ECLI:NL:RBGEL:2022:1612

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
400727
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over erfdienstbaarheid van uitweg en gebruiksbeperkingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een verbod vorderen tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], om de erfdienstbaarheid van uitweg te belemmeren. De eisers stellen dat zij recht hebben op een vrije doorgang over de uitweg die hen toegang biedt tot de openbare weg, en dat gedaagden deze doorgang onrechtmatig belemmeren door obstakels te plaatsen en voertuigen aan te houden. De zaak is ontstaan uit een langdurige discussie over het gebruik van de uitweg, die in 1966 is gevestigd ten behoeve van de percelen van eisers. Gedaagden hebben bezwaar tegen het frequente gebruik van de uitweg door eisers en stellen dat er te hard wordt gereden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eisers in conventie worden afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagden zich onrechtmatig hebben gedragen. Ook de vorderingen in reconventie van gedaagden zijn afgewezen. De proceskosten zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/400727 / KG ZA 22-53
Vonnis in kort geding van 31 maart 2022
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P.G. Bekkers te Tiel,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.P.J. Botterblom te Nijkerk.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [gezamenlijke eisers] worden genoemd (in mannelijk enkelvoud) en afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] . Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gezamenlijke gedaagden] worden genoemd (in mannelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 7 maart 2022 met producties 1 t/m 19
  • de brief van [gezamenlijke gedaagden] van 15 maart 2022 met producties 1 t/m 21 en de eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 17 maart 2022
  • de pleitnota van [gezamenlijke gedaagden]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Voor de leesbaarheid zullen hierna alle percelen – die alle kadastraal bekend zijn gemeente Lienden (sectie [sectie] ) – worden aangeduid met [sectie] , gevolgd door het betreffende kavelnummer.
2.1.
[eiser 2] exploiteert een transportbedrijf ( [eiser 1] ) aan de [adres] . [eiser 2] is sinds 14 maart 2014 eigenaar van de percelen [perceelnummers] . [eiser 2] woont zelf niet in de woning aan de [adres] .
2.2.
[gezamenlijke gedaagden] is sinds 30 april 2021 eigenaar van de woning met naastgelegen berging-stalling aan de [adres] ( [perceelnummers] . [gezamenlijke gedaagden] woont met zijn gezin in de woning.
2.3.
De percelen van [eiser 2] liggen vanaf de openbare [naam weg] gezien achter de percelen van [gezamenlijke gedaagden] Perceel [perceelnummers] van [gezamenlijke gedaagden] grenst aan de percelen [perceelnummers] van [eiser 2] . Op perceel [perceelnummers] langs de zuidelijke erfgrens ligt een verharde weg die uitkomt op perceel [perceelnummers] van [eiser 2] .
2.4.
Een uitvergroting van de kadastrale kaart (van maart 2022) van de situatie ter plaatse ziet er als volgt uit:
2.5.
In 1966 is in verband met de ruilverkaveling “Echteld-Lienden” een erfdienstbaarheid van uitweg gevestigd ten laste van het perceel dat destijds kadastraal bekend was als [perceelnummers] (
oud) en ten dienste van het perceel dat destijds kadastraal bekend was als [perceelnummers] (
oud).
Voormeld perceel [perceelnummers] (
oud) werd in 1966 aangeduid als [perceelnummers] en bestaat thans uit de percelen [perceelnummers] , [perceelnummers] en [perceelnummers] . De erfdienstbaarheid van uitweg bevindt zich op het huidige perceel [perceelnummers] , dat toebehoort aan [gezamenlijke gedaagden] . Voormeld perceel [perceelnummers] (
oud) werd in 1966 aangeduid als [perceelnummers] en bestaat thans uit de percelen [perceelnummers] , [perceelnummers]
, die thans toebehoren aan [eiser 2] .
2.6.
In de akte van ruilverkaveling van 15 december 1966 staat ten aanzien van voormelde erfdienstbaarheid van uitweg onder meer:
De aard van het zakelijk recht is aangegeven achter de betrekkelijke kavels zulks onder inachtneming van de hierna onder a, b en c genoemde bijzonderheden, te weten:
a) De aanduiding “oud” in de kolom “bijzonderheden” betekent dat de erfdienstbaarheid wordt gevestigd zoals de thans bestaande terreintoestand dit aangeeft.
(…)
c) Voor zover niet anders is vermeld worden de erfdienstbaarheden van uitweg gevestigd op een strook ter breedte van vier meter, waarbij de eventueel aanwezige halve sloot niet is inbegrepen;
(…)
heersend erf lijdend erf
(…)
In de gemeente Lienden:
[perceelnummers] --------------- [perceelnummers] ----------- oud langs de gehele zuidelijke grens
(vormende kavelnummer [perceelnummers] destijds het kadastrale perceel Lienden, [perceelnummers] en thans de kadastrale percelen Lienden, sectie [perceelnummers] en vormende kavelnummer [perceelnummers] destijds het kadastrale perceel Lienden sectie [perceelnummers] en thans de kadastrale percelen Lienden, sectie [perceelnummers] , worden de erfdienstbaarheid van uitweg uitgeoefend over het kadastrale perceel Lienden, [perceelnummers] ).
2.7.
In een leveringsakte van 20 januari 1967, betreffende de levering van de percelen [perceelnummers] (
oud) en [perceelnummers] aan de rechtsvoorganger van [gezamenlijke gedaagden] , wordt verwezen naar de akte van ruilverkaveling van 15 december 1966 en is onder meer vermeld dat het overgedragen perceel [perceelnummers] (
oud) is belast met de erfdienstbaarheid van uitweg ‘als van ouds, langs de gehele zuidelijke grens’ ten behoeve van perceel 165 (
oud).
2.8.
In de leveringsakte van 14 maart 2014, waarbij de percelen [perceelnummers] door de ouders van [eiser 2] en door [naam 1] aan [eiser 2] zijn geleverd, wordt verwezen naar de akte van ruilverkaveling van 15 december 1966. De hiervoor in 2.6. vermelde tekst is ook in de leveringsakte van 14 maart 2014 opgenomen.
2.9.
In de leveringsakte van 30 april 2021, waarbij de percelen [perceelnummers] en [perceelnummers] aan [gezamenlijke gedaagden] zijn geleverd, wordt met betrekking tot de erfdienstbaarheid van uitweg verwezen naar een akte van 19 januari 1967, waarin onder meer is vermeld dat perceel [perceelnummers] is belast met een erfdienstbaarheid van uitweg ‘als vanouds langs de gehele zuidelijke grens van dit perceel’ ten behoeve van perceel [perceelnummers] .
2.10.
Op 17 november 2021 heeft [gezamenlijke gedaagden] de (uit)weg op zijn perceel enige tijd geblokkeerd met zijn bus.
2.11.
Bij brief van 18 november 2021 heeft de advocaat van [gezamenlijke eisers] [gezamenlijke gedaagden] gesommeerd – kort gezegd – de erfdienstbaarheid tot uitweg te respecteren, niemand lastig te vallen en de uitweg niet te blokkeren.
2.12.
Bij brief van 8 december 2021 heeft de advocaat van [gezamenlijke eisers] [gezamenlijke gedaagden] bericht – kort gezegd – dat [gezamenlijke eisers] door de blokkade circa € 9.000,00 schade heeft geleden. [gezamenlijke eisers] heeft [gezamenlijke gedaagden] in die brief drie oplossingsmogelijkheden geboden: 1) partijen wijzen een deskundige aan die advies uitbrengt voor alternatieven om de door [gezamenlijke gedaagden] ervaren hinder te verminderen, 2) [eiser 2] koopt de strook grond van [gezamenlijke gedaagden] waarop de erfdienstbaarheid rust, 3) [eiser 2] koopt de woning van [gezamenlijke gedaagden]
2.13.
Partijen hebben nadien veelvuldig gecorrespondeerd over een mogelijke oplossing, onder meer over het inschakelen van een deskundige, maar hebben geen overeenstemming bereikt.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gezamenlijke gedaagden] te verbieden om het recht van erfdienstbaarheid onrechtmatig te belemmeren voor het gebruik door [gezamenlijke eisers] en zijn bezoekers door de vrije toegang daarvan te belemmeren, waaronder begrepen doch daartoe niet beperkt het aanhouden en/of staande houden en/of aanspreken, van personen en/of auto’s en/of vrachtauto’s en/of andere voertuigen die zich begeven op of in de nabijheid van de uitweg van vier meter breed die onderdeel uitmaakt van het perceel dat is gelegen aan de [adres] en waarop ten behoeve van het perceel dat is gelegen aan de [adres] een erfdienstbaarheid van uitweg is gevestigd, alles op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per keer, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor elke keer dat [gezamenlijke gedaagden] dit verbod overtreedt;
II. [gezamenlijke gedaagden] te verbieden om de vrije doorgang te beletten door obstakels, waaronder begrepen doch daartoe niet beperkt betonnen bakken en/of drempels en/of paaltjes en/of auto’s te plaatsen, van welke omvang dan ook, op de uitweg van vier meter breed die onderdeel uitmaakt van het perceel dat is gelegen aan de [adres] en waarop ten behoeve van het perceel dat is gelegen aan de [adres] een erfdienstbaarheid van uitweg is gevestigd, alles op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, gedurende de periode dat [gezamenlijke gedaagden] dit verbod overtreedt, en voorts met machtiging aan [gezamenlijke eisers] om al dan niet met behulp van de sterkte arm deze obstakels op kosten van [gezamenlijke gedaagden] per direct te (laten) verwijderen;
III. [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk te veroordelen, des de een voldaan hebbende de ander zij bevrijd om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de huidige obstakels, waaronder de betonnen bakken, de drempel, de rood/witte paaltjes en het groene mannetje, op de uitweg van vier meter breed die onderdeel uitmaakt van het perceel dat is gelegen aan de [adres] en waarop ten behoeve van het perceel dat is gelegen aan de [adres] een erfdienstbaarheid van uitweg is gevestigd, te verwijderen zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of gedeelte van een dag dat [gezamenlijke gedaagden] niet aan deze veroordeling voldoet;
IV. [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk te veroordelen, des de een voldaan hebbende de ander zij bevrijd, tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van
€ 925,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
V. [gezamenlijke gedaagden] hoofdelijk te veroordelen, des de een voldaan hebbende de ander zij bevrijd, in de proceskosten van dit geding en de nakosten ten bedrage van maximaal € 100,00, indien en voor zover [gezamenlijke gedaagden] niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee dagen, althans binnen een door de voorzieningenrechter redelijk geachte termijn, na betekening van het te dezen te wijzen vonnis heeft voldaan, deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de eerste betekening van het vonnis.
3.2.
[gezamenlijke gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke eisers]
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gezamenlijke gedaagden] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gezamenlijke eisers] te verbieden het eigendom van [gezamenlijke gedaagden] , dat kadastraal bekend is als gemeente Lienden, [perceelnummers] , te gebruiken of door derden te laten gebruiken om te komen en te gaan naar de percelen, die kadastraal bekend zijn als gemeente Lienden, [perceelnummers] , op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke keer dat [gezamenlijke eisers] in strijd handelt met dit verbod;
II. [gezamenlijke eisers] te verbieden het eigendom van [gezamenlijke gedaagden] , dat kadastraal bekend is als gemeente Lienden, [perceelnummers] , te laten gebruiken door derden, in het bijzonder, doch niet uitsluitend door:
 [naam 2] (ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder het nummer 58374019);
 [naam 2] (ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder het nummer 58148353);
 [naam 4] (ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder het nummer 58144862);
 [naam 5] (ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder het nummer 74770101);
 DKL B.V., onder andere h.o.d.n. Vortex Logistics (ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder het nummer 51262754);
 Intertruck Ltd., h.o.d.n. Intertruck Greece, gevestigd en kantoorhoudende te Thessaloniki Griekenhand;
 Convoi Nederland (ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder het nummer 66184185);
om te komen en te gaan naar de percelen, die kadastraal bekend zijn als gemeente Lienden, [perceelnummers] , op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke keer dat [gezamenlijke eisers] in strijd handelt met dit verbod;
III. [gezamenlijke eisers] te veroordelen in de proceskostenkosten in reconventie.
4.2.
[gezamenlijke eisers] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke gedaagden]
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna gezamenlijk worden behandeld.
5.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt het spoedeisend belang reeds uit de aard van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] tot (kort gezegd) handhaving van het recht van uitweg, mede gelet op het feit dat de uitweg waarover het in dit geding gaat, de enige uitweg is voor [gezamenlijke eisers] om van zijn percelen te komen van en te gaan naar de openbare weg.
5.3.
Bij de beoordeling gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende omstandigheden, die niet, althans onvoldoende zijn weersproken.
De familie van [eiser 2] exploiteert al meer dan 100 jaar een transportbedrijf op dezelfde locatie. In 1966 is een erfdienstbaarheid van uitweg gevestigd met als heersend erf het erf dat destijds werd aangeduid als [perceelnummers] , thans in eigendom van [eiser 2] , en als lijdend erf het erf dat destijds werd aangeduid als [perceelnummers] , thans in eigendom van [gezamenlijke gedaagden] In de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw reden er ongeveer 45 vrachtauto’s voor het transportbedrijf van de (groot)ouders van [eiser 2] , terwijl er op dit moment 3 vrachtauto’s rijden voor [eiser 1] . [eiser 2] heeft daarnaast thans delen van zijn percelen verhuurd aan derden, die het terrein gebruiken om vrachtauto’s te parkeren en te laden en te lossen onder meer in verband met opslag- en overslagactiviteiten. Sinds [gezamenlijke gedaagden] in de woning aan de [adres] woont, is er discussie ontstaan over het gebruik van de uitweg, gelegen naast de woning van [gezamenlijke gedaagden] De bezwaren van [gezamenlijke gedaagden] zien met name op het frequente gebruik van de uitweg en de volgens hem te hoge snelheid waarmee de (vracht)auto’s over de uitweg van en naar de percelen van [gezamenlijke eisers] rijden. Uit onvrede over de situatie heeft [gezamenlijke gedaagden] meermalen chauffeurs staande gehouden en aangesproken op hun rijgedrag. Ook heeft [gezamenlijke gedaagden] al dan niet met toestemming van [gezamenlijke eisers] verschillende ‘obstakels’ op en rond de uitweg geplaatst om de chauffeurs hun snelheid te laten verminderen. Op dit moment bevinden zich verschillende – door [gezamenlijke gedaagden] dan wel [gezamenlijke eisers] geplaatste – obstakels op, dan wel naast de uitweg, te weten: een geel-grijze drempel en rood-witte paaltjes, aan weerszijden van de uitweg betonnen (planten)blokken en een groen plastic ‘verkeersmannetje’. Ook is een verkeersbord geplaatst waarop “5 km” is vermeld.
5.4.
[gezamenlijke eisers] wil dat zowel hijzelf als derden ongestoord gebruik kunnen maken van de uitweg, zonder dat zij door [gezamenlijke gedaagden] worden belemmerd in een vrije doorgang. [gezamenlijke eisers] wil daarom dat het [gezamenlijke gedaagden] wordt verboden om hem en de bezoekers van zijn terrein aan te houden en aan te spreken en dat het [gezamenlijke gedaagden] wordt verboden om obstakels de plaatsen die de vrije doorgang beletten. Ook dient [gezamenlijke gedaagden] te worden veroordeeld om de huidige obstakels te verwijderen, aldus [gezamenlijke eisers]
5.5.
[gezamenlijke gedaagden] maakt bezwaar tegen de wijze waarop [gezamenlijke eisers] gebruik maakt van de erfdienstbaarheid van uitweg. Hij ondervindt met name hinder doordat op de uitweg te hard wordt gereden en doordat de uitweg frequent wordt gebruikt. Zijn bezwaren zien met name op het volgende: (i) er wordt te hard gereden op de uitweg, (ii) [gezamenlijke eisers] gebruikt de uitweg zonder recht of titel ten behoeve van een viertal percelen die niet vallen onder het heersende erf, waardoor de uitweg frequent wordt gebruikt, (iii) [gezamenlijke eisers] gaat ten onrechte ervan uit dat er een erfdienstbaarheid is gevestigd voor een uitweg van vier meter breed en (iv) [gezamenlijke eisers] gebruikt zijn percelen in strijd met de bestemming en handelt daarom onrechtmatig. Om ervoor te zorgen dat de chauffeurs minder hard op de uitweg rijden heeft [gezamenlijke gedaagden] verschillende obstakels op en langs de weg geplaatst. Door de obstakels wordt de inrit smaller gemaakt, maar de doorgang niet belet, aldus [gezamenlijke gedaagden]
ontvankelijkheid [eiser 1]
5.6.
[gezamenlijke gedaagden] voert aan dat [eiser 1] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, aangezien zij geen eigenaar is van de percelen die als heersend erf van de erfdienstbaarheid van uitweg hebben te gelden.
5.7.
Vaststaat dat [eiser 1] haar bedrijf uitoefent op voormelde percelen en dat zij in zoverre gebruik maakt van de erfdienstbaarheid van uitweg, zodat zij belang erbij heeft dat de door haar gestelde belemmeringen met betrekking tot het gebruik van de uitweg worden opgeheven en dus belang heeft bij haar vorderingen. Dat zij geen eigenaar is van de betreffende percelen, doet daaraan niet af. De erfdienstbaarheid van uitweg is immers gevestigd op de percelen en geldt voor de eigenaren en de gebruikers daarvan.
In zoverre is [eiser 2] Logistics dan ook ontvankelijk in haar vorderingen.
inhoud erfdienstbaarheid
5.8.
Partijen twisten ten aanzien van de breedte van de uitweg en over de wijze waarop de gevestigde erfdienstbaarheid van uitweg mag worden uitgevoerd. Op grond van het bepaalde in artikel 5:73 BW worden de inhoud van de erfdienstbaarheid en de wijze van uitoefening daarvan in eerste instantie bepaald door de akte van vestiging van de erfdienstbaarheid. Bij de uitleg komt het aan op de in de akte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebruikte bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte (ECLI:NL:HR:2013:BZ2904).
De partijbedoeling dient gelet op het feit dat de erfdienstbaarheid in kwestie in 1966 is gevestigd te worden uitgelegd tegen de achtergrond van het bij vestiging geldende artikel 733 (oud) BW. Als het voorgaande geen uitsluitsel biedt over de vraag naar de inhoud en wijze van uitoefening van de erfdienstbaarheid, dan wordt deze bepaald door de plaatselijke gewoonte. Als er dan nog twijfel bestaat, is volgens artikel 5:73 lid 1 BW de wijze waarop de erfdienstbaarheid gedurende geruime tijd zonder tegenspraak is uitgeoefend doorslaggevend.
5.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit de akte van ruilverkaveling van 15 december 1966 (zie onder 2.6.) dat de erfdienstbaarheid is gevestigd ‘zoals de thans bestaande terreintoestand dit aangeeft’ en wel langs de gehele zuidelijke grens, aangezien bij de betreffende kavelnummers van het heersend en lijdend erf het woordje ‘oud’ is vermeld, zoals beschreven in ‘sub a’. Echter, mede gelet op het feit dat op het heersend erf door (de rechtsvoorgangers van) [eiser 2] al meer dan 100 jaar een transportbedrijf wordt geëxploiteerd en sinds 1966 de erfdienstbaarheid van uitweg wordt gebruikt, is – anders dan [gezamenlijke gedaagden] betoogt – niet aannemelijk geworden dat de breedte van de huidige uitweg afwijkt van de breedte van de uitweg in 1966, althans van de breedte van de uitweg, zoals die sinds jaar en dag in gebruik is voor de erfdienstbaarheid. Nog afgezien van het feit dat in de onderhavige procedure niet kan worden vastgesteld of de erfdienstbaarheid van uitweg is gevestigd op een strook van exact vier meter breed, is het antwoord op die vraag voor de verdere beoordeling niet van belang.
5.10.
[gezamenlijke gedaagden] voert verder aan dat de erfdienstbaarheid van uitweg destijds is gevestigd ten dienste van [perceelnummers] (
oud), welk perceel thans kadastraal bekend is als de percelen [perceelnummers] , [perceelnummers] en dat [eiser 2] geen recht toekomt om de uitweg ook te (laten) gebruiken om van en naar zijn percelen [perceelnummers] te komen en te gaan.
5.11.
[gezamenlijke eisers] heeft niet, althans niet gemotiveerd weersproken dat alleen perceel [perceelnummers] (
oud) – thans kadastraal bekend als [perceelnummers] , [perceelnummers] – ten tijde van het vestigen van de erfdienstbaarheid is aangemerkt als heersend erf. Volgens [gezamenlijke eisers] omvat de erfdienstbaarheid in het onderhavige geval ook het gebruik ten behoeve van zijn aangrenzende percelen, waardoor sprake is van een verzwaring van de erfdienstbaarheid, maar dat daarmee geen sprake is van ongeoorloofde uitbreiding van de erfdienstbaarheid, waarbij hij verwijst naar een arrest van de Hoge Raad van 8 september 2017
(ECLI:NL:HR:2017:2270). Voor zover het beroep op voormeld arrest niet opgaat, stelt [gezamenlijke eisers] zich op het standpunt dat hij door middel van verkrijgende verjaring een recht van erfdienstbaarheid heeft verkregen voor de percelen [perceelnummers] , nu het recht van erfdienstbaarheid meer dan vijftig jaar zo wordt uitgeoefend dat ook van en naar deze percelen wordt gereden via de uitweg.
5.12.
Als uitgangspunt geldt dat een erfdienstbaarheid van weg in beginsel voor de eigenaar van het heersende erf niet het recht omvat om de weg over het dienende erf te (doen) gebruiken als verbinding, via het heersende erf, met een aan laatstgenoemd erf grenzend terrein dat de eigenaar van het heersende erf mede in eigendom of gebruik heeft, voor zover uit de akte van vestiging of uit de kennelijke functie van het heersende erf niet het tegendeel voortvloeit (ECLI:NL:HR:2020:1039 r.o. 3.2.2.). Dit zou in het onderhavige geval betekenen dat de erfdienstbaarheid in beginsel niet het recht omvat om de uitweg van perceel [perceelnummers] te gebruiken als verbinding met de percelen [perceelnummers]
. Anders dan in het door [gezamenlijke eisers] aangehaalde arrest is in de onderhavige situatie vooralsnog geen aanleiding om van af te wijken van voormeld uitgangspunt. Voor zover [gezamenlijke eisers] bedoelt te stellen dat de gevestigde erfdienstbaarheid zo moet worden uitgelegd dat daaronder het huidige gebruik (dus ook ten aanzien van de percelen [perceelnummers] ) valt, geldt dat [gezamenlijke eisers] – mede gelet op het hiervoor in 5.8. weergegeven criterium – onvoldoende heeft toegelicht waarop hij deze stelling baseert.
5.13.
Het voorgaande laat echter onverlet dat op basis van de stellingen van [gezamenlijke eisers] en de overgelegde stukken vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat door (de rechtsvoorgangers van) [eiser 2] sinds een periode van tenminste vijftig jaar gebruik wordt gemaakt van de uitweg om te komen van en te gaan naar alle aan hem toebehorende percelen. [gezamenlijke eisers] wijst erop dat in de akte waarin de erfdienstbaarheid is gevestigd en in de latere leveringsakten van de percelen waarop de erfdienstbaarheid betrekking heeft, steeds is bepaald dat de erfdienstbaarheid ziet op de op dat moment bestaande toestand en dat alle percelen ten tijde van het vestigen van de erfdienstbaarheid, dan wel korte tijd nadien, in eigendom waren van zijn familie. Volgens [gezamenlijke eisers] werden de percelen
[perceelnummers] ook toen al gebruikt voor het transportbedrijf. [gezamenlijke gedaagden] heeft dat onvoldoende weersproken. Gelet op de zeer lange periode dat de uitweg ook is gebruikt om de percelen te bereiken waarvoor geen erfdienstbaarheid is gevestigd, is niet onaannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gezamenlijke eisers] op grond van verjaring een recht van erfdienstbaarheid van uitweg heeft verkregen voor de aan het heersende erf grenzende percelen. In dat geval gaat de stelling van [gezamenlijke gedaagden] dat [gezamenlijke eisers] de uitweg (deels) zonder recht of titel gebruikt, niet op. De vraag of sprake is van (verkrijgende) verjaring vergt echter nader onderzoek, dat het kader van deze kort geding procedure te buiten gaat.
bestemmingsplan
5.14.
[gezamenlijke gedaagden] voert voorts aan dat [gezamenlijke eisers] in strijd handelt met het bestemmingsplan. Volgens [gezamenlijke gedaagden] gebruikt [gezamenlijke eisers] de percelen [perceelnummers] deels voor zijn transportbedrijf, terwijl uit de door [gezamenlijke gedaagden] als productie 9 overgelegde stukken volgt dat deze twee percelen grotendeels een agrarische bestemming hebben. Door delen van percelen met een agrarische bestemming te gebruiken (en te laten gebruiken door derden) voor het opslaan van goederen in de open lucht, voor het parkeren van vrachtauto’s en voor opslag- en overslagactiviteiten, handelt [gezamenlijke eisers] onrechtmatig jegens hem, aldus [gezamenlijke gedaagden] Hij voert aan dat hij door deze handelwijze van [gezamenlijke eisers] forse hinder ondervindt, omdat er niet alleen vrachtauto’s van [eiser 1] over de uitweg rijden, maar ook vrachtauto’s van derden, die daar gelet op het bestemmingsplan niets te zoeken hebben.
5.15.
[eiser 2] c.s betwist dat hij in strijd handelt met het bestemmingsplan en wijst erop dat hij zijn percelen al tientallen jaren op dezelfde wijze gebruikt. Gelet op de sterk uiteenlopende standpunten van partijen op dit punt, is ook voor het antwoord op deze vraag nader onderzoek naar de feiten nodig, waarvoor zich een procedure in kort geding niet leent. Daarbij komt dat handhaving van de bestemming allereerst een taak is van de gemeente en [gezamenlijke gedaagden] ter zitting heeft verklaard dat hij reeds een verzoek tot handhaving van de bestemming heeft ingediend bij de gemeente, waarop nog niet is beslist. Voor de burgerlijke voorzieningenrechter is dan (nog) geen taak weggelegd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat [gezamenlijke eisers] onrechtmatig jegens [gezamenlijke gedaagden] handelt vanwege het gebruik van zijn percelen in strijd met het bestemmingsplan.
frequent gebruik
5.16.
Gelet op het voorgaande is vooralsnog niet komen vast te staan dat het frequente gebruik van de uitweg ongeoorloofd dan wel onrechtmatig is. Voor zover dat frequente gebruik hinder oplevert voor [gezamenlijke gedaagden] staat vooralsnog evenmin vast dat sprake is van onrechtmatige hinder. In dat verband is van belang dat [gezamenlijke gedaagden] in 2021 eigenaar is geworden van zijn percelen en dat op dat moment de huidige situatie en het daarmee gepaard gaande (frequente) gebruik van de uitweg door [gezamenlijke eisers] en de bezoekers van zijn percelen reeds bestond.
snelheid (vracht)auto’s
5.17.
[gezamenlijke gedaagden] stelt dat door [eiser 2] en derden met een snelheid van 30 tot 35 km per uur wordt gereden op de uitweg en dat dat te hard is gelet op de plaatselijke situatie. Hij heeft videobeelden overgelegd, waaruit volgens hem volgt dat soms absurd hard wordt gereden. De voorzieningenrechter heeft op de overgelegde videobeelden niet waargenomen dat er sprake is van absurd rijgedrag van [eiser 2] en/of derden op de uitweg. Of het rijden met een snelheid van 30 tot 35 km te hard is gelet op de plaatselijke situatie kan in het bestek van dit kort geding niet worden vastgesteld. Voor zover echter zou moeten worden aangenomen, zoals [gezamenlijke gedaagden] betoogt, dat er vaak ‘te hard’ wordt gereden op de uitweg, geldt dat hij ter zitting heeft verklaard dat met name de door hem geplaatste geel-grijze drempel effectief is. Door deze drempel zijn met name de chauffeurs van de vrachtauto’s genoodzaakt hun snelheid te verminderen. De voorzieningenrechter acht van belang dat voldoende aannemelijk is geworden dat [gezamenlijke eisers] bereid is om naar oplossingen te zoeken voor het (door [gezamenlijke gedaagden] ervaren) snelheidsprobleem. Zo heeft [gezamenlijke eisers] ingestemd met het plaatsen van verschillende ‘obstakels’ op de uitrit en heeft hij meerdere klanten bericht dat hun chauffeurs zich aan de snelheid van 5 km/u moeten houden. Hoewel [gezamenlijke eisers] bezwaar heeft tegen de door [gezamenlijke gedaagden] geplaatste geel-grijze drempel, omdat personenauto’s volgens hem moeilijk over deze hoge drempel kunnen rijden, ziet de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden vooralsnog geen aanleiding om [gezamenlijke gedaagden] te veroordelen die drempel en/of de andere obstakels te verwijderen. Dat de uitweg door de aanwezige obstakels zodanig wordt beperkt, dat vrachtauto’s de percelen van [gezamenlijke eisers] niet (goed) kunnen bereiken, is niet aannemelijk geworden. Dat de thans bestaande drempel mogelijk te hoog is voor personenauto’s is niet komen vast te staan, aangezien [gezamenlijke gedaagden] dat betwist. In ieder geval is niet komen vast te staan dat door de aanwezigheid van die drempel het gebruik van de uitweg door personenauto’s zodanig wordt beperkt dat [gezamenlijke eisers] thans een spoedeisend belang heeft bij verwijdering van die drempel.
conclusie
5.18.
Alles afwegende is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er bij deze stand van zaken geen aanleiding is een wijziging aan te brengen in de huidige bestaande situatie en dat vooralsnog moet worden uitgegaan van de status quo.
Daarbij wordt opgemerkt dat het voor [gezamenlijke gedaagden] inmiddels duidelijk zal en moet zijn dat hij de doorgang van de uitweg niet nogmaals mag blokkeren, op een wijze dat het gebruik daarvan door [gezamenlijke eisers] en de bezoekers van zijn percelen onmogelijk wordt gemaakt dan wel meer wordt beperkt dan thans het geval is, ook niet gedurende een korte periode. Nu ter zitting is gebleken dat de uitweg ook wordt gebruikt door derden, die niets te zoeken hebben op de percelen van [eiser 2] maar bijvoorbeeld verkeerd zijn gereden en bij de (over)buren moeten zijn, kan [gezamenlijke gedaagden] niet zonder meer worden verboden de gebruikers van de uitweg staande te houden of aan te spreken. Verder is in het kader van dit kort geding niet komen vast te staan dat [gezamenlijke gedaagden] zich agressief en intimiderend heeft gedragen jegens bezoekers van [gezamenlijke eisers] , nu hij dat betwist. Het voorgaande brengt met zich dat de vorderingen van [gezamenlijke eisers] in conventie zullen worden afgewezen.
5.19.
[gezamenlijke eisers] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in conventie in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00.
5.20.
Aangezien vooralsnog niet is komen vast te staan dat [gezamenlijke eisers] en/of derden, waaronder de door [gezamenlijke gedaagden] in zijn vordering onder II genoemde (transport)bedrijven, ongeoorloofd gebruik maken van de uitweg om te komen van en te gaan naar de percelen
[perceelnummers] , zullen de vorderingen van [gezamenlijke gedaagden] in reconventie eveneens worden afgewezen.
5.21.
[gezamenlijke gedaagden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gezamenlijke eisers] worden begroot op € 1.016,00 aan salaris advocaat.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen van [gezamenlijke eisers] af,
6.2.
veroordeelt [gezamenlijke eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke gedaagden] tot op heden begroot op € 1.330,00,
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
wijst de vorderingen van [gezamenlijke gedaagden] af,
6.5.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] tot op heden begroot op € 1.016,00,
6.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022.