ECLI:NL:RBGEL:2022:165

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3129
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting na verlopen parkeervergunning

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland geoordeeld over de rechtmatigheid van twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting die aan eiser zijn opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen. De parkeervergunning van eiser was op 31 maart 2021 verlopen, en hij had deze niet tijdig verlengd vanwege persoonlijke omstandigheden. Op 1 en 3 april 2021 constateerde de heffingsambtenaar dat de auto van eiser zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd, wat leidde tot de naheffingsaanslagen. Eiser stelde dat hij door drukte op zijn werk en persoonlijke omstandigheden pas op 3 april 2021 de herinnering tot verlenging van zijn parkeervergunning had gelezen. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, omdat eiser verantwoordelijk was voor het tijdig verlengen van zijn vergunning en de heffingsambtenaar hem tijdig had herinnerd aan de verlenging. De rechtbank benadrukte dat de heffing van parkeerbelasting geobjectiveerd is en dat persoonlijke omstandigheden van eiser in dit geval niet konden leiden tot het niet opleggen van de naheffingsaanslagen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, wat betekent dat eiser de naheffingsaanslagen moest betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummers: AWB 21/3129 en 21/3130

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van

in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser op 1 april 2021 en 3 april 2021 naheffingsaanslagen (aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 2] ) parkeerbelasting opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 20 mei 2021 de bezwaren ongegrond verklaard.
Eiser heeft tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2021. Eiser is verschenen. Namens verweerder is verschenen [persoon A] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser woont aan de [straatnaam] . Deze straat ligt in een zone voor betaald parkeren. De parkeervergunning van eiser is op 31 maart 2021 verlopen. Verweerder heeft in maart 2021 eiser per post twee herinneringen gestuurd om de parkeervergunning te verlengen.
2. Verweerder heeft op 1 april 2021 en 3 april 2021 geconstateerd dat de auto van eiser bij zijn woning geparkeerd stond zonder dat hij parkeerbelasting had betaald. Verweerder heeft eiser beide dagen een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Nadat de tweede naheffingsaanslag was opgelegd, heeft eiser op 3 april 2021 gezien dat hem twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting waren opgelegd. Diezelfde dag heeft eiser de tweede herinnering van verweerder gelezen. Op 5 april 2021 heeft hij een nieuwe parkeervergunning aangevraagd.
3. In geschil is of verweerder terecht de naheffingsaanslagen parkeerbelasting heeft opgelegd.
4. Eiser betoogt dat hij door drukte op zijn werk en vanwege persoonlijke omstandigheden pas op 3 april 2021 de tweede herinnering van verweerder heeft gelezen. Deze herinnering zat in een reguliere envelop van de gemeente, waardoor eiser niet wist dat het om dringende post ging en hij de brief aan de kant had gelegd. Eiser betoogt ook dat hij altijd de verschuldigde parkeerbelasting heeft betaald. Hij had geen kwade opzet om de parkeerbelasting niet te betalen.
5. In een gemeente kan parkeerbelasting worden geheven. [1] In Nijmegen heft de heffingsambtenaar parkeerbelasting van degene die een parkeervergunning heeft aangevraagd of een voertuig heeft geparkeerd in een door het college van burgemeester en wethouders (het college) aangewezen parkeerplaats. [2] Het college heeft onder meer de [straatnaam] aangewezen als een betaalzone voor de parkeerbelasting. [3] Wanneer bij het parkeren in die straat geen parkeerbelasting is betaald, mag de heffingsambtenaar de parkeerbelasting naheffen. [4] Ook mag hij gelijktijdig kosten in rekening brengen. [5]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de naheffingsaanslagen parkeerbelasting heeft opgelegd. Vast staat dat eiser op 1 april en 3 april 2021 zijn auto in de [straatnaam] had geparkeerd zonder dat hij parkeerbelasting had betaald, omdat zijn vergunning was verlopen. Eiser heeft zich pas op 3 april 2021 gerealiseerd dat zijn vergunning was verlopen. Dit hoort voor zijn rekening en risico te komen. De verantwoordelijkheid om, al dan niet via een parkeervergunning, parkeerbelasting te betalen, ligt in dit geval bij eiser. Verweerder heeft daarnaast eiser twee brieven gestuurd om hem te herinneren dat zijn parkeervergunning bijna zou verlopen. De eerste brief heeft eiser niet ontvangen. De tweede brief heeft eiser vanwege zijn persoonlijke situatie te laat gelezen. De rechtbank begrijpt dat eiser ermee geholpen zou zijn geweest als op de envelop al zou zijn aangegeven dat het om belangrijke informatie over zijn parkeervergunning ging, maar dat kan niet afdoen aan het feit dat het uiteindelijk eisers eigen verantwoordelijkheid is en dat het verzenden van de herinnering door verweerder niet meer dan service is. Het kan verweerder in ieder geval niet worden verweten dat eiser te laat zijn parkeervergunning heeft verlengd.
7. Het betoog dat eiser altijd de parkeerbelasting heeft betaald en niet opzettelijk de parkeerbelasting niet heeft betaald, kan hem naar het oordeel van de rechtbank niet helpen. Eiser had zijn auto geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen. Dit alleen rechtvaardigt al de naheffingsaanslagen. Het is dus niet relevant of de parkeerbelasting eerdere keren wel is betaald en of dat de parkeerbelasting opzettelijk niet is betaald.
8. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser onrechtvaardig voelt dat verweerder hem in drie dagen twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting heeft opgelegd, terwijl geen rekening wordt gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden. De heffing van parkeerbelasting is echter geobjectiveerd. Dit betekent dat in beginsel alleen gekeken wordt naar de feitelijke gedraging. Slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden kunnen algemene beginselen van behoorlijk bestuur de (na)heffing van parkeerbelasting opzij zetten. In deze zaak is daar geen sprake van, omdat eiser met weinig moeite op de hoogte had kunnen raken van het verlopen van zijn parkeervergunning. Eiser wordt dus niet onevenredig geraakt door de naheffingsaanslagen parkeerbelasting, waardoor de rechtbank in dit geval geen rekening kan houden met de persoonlijke omstandigheden van eiser.
9. Het college van burgemeester en wethouders kan de hardheidsclausule [6] toepassen. De hardheidsclausule is een uitvoeringsbevoegdheid waarmee het college van burgemeester en wethouders tegemoet kan komen aan zwaarwegende gevallen van onrechtvaardigheid. Ter zitting zijn de persoonlijke omstandigheden van eiser besproken. Verweerder heeft verklaard dat deze omstandigheden onvoldoende zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Aangezien het om een uitvoeringsbevoegdheid gaat, mag de rechtbank de toepassing van die bevoegdheid niet toetsen. De persoonlijke omstandigheden van eiser kunnen het oordeel van de rechtbank dus niet veranderen.
10. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dit betekent dat eiser beide naheffingsaanslagen parkeerbelasting moet betalen.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A.L. Heldens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.A. Jackson, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.Artikel 225, eerste lid, van de Gemeentewet.
2.Artikel 2 in samenhang met artikelen 3 en 7 van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen gemeente Nijmegen 2021 (de verordening).
3.Artikel 14, onderdeel b, van het Besluit tot aanwijzing en uitwerking betaald parkeren 2020.
4.Artikel 6, vierde lid, van de verordening.
5.Artikel 8 van de verordening.
6.Artikel 231 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.