ECLI:NL:RBGEL:2022:157

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
20/4771
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op ziekengeld bij beëindiging van een tweede dienstverband

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van ziekengeld per 2 maart 2020 beoordeeld. Eiseres, werkzaam als doktersassistente, had aanvankelijk ziekengeld toegekend gekregen, maar dit werd later ingetrokken door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) op basis van de stelling dat er geen sprake was van de beëindiging van een tweede dienstbetrekking. De rechtbank heeft op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de kernvraag was of er sprake was van één of twee dienstbetrekkingen. Eiseres stelde dat er twee afzonderlijke dienstbetrekkingen waren, terwijl verweerder dit betwistte. De rechtbank oordeelde dat de partijen duidelijk kenbaar hadden gemaakt dat zij aan de onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke rechtsgevolgen wilden verbinden, ondanks dat de reden voor het aangaan van de tweede dienstbetrekking niet expliciet in de overeenkomst was vermeld. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg hen op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het griffierecht aan eiseres vergoed en werden de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 759,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 20/4771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2022

in de zaak tussen

[Eiseres A] , te [plaats A] , eiseres,

(gemachtigde: J.R. Beukema)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverszekeringente Hengelo, verweerder
(gemachtigde: M.A. Kuilerd).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van ziekengeld per 2 maart 2020. Aanvankelijk heeft verweerder met zijn besluiten van 23 maart 2020 wel ziekengeld toegekend aan eiseres en bepaald dat het ziekengeld wegens genoten inkomsten niet wordt uitbetaald. Met het bestreden besluit van 31 juli 2020 heeft verweerder de besluiten van 23 maart 2020 ingetrokken en alsnog ziekengeld geweigerd omdat geen sprake zou zijn van de beëindiging van een tweede dienstbetrekking.
De rechtbank heeft het beroep op 19 november 2021 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1.1.
Eiseres werkt vanaf 1 maart 2017 als doktersassistente in een huisartsenpraktijk. Zij heeft op die datum een ‘arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’ getekend voor de duur van één jaar voor 20 uur per week. Op 28 januari 2018 hebben eiseres en haar werkgever een ‘wijziging arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’ getekend waarin is neergelegd dat deze arbeidsovereenkomst vanaf 1 februari 2018 voor onbepaalde tijd geldt.
1.2.
Op 15 januari 2018 hebben eiseres en haar werkgever een ‘arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd’ getekend voor dezelfde functie, voor de duur van 1 maart 2018 tot
1 maart 2019 en met een arbeidsduur van minimaal 8 en maximaal 16 uur per week. In artikel 1 staat
“de overeenkomst betreft een tijdelijk dienstverband in combinatie met de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd d.d. 1 februari 2018.”
1.3.
Op 22 januari 2019 hebben eiseres en haar werkgever een ‘wijziging arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd’ getekend inhoudende:
“verklaren in aanvulling op artikel 6 van de arbeidsovereenkomst d.d. 1 maart 2018 de arbeidsduur te wijzigen met ingang van 1 maart 2019. De arbeidsduur wordt gewijzigd in 30 uur per week voor onbepaalde tijd. Daarnaast wordt de tijdelijke uitbreiding van 6 uur per week voortgezet voor de duur van 1 jaar. De totale arbeidsduur van 36 uur per week wijzigt derhalve per 1 maart 2020 weer naar 30 uur per week. Overige voorwaarden en bepalingen blijven ongewijzigd.”
1.4.
Eiseres heeft zich op 29 april 2019 ziekgemeld.
Waar gaat deze zaak over?
2. In geschil is of sprake is geweest van één dienstbetrekking waarvan de arbeidsduur tijdelijk is gewijzigd, zoals verweerder stelt, of dat sprake is van twee afzonderlijke dienstbetrekkingen waarvan er een is geëindigd, zoals eiseres stelt. Alleen in het laatste geval is voldaan aan het vereiste voor een recht op ziekengeld uit hoofde van artikel 29, tweede lid, derde volzin en onder c, van de Ziektewet (ZW) dat de dienstbetrekking is geëindigd.
3. Dat sprake is van twee afzonderlijke dienstbetrekkingen, volgt volgens eiseres uit de schriftelijke arbeidsovereenkomsten, één voor onbepaalde tijd met een arbeidsduur van (aanvankelijk 20 en later) 30 uur per week en één voor bepaalde tijd tot 1 maart 2020 met een arbeidsduur van (aanvankelijk 8 tot 16 uur per week en later) 6 uur per week.
4. Volgens verweerder is geen sprake van twee afzonderlijke dienstbetrekkingen, omdat in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geen specifieke reden is opgenomen waarom deze - naast de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd - is aangegaan. Dat dit een vereiste is wanneer de inhoud van de werkzaamheden en de arbeidsvoorwaarden in beide overeenkomsten niet wezenlijk verschillen, leidt verweerder af uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [1]
5.1.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat uit de rechtspraak van de CRvB niet volgt dat dit een constitutief vereiste is.
5.2.
In 2016 heeft de CRvB [2] , in afwijking van eerdere uitspraken, geoordeeld dat onder omstandigheden ook sprake kan zijn van twee dienstbetrekkingen als de werkzaamheden niet wezenlijk verschillen en dezelfde arbeidsvoorwaarden gelden. Dit omdat er geen wetsbepaling aan in de weg staat dat meerdere naast elkaar bestaande arbeidsovereenkomsten worden gesloten. Als voorwaarde werd gesteld dat partijen duidelijk kenbaar moeten hebben gemaakt dat zij aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke - en in die arbeidsovereenkomsten uiteengezette - rechtsgevolgen hebben willen verbinden. Volgens de CRvB was daaraan in het daar voorliggende geval voldaan, waarbij partijen in de, elkaar opvolgende, overeenkomsten voor bepaalde tijd specifieke redenen hadden opgenomen waarom zij die overeenkomsten zijn aangegaan en wat de arbeidsomvang en (maximum)duur van die overeenkomsten was.
5.3.
Verweerder heeft dat zo opgevat dat ook in andere gevallen enkel aan de gestelde voorwaarde kan worden voldaan als daaraan op dezelfde wijze feitelijk invulling is gegeven, waaronder een vermelding in de afzonderlijke arbeidsovereenkomst van de redenen voor het aangaan daarvan. Verweerder meent dat de CRvB dit in rechtsoverweging 4.4. van de uitspraak uit 2021 [3] heeft geaccordeerd. Daarin onderschrijft de CRvB het door verweerder gehanteerde uitgangspunt dat er “buiten de specifieke situatie zoals omschreven in de genoemde uitspraak” van 2016 niet van twee naast elkaar bestaande dienstbetrekkingen bij één en dezelfde werkgever moet worden uitgegaan als geen sprake is van wezenlijke verschillen in de afgesproken arbeid en er geen verschillende arbeidsvoorwaarden gelden. Met de bewoordingen ‘specifieke situatie’ kan evenwel ook zijn bedoeld de situatie waarin duidelijk kenbaar is gemaakt dat zij aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke - en in die arbeidsovereenkomsten uiteengezette - rechtsgevolgen hebben willen verbinden, daargelaten op welke feitelijke wijze dat kenbaar is gemaakt. Dat ligt ook voor de hand nu in het civiele arbeidsrecht de vraag of tussen partijen een afzonderlijke arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen of een wijziging van de bestaande arbeidsovereenkomst ook moet worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenaamde Haviltex-maatstaf), waarbij alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang moeten worden bezien.
5.4.
Dan resteert de vraag of eiseres en haar werkgever duidelijk kenbaar hebben gemaakt dat zij aan te onderscheiden delen van hun arbeidsverhouding afzonderlijke - en in die arbeidsovereenkomsten uiteengezette - rechtsgevolgen hebben willen verbinden. Die vraag wordt bevestigend beantwoord. De contractspartijen hebben van meet af aan uitdrukkelijk afgesproken dat het een “tijdelijk dienstverband betreft in combinatie met de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd”. Zij hebben dit ook in een afzonderlijke schriftelijke overeenkomst neergelegd en daarin te kennen gegeven dat deze overeenkomst van rechtswege eindigt na ommekomst van de overeengekomen duur van één jaar. Zij hebben dus nadrukkelijk een ander rechtsgevolg willen verbinden aan dit deel van de arbeidsverhouding. Dat is niet gewijzigd met de verlenging van die overeenkomst voor de duur van één jaar. Dat het uitdrukkelijk de bedoeling van partijen is geweest om dit buiten het vaste dienstverband om te regelen, volgt ook uit het feit dat het om een tijdelijke extra taak ging die bestond uit het digitaliseren van alle patiëntendossiers, zoals eiseres onbetwist heeft gesteld. De enkele omstandigheid dat partijen de reden van de afzonderlijke dienstverbanden niet letterlijk in de overeenkomsten hebben vermeld, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij daarom niet kenbaar hebben gemaakt dat zij aan die arbeidsovereenkomsten afzonderlijke rechtsgevolgen hebben willen verbinden.
5.5.
Verweerder heeft dan ook ten onrechte aangenomen dat er geen sprake is van een beëindiging van een (tweede) dienstbetrekking.

Conclusie en gevolgen

6.1.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 31 juli 2020.
6.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder nu alsnog moet beoordelen of eiseres aan de overige toepassingsvoorwaarden voor ziekengeld voldoet. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt verweerder hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, als hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
6.3.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6.4.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakt proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden;
  • gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht groot € 48,- aan haar vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 759,-.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.J.P. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2022.
Griffier
Rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 11 maart 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:550.
2.CRvB 18 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3109.
3.Zie noot 1