In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde partij. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.G. Roethof, vorderde schadevergoeding van de gedaagde partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Schadd, op basis van een onrechtmatige daad. De eiser stelde dat hij in Duitsland strafrechtelijk was veroordeeld voor internetfraude, en dat deze veroordeling het gevolg was van valse verklaringen van de gedaagde partij en getuigen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde partij geen verklaring had afgelegd voor de rechter-commissaris en dat er geen bewijs was dat de gedaagde partij de getuigen had aangezet tot valse verklaringen. Bovendien bleek uit het Duitse strafvonnis dat de veroordeling van de eiser niet enkel was gebaseerd op de verklaringen van de getuigen, maar op een breder scala aan bewijs, waaronder eigen verklaringen van de eiser en andere bewijsstukken. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen en de eiser veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 5.402,50.