coachstaf ingeschreven voor de WAGC/WK 2022. Dit is op 26 januari 2022 door de Businessunit Manager aan [eiser 3] gecommuniceerd.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Acro c.s. vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de KNGU te veroordelen:
I. om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 11 januari 2022 ten aanzien van [eiser 2] , op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke dag dat de KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven en voorts;
II. om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 11 januari 2022 ten aanzien van [eiser 3] , op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke dag dat de KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven en voorts;
III. om binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 11 januari 2022 ten aanzien van [eiser 4] , op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke dag dat de KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven en voorts;
IV. de KNGU te gebieden om [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] definitief bij de Fédération Internationale de Gymnastiek in te schrijven voor de WAGC en het WK 2022, op straffe van een dwangsom van € 20.000,00 voor elke dag dat KNGU in gebreke blijft aan die veroordeling uitvoering te geven en voorts;
V. de KNGU te veroordelen in de kosten van deze procedure, alsmede te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente binnen veertien dagen na dit vonnis.
3.2.
Stichting Acro c.s. stelt primair dat de besluiten van 11 januari 2022 op grond van artikel 2:14 dan wel artikel 2:15 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), voor vernietiging in aanmerking komen, vanwege strijd met de reglementen en statuten van de KNGU en het ISR. Volgens Stichting Acro c.s. moet het uitsluiten van personen om deel te nemen aan een toernooi omdat er een onderzoek loopt, terwijl zij wel geheel voldoen aan de eisen om te worden uitgezonden, worden gekwalificeerd als een ordemaatregel. Op basis van artikel 11 van het Algemeen Tuchtreglement is het bondsbestuur van de KNGU bevoegd om een ordemaatregel te nemen en niet de Businessunit Manager. De bevoegdheid is ook niet door het bondsbestuur aan de Businessunit Manager gedelegeerd. Om die reden stelt stichting Acro c.s. dat de besluiten onbevoegd zijn genomen. Bovendien blijkt uit voornoemde bepaling dat het bondsbestuur van de KNGU slechts gebruik mag maken van deze bevoegdheid indien en voor zover de ordemaatregel nodig is om de orde en, of veiligheid binnen de vereniging (waaronder in ieder geval de KNGU zelf) te waarborgen dan wel te herstellen. Een ordemaatregel moet noodzakelijk, geschikt en evenredig zijn om dit doel te bereiken. Aan deze voorwaarden voldoen de besluiten volgens Stichting Acro c.s. niet. Verder wijst Stichting Acro c.s. erop dat het regime van artikel 11 Algemeen Tuchtreglement bescherming biedt aan beklaagden die onderwerp zijn van een tuchtprocedure, bijvoorbeeld om te excessief (disproportioneel) ingrijpen te voorkomen. Volgens Stichting Acro c.s. biedt het huidige Huishoudelijk Reglement deze bescherming niet. Stichting Acro c.s. wijst er voorts op dat de KNGU zich heeft verbonden om tuchtzaken aan de ISR uit te besteden en daardoor simpelweg gebonden is aan de reglementen van de ISR. De KNGU heeft volgens Stichting Acro c.s. in feite op een onderdeel dat geregeld is in het ISR reglement zelfstandig (soepelere) regels gemaakt om daarmee de bescherming die een beklaagde heeft via het ISR reglement te omzeilen. Dat kan niet omdat de KNGU zich aan het ISR reglement heeft te houden.
Subsidiair stelt Stichting Acro c.s. zich op het standpunt dat de besluiten van 11 januari 2022 in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid ex artikel 2:8 BW. Daarbij stelt zij zich op het standpunt dat de besluiten onmiskenbaar een tuchtrechtelijke inslag hebben, gelet op het feit dat de trainers die niet betrokken zijn bij een tuchtrechtelijk onderzoek wel worden opgenomen in de delegatie naar internationale toernooien. Stichting Acro c.s. stelt dat een vereniging pas een beleidsmaatregel mag nemen met een tuchtrechtelijk karakter als de tuchtrechter een onherroepelijke uitspraak heeft gedaan. De KNGU loopt met haar besluiten vooruit op de tuchtprocedures en houdt geen rekening met de onschuldpresumptie. [eiser 4] , [eiser 2] en [eiser 3] worden daardoor onevenredig in hun belangen getroffen. Tot slot stelt Stichting Acro c.s. zich op het standpunt dat er geen belangenafweging aan de besluiten vooraf is gegaan. In dat verband wijst zij erop dat de KNGU niet ingaat op de aard en ernst van de klachten die de aanleiding vormen voor de tuchtrechtelijke procedures, dat de KNGU geen acht slaat op de identiteit van de melders of op de argumenten die [eiser 4] , [eiser 2] en [eiser 3] hebben aangedragen ter weerlegging van de klachten. Voorts betoogt stichting Acro c.s. dat de gevoerde (hoor)gesprekken voor de bühne waren, omdat de uitkomst van de besluiten vooraf al vast stond. In dat kader wijst Stichting Acro c.s. op het bericht dat [eiser 2] ontving van de heer [naam 2] . Verder heeft de KNGU geen duidelijkheid gegeven ten aanzien van de vraag welke belangen zij meeweegt in haar besluitvorming en welke doelen zij met de besluiten beoogt te dienen. Stichting Acro c.s. spreekt van symboolpolitiek waar het de KNGU in feite om haar eigen (internationale) reputatie te doen is. Dit is in de optiek van Stichting Acro c.s. een minimaal belang dat zeker niet opweegt tegen de forse belangen van Stichting Acro c.s. en haar gymnasten. De KNGU had volgens haar niet in redelijkheid tot de besluiten van 11 januari 2022 kunnen komen.
3.3.
De KNGU voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Stichting Acro c.s. met veroordeling van Stichting Acro c.s. in de proceskosten.
De KNGU heeft zich vooraleerst op het standpunt gesteld dat Stichting Acro c.s. misbruik van procesrecht heeft gemaakt door (pas) vier weken na 6 januari 2022 om een datumbepaling te verzoeken bij deze rechtbank. De KNGU stelt door dit handelen geen mogelijkheid meer te hebben om eventueel (spoed)appel in te stellen tegen het vonnis in kort geding.
Voorts stelt de KNGU zich op het standpunt dat dat de besluiten van 11 januari 2022 niet kwalificeren als een ordemaatregel noch als een beleidsmaatregel met een tuchtrechtelijk tintje. Zij voert aan dat geen sprake is van besluiten waarmee zij de orde en/of veiligheid van sportbeoefenaren binnen Stichting Acro wil waarborgen dan wel herstellen. Volgens de KNGU heeft zij door het Huishoudelijk Reglement aan te passen een verduidelijking gegeven van de (reeds bestaande) bevoegdheden van de Businessunit Manager en haar beleidslijn. Deze beleidslijn is ontstaan vanuit de noodzaak een structurele verandering binnen de gymsport door te voeren. In dat verband wijst de KNGU op de turncrisis en het in april 2021 verschenen Verinormrapport waarin volgens de KNGU pijnlijke bevindingen over (ernstig) grensoverschrijdend gedrag staan beschreven waarbij de KNGU steken heeft laten vallen. De KNGU betoogt dat zij het in dat verband vindt kunnen passen dat een coach die onderwerp is van tuchtrechtelijk onderzoek niet op een groot internationaal podium als vertegenwoordiger van die gymsport c.q. van de KNGU wordt meegezonden. Indien een besluit gebaseerd op deze beleidslijn zou worden gekwalificeerd als een ordemaatregel, zou de haar toekomende beleidsvrijheid -naar de rechtbank begrijpt ontoelaatbaar- worden doorkruist. Nu volgens de KNGU geen sprake is van ordemaatregelen, zijn de besluiten niet onbevoegd genomen en kan de stelling van Stichting Acro c.s. dat niet wordt voldaan aan de aan een ordemaatregel te stellen eisen, haar dan ook niet baten.
Voorts brengt de KNGU naar voren dat de besluiten door de bevoegde persoon zijn genomen nu de Businessunit Manager bevoegd is om de delegatie voor internationale wedstrijden samen te stellen. Er bestaat aldus geen recht voor sporters, coaches en juryleden om onderdeel uit te maken van een dergelijke delegatie. Een dergelijk recht kan ook niet bestaan, omdat de KNGU verantwoordelijkheid draagt voor deze afvaardiging. De KNGU stelt dat de besluiten passen binnen de beleidsvrijheid die zij als vereniging heeft. Dit zou ook volgen uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem van 30 juni 2021, ECLI:GHARL:2021:6397.
Bovendien zijn de besluiten volgens de KNGU in alle redelijkheid genomen. De KNGU voert aan dat [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 2] tijdens hun (hoor)gesprek voorafgaand aan de besluiten in de gelegenheid zijn gesteld om alle belangen naar voren te brengen die volgens hen door de KNGU zouden moeten worden meegewogen bij de besluitvorming. De KNGU betwist de stelling van Stichting Acro c.s. dat het hoorgesprek slechts voor de bühne plaatshad. Haar kan niet worden verweten dat er in de communicatie tussen de heer [naam 2] en [eiser 2] mogelijk sprake is geweest van een misverstand. De KNGU zegt dat de algemene belangen die de KNGU vanuit haar overkoepelende rol bij het opstellen (en codificeren) van de beleidslijn dient onder meer zien op het voorkomen van maatschappelijke onrust en het creëren van een veilig en positief sportklimaat. Om tot een veilig en positief sportklimaat te kunnen komen is volgens de KNGU onder meer een structurele cultuurverandering nodig en is het niet gewenst dat een coach die onderwerp is van een tuchtrechtelijk onderzoek op een internationaal podium staat. Daarbij voert de KNGU aan dat (een poging tot) het voorkomen van onrust een reëel belang is. Dit blijkt volgens haar wel uit het feit dat het recent behalen van een eLearing door [eiser 2] als internationaal jurylid al tot indringende vragen heeft geleid van een melder bij de KNGU. Voorts hoeft het volgens de KNGU niet zo te zijn dat de belangen van de sporters door de besluiten worden geschaad. De uitvoering van haar beleid kan volgens haar hand in hand gaan met het waarborgen van de belangen van de sporters. Zij wijst daarbij op de risico’s van een te grote afhankelijkheidsrelatie tussen sporter en coach en het leren omgaan van een sporter met de afwezigheid van een coach tijdens een wedstrijd. De KNGU beaamt dat zij zich niet verdiept in de inhoud van een klacht die de aanleiding vormt van een tuchtrechtelijke procedure. Zij kijkt aldus niet naar de aard en ernst van de aan de klacht ten grondslag liggende feiten. Volgens de KNGU zou zij, als zij dit wel bij haar belangenafweging zou betrekken, zich begeven binnen de bevoegdheid en op het rechtsterrein van de ISR.
3.4.
Op de verdere stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze zaak speelt opnieuw (zie: ECLI:RBGEL:2021:4976) de vraag of [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] in hun hoedanigheid van trainer aanspraak kunnen maken op uitzending naar internationale wedstrijden in de discipline acrobatische gymnastiek. In dit geval gaat het om toernooien die van 3 maart 2022 tot 13 maart 2022 plaatsvinden in Baku, Azerbeidzjan.
4.2.
De spoedeisendheid van deze zaak wordt door de KNGU niet betwist, maar zij is van mening dat hier sprake is van misbruik van procesrecht, omdat de Stichting Acro c.s. het kort geding veel eerder had kunnen aanbrengen. In dat geval zou het instellen van een spoedappel nog mogelijk zijn geweest. In dit standpunt wordt de KNGU niet gevolgd. Het kort geding is aangevraagd op 6 februari 2022. Beide partijen hebben een (vergelijkbaar) groot aantal verhinderdata opgegeven, waardoor het niet mogelijk bleek om eerder dan 21 februari 2022 de mondelinge behandeling te plannen, mede in acht genomen de beschikbare capaciteit binnen de rechtbank. In de middag van 22 februari 2022 is een kop-staart vonnis uitgesproken. Daarmee resteerde voor een spoedappel nog voldoende ruimte, vooropgesteld dat het hof Arnhem-Leeuwarden een verzoek daartoe zou willen toewijzen.
4.3.
Het procesbelang van de Stichting Acro is door de KNGU niet betwist, zodat er geen reden is om de stichting als belangenbehartiger van de met haar verbonden sporters, sportsters en trainers mede te ontvangen in deze zaak.
4.4.
Op 11 januari 2022 is door de businessunit manager met toepassing van het onder 2.9 weergegeven artikel 3.1.05 van het Huishoudelijk Reglement van de KNGU besloten [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] geen deel uit te laten maken van de delegatie naar de wedstrijden in Baku.
In lid 7 van dit artikel is bepaald dat de businessunit manager een dergelijk besluit kan nemen als een persoon onderwerp is van tuchtrechtelijk en/of strafrechtelijk onderzoek en/of procedure, zij het dat een dergelijk besluit dient te worden voorafgegaan van een belangenafweging. Welke belangen daarbij is het geding kunnen zijn, is niet vastgelegd.
4.5.
In deze procedure is de vraag aan de orde is gesteld wat de verhouding is tussen deze bepaling en de bevoegdheid van het bondsbestuur om ordemaatregelen te treffen zoals dat is geregeld in artikel 5.1.11 van het Huishoudelijk Reglement en artikel 11 van het Algemeen Tuchtreglement van de ISR, als weergegeven onder 2.9 en 2.10. De KNGU is van oordeel dat die bepalingen geheel los van elkaar bezien dienen te worden. De besluiten van 11 januari 2022 betreffen, zo stelt zij, geen ordemaatregelen, maar zijn een toepassing van een algemeen beleid om in beginsel geen trainers af te vaardigen naar internationale wedstrijden die onderwerp zijn van tuchtrechtelijk of strafrechtelijk onderzoek, een beleidsvrijheid die haar zou toekomen. De aard en de ernst van de aan eventuele onderzoek ten grondslag liggen feiten blijft daarbij buiten beschouwing.
4.6.
De KNGU miskent met dit standpunt evenwel dat er een duidelijke link is tussen met name artikel 3.1.05 van het Huishoudelijk Reglement en artikel 11 van het Algemeen Tuchtreglement. In beide artikelen gaat het immers om de vraag welke voorlopige consequenties verbonden kunnen worden aan het feit dat een persoon onderwerp is van (in dit geval) tuchtrechtelijk onderzoek. Daarbij verdient opmerking dat de beleidsruimte die de businessunit manager - een medewerker van de KNGU - met betrekking tot de samenstelling van delegaties heeft veel groter is dan de ruimte die het bondsbestuur - een orgaan van de KNGU - is toegemeten voor het treffen van een ordemaatregel, ook als die ordemaatregel bijvoorbeeld zou bestaan uit een besluit om een trainer uit te sluiten van deelname aan een internationale wedstrijd, een besluit waarvan niet valt in te zien dat het bondsbestuur daartoe in de betreffende bepaling van het Algemeen Tuchtreglement geen grondslag zou kunnen vinden.
Tegen deze achtergrond bezien, wint het argument van de Stichting Acro c.s. aan kracht, waar zij betoogt dat de beslissing van de businessunit manager in het Huishoudelijk Reglement weliswaar niet wordt aangeduid als ordemaatregel, maar dat in wezen wel degelijk is. Beslissingen van 11 januari 2022 hebben, niet alleen voor de direct betrokkenen, onmiskenbaar het karakter van een ordemaatregel, een maatregel die uitsluitend is gebaseerd op het feit dat zij in opspraak zijn geraakt. Hieraan doet niet af dat de businessunit manager steun vindt in een door de KNGU gekozen beleidslijn, hierop neerkomend dat de KNGU het niet passend acht dat een coach die onderwerp is van tuchtrechtelijk onderzoek op een groot internationaal podium als vertegenwoordiger van de gymsport zou kunnen optreden.
4.7.
Dit klemt te meer gelet op het bepaalde in het eveneens onder 2.9 weergegeven artikel 7.2.01 van het Huishoudelijk Reglement, waarnaar Stichting Acro c.s. heeft verwezen.
In dat artikel staat onder meer dat voor het verrichten van werkzaamheden/activiteiten als trainer bij (inter)nationale wedstrijden een betrokkene van onbesproken gedrag dient te zijn, hetgeen niet het geval is indien sprake is van veroordelingen in tuchtrechtelijke en/of strafrechtelijke zin of van veroordelingen voor overtreding van de gedragsregels uit hoofdstuk 7 van het Huishoudelijk Reglement.
Van onbesproken gedrag is echter, zo staat in dat artikel, ook geen sprake in geval van door het bondsbestuur getroffen ordemaatregelen wegens verdenking van dergelijke overtredingen. Dit impliceert dat uitsluiting bij (inter)nationale wedstrijden weliswaar mogelijk is bij verdenkingen, maar dan wel eerst nadat het bondsbestuur een daartoe strekkende ordemaatregel heeft getroffen. Tot dusver heeft het bondsbestuur echter geen aanleiding gezien dergelijke maatregelen te nemen.
4.8.
Het voorgaande leidt tot het voorlopige oordeel dat Stichting Acro c.s. terecht heeft aangevoerd dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de bodemrechter niet mee zal gaan in de stelling van de KNGU dat de gewraakte beslissingen geen ordemaatregelen zijn en door de businessunit manager niet onbevoegd zijn genomen.
4.9.
Ordemaatregelen dienen met de nodige zorgvuldigheid en prudentie te worden genomen, met - in dit geval - inachtneming van de reglementaire begrenzingen, zoals die zijn vastgelegd in artikel 11 van het Algemeen Tuchtreglement, als beschreven onder 2.10. Als er een dergelijke maatregel wordt getroffen, dient deze noodzakelijk, geschikt en evenredig te zijn om het beoogde doel te bereiken. Daarbij kan een voorlopig oordeel over de aard en de ernst van de klachten beslist niet achterwege blijven, zoals de KNGU meent, ook al staan die nog niet vast, waarbij op zorgvuldige wijze de verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen, en kan ook niet worden voorbijgegaan aan wie de klachten hebben gediend. Daar kan immers ook rancune een rol spelen, zoals Stichting Acro c.s. stelt en ook zo’n gezichtspunt kan niet worden genegeerd, zoals de KNGU heeft gedaan.
Het betoog van de KNGU dat het gegeven dat de ISR een tuchtrechtelijk onderzoek is gestart op zichzelf al impliceert dat het om ernstige kwesties gaat, vindt geen steun in de onder 2.5 weergegeven bepalingen van het Algemeen Tuchtreglement. Ook als dat anders zou zijn, dan nog dient de KNGU dat in de afweging van de verschillende belangen op voor betrokkenen inzichtelijke wijze te betrekken. Dat is in ieder geval niet gebeurd, zodat de vraag of de maatregel evenredig is aan de gedragingen waarvan [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] worden beticht, niet te beantwoorden is.
4.10.
Dat de KNGU werkt aan een structurele cultuurverandering binnen de gymsport, brengt evenmin zonder toelichting, die ontbreekt, niet met zich dat een trainer die betrokken is bij een tuchtrechtelijk onderzoek niet meer mee kan naar de hoogste internationale podia. Die keuze kan uiteraard worden gemaakt, al is het de vraag door wie, maar dat kan, gezien de motiveringseisen die nu eenmaal gelden bij het treffen van dit soort maatregelen, zeker niet zonder meer doorslaggevend zijn. Aan het individuele geval dient altijd aandacht te worden besteed. Ook al is een ordemaatregel niet disciplinair van aard, de buitenwacht en ook de direct betrokkenen ervaren dat veelal wel degelijk zo, zeker tegen de achtergrond van de ernstige misstanden die in de internationale turnwereld aan het licht zijn gekomen.
Van (dreigende) maatschappelijke onrust rond deze zaak is niets gebleken, ook niet na de deelname van de drie trainers aan de toernooien in Pesario. Dat een bepaalde persoon vragen heeft gesteld aan de KNGU over het feit dat [eiser 2] deelneemt aan een training e-learning is in deze context niet redengevend.
De betrokken ouders staan unaniem achter de drie trainers en dat geldt ook voor de betrokken turnsters en turners. Dit klemt te meer nu ook de KNGU erkent dat de besluiten niet alleen ingrijpend zijn voor de trainers zelf, maar ook voor de sporters en hun ouders. Zowel de ouders als de turners en turnsters wensen dat de trainers naar Bakoe worden afgevaardigd.
4.11.
Onder deze omstandigheden luidt het voorlopige oordeel dat de KNGU zich jegens Stichting Acro c.s. niet heeft gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd, zodat verwacht wordt dat de bodemrechter desgevraagd de bestreden besluiten zal vernietigen. Naast serieuze twijfel over de bevoegdheid van de businessunit manager schiet de motivering, marginaal toetsend, ernstig tekort. Het beleid om te werken aan een veilig sportklimaat, structurele cultuurverandering en het voorkomen van (maatschappelijke) onrust is, staat centraal en is doorslaggevend. De KNGU spreekt niet zonder reden van een met betrekking tot de trainers genomen beleidsbesluit, waarmee uitvoering wordt gegeven aan genoemde beleidslijn. Waar door de KNGU erkende belangen van de Stichting Acro en haar trainers, en die van de turnsters en turners van onvoldoende gewicht worden geacht, enkel en alleen vanwege het feit dat een trainer onderwerp is van tuchtrechtelijk of strafrechtelijk onderzoek, is van enige reële afweging van belangen geen sprake (geweest). Dat er nog andere belangen in het geding zouden kunnen zijn is moeilijk voorstelbaar en desgevraagd door de trainers heeft de KNGU ook niet inzichtelijk willen maken welke (andere) belangen zij betrekt bij haar afweging.
4.12.
De gevorderde voorzieningen zullen worden toegewezen, met uitzondering van de door Stichting Acro c.s. gevorderde dwangsommen, nu de voorzieningenrechter ervan uitgaat dat de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie aan deze veroordeling zal voldoen.
4.13.
De Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Stichting Acro c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00 Van enige reële afweging van belangen is niet gebleken.
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 11 januari 2022 ten aanzien van [eiser 2] ,
5.2.
veroordeelt de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 11 januari 2022 ten aanzien van [eiser 3] ,
5.3.
veroordeelt de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie om binnen 24 uur na dit vonnis over te gaan tot intrekking van haar besluit van 11 januari 2022 ten aanzien van [eiser 4] ,
5.4.
veroordeelt de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie om [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] definitief bij de Fédération Internationale de Gymnastiek in te schrijven voor het WAGC en WK 2022,
5.5.
veroordeelt de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Acro c.s. tot op heden begroot op € 1.692,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, indien de KNGU niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022