In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld over de rechtmatigheid van twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen. De parkeervergunning van eiser was op 31 maart 2021 verlopen, en hij had deze niet tijdig verlengd vanwege persoonlijke omstandigheden. Op 1 en 3 april 2021 constateerde de heffingsambtenaar dat de auto van eiser zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd, wat leidde tot de naheffingsaanslagen. Eiser stelde dat hij door drukte op zijn werk en persoonlijke omstandigheden pas op 3 april 2021 de herinnering tot verlenging van zijn parkeervergunning had gelezen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat eiser verantwoordelijk was voor het tijdig verlengen van zijn vergunning en de heffingsambtenaar hem tijdig had herinnerd aan de verlenging. De rechtbank benadrukte dat de heffing van parkeerbelasting geobjectiveerd is en dat persoonlijke omstandigheden van eiser in dit geval niet konden leiden tot het niet opleggen van de naheffingsaanslagen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat eiser de naheffingsaanslagen moest betalen.