ECLI:NL:RBGEL:2022:1800

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
05/780072-20 + 05/780033-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware explosieven en pogingen tot moord in Kerkdriel en Hedel

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij twee ernstige aanslagen met mortierbommen op woningen van (voormalige) medewerkers van een fruithandel. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van twee aanslagen, waarbij bij de eerste aanslag op 23 november 2020 in Kerkdriel een explosief nabij een slaapkamerraam tot ontploffing werd gebracht, wat leidde tot schade aan de woning en gevaar voor de bewoners. Bij de tweede aanslag op 25 november 2020 in Hedel werd een mortierbom gegooid, wat resulteerde in een volledige verbranding van de woning en ernstige verwondingen voor de bewoners, die uit het raam moesten springen om te ontsnappen aan de vlammen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat er sprake was van een gezamenlijke organisatie en planning van de aanslagen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van ontploffingen, met levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers van de aanslagen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/780072-20 + 05/780033-21 (Panter I) (gev. ttz)
Datum uitspraak : 7 april 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [2000] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. C.C. Polat, advocaat in Breukelen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van:
  • 30 maart 2021 (pro forma-zitting)
  • 22 juni 2021 (regiezitting)
  • 23 juni 2021 (regiezitting)
  • 8 september 2021 (regiezitting)
  • 30 november 2021 (pro forma-zitting)
  • 15 februari 2022 (inhoudelijke behandeling)
  • 7 april 2022 (sluiting en uitspraak).

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is in de zaak met
parketnummer 05/780072-20ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020
te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, dan wel zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen
na kalm beraad en rustig overleg
- een of meer zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp
heeft/hebben bevestigd en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ( [adres 2] )
is/zijn gereden en/of
- de lont(en) van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken en/of vervolgens
- die steen/dat voorwerp met die/dat aangestoken/brandende explosieve stof(fen) met kracht tegen een slaapkamerraam van die woning, waar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op dat moment lagen te slapen/verbleven
heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020
te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven
- een of meer zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp
heeft/hebben bevestigd en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ( [adres 2] )
is/zijn gereden en/of
- de lont(en) van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen)
heeft/hebben aangestoken en/of vervolgens
- die steen/dat voorwerp met die/dat aangestoken/brandende explosieve
stof(fen) met kracht tegen een slaapkamerraam van die woning, waar die
[slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op dat moment lagen te slapen/verbleven
heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 november 2020
te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in/bij (de directe nabijheid
van) een woning ( [adres 2] ) door
- ( een) zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp te bevestigen
en/of
- naar die woning te rijden en/of
- de lont van die/dat zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan te steken, althans opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve stof(fen) en/of vervolgens
- die steen/dat voorwerp met dat aangestoken/brandende lont en/of met dat/die aangestoken/brandende explosieve stof(fen) met kracht tegen een (slaapkamer)raam van die woning (perceel [adres 2] ) te gooien,
waarbij dat/die explosieve stof(fen) nabij/onder dat (slaapkamer)raam tot
ontploffing is gekomen,
ten gevolge waarvan het (buitenste) (thermopane)(slaapkamer)raam van die
woning en/of een auto is vernield
en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de aanwezige bewoners van
die woning, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval
levensgevaar voor voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ,
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was.
3.
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 november 2020
te Hedel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen,
- naar de woning van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4]
( [adres 3] ) is/zijn gereden en/of
- de lont(en) van zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken
en/of (een) brandbare stof(fen) en/of (een) brandversnellende middel(en)
heeft/hebben aangestoken en/of vervolgens
- die/dat aangestoken/brandende stof(fen) met kracht door een of meer ra(a)m(en) van die woning, waar die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] op dat
moment lagen te slapen/verbleven heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 november 2020
te Hedel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven
- naar de woning van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4]
( [adres 3] ) is/zijn gereden en/of
- de lont(en) van zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) heeft/hebben aangestoken
en/of (een) brandbare stof(fen) heeft/hebben aangestoken en/of vervolgens
- die/dat aangestoken/brandende stof(fen) met kracht door een of meer ra(a)m(en) van die woning, waar die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] op dat moment lagen te slapen/verbleven heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.
hij in of omstreeks de nacht van 24 op 25 november 2020 te Hedel,
gemeente Maasdriel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht in een woning
(boerderij, perceel [adres 3] )
immers heeft /hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen en daar
opzettelijk (een) explosieve en/of brandbare stoffen en/of brandversnellende
middel(en)aangestoken en/of deze vervolgens gegooid door/tegen ((een)
ra(a)m(en) van) die woning, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met (een) brandbare en/of explosieve stof(fen),
ten gevolge waarvan die woning (boerderij) en/of een schuur/stal
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
de bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te duchten
was.
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, in de zaak met
parketnummer 05/780033-21ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 december 2020 tot en met 17 december
2020 te Hilversum en/of Bussum en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen ter voorbereiding van een of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en/of opzettelijke
brandstichting in een woning (perceel [adres 4] te Hilversum)
met gemeen gevaar voor goederen en/of met levensgevaar voor de bewoner(s)
en/of een of meer andere perso(o)n(en) te duchten
(art. 157 Wetboek van Strafrecht) opzettelijk
- ( een) gegevensdrager(s) met het adres [adres 4] te Hilversum erop en/of
- een auto ( [auto] , gekentekend [kenteken] , op naam en in gebruik
bij verdachte) en/of
- twee/een (vuurwerk)shell(s)/mortierbom(men) (na de aanhouding van
medeverdachte [medeverdachte 1] op 17 december 2020 aangetroffen in diens
slaapkamer)
en/of een of meer andere voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers,
bestemd tot het begaan van die/dat misdrijven/misdrijf, hebben/heeft
verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden
hebben/heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
In de zaak met parketnummer 05/780072-20
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde medeplegen van pogingen tot moord. Het tegen en in woningen ontsteken van zware explosieven in de nachtelijke uren is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op het veroorzaken van brand, schade en letsel. Een brand in de nachtelijke uren kan de bewoners overrompelen, onder meer door het vrijkomen van giftige en bedwelmende rook en gassen. Verdachten hebben zich hier niet om bekommerd. Verder hebben verdachten de aanslagen zorgvuldig voorbereid en volgens een plan uitgevoerd, waardoor sprake is geweest van voldoende tijd voor kalm beraad en rustig overleg.
Verder heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2 en 4 (telkens medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing waarbij levensgevaar te duchten was).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van alle feiten dient te worden vrijgesproken, nu hij enkel chauffeur is geweest bij deze feiten. Het chaufferen is bij uitstek een medeplichtigheidshandeling. Uit het dossier volgt niet dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n). Subsidiair dient verdachte vrijgesproken te worden van de, nu, onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde pogingen tot moord, omdat geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. Verdachte wist niet beter dan dat er vuurwerk tegen de voordeur zou worden gegooid, zodat hij een eventuele aanmerkelijke kans ook niet bewust heeft aanvaard. Met betrekking tot de feiten 2 en 4 geldt dat verdachte nooit opzet heeft gehad op een brandstichting, doch hooguit op een bedreiging, zodat hij hiervan eveneens dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is geen sprake geweest van te duchten levensgevaar of gevaar op zwaar lichamelijk letsel.
Beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 ( [adres 2] Kerkdriel)
Op 23 november 2020 omstreeks 02:05 uur is een explosief nabij een raam van de woning aan de [adres 2] in Kerkdriel tot ontploffing gebracht. Het betrof het raam van de slaapkamer op de begane grond waar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op dat moment lagen te slapen. Als gevolg van de explosie is de buitenzijde van het raam (dat bestond uit dubbelglas) vernield. Ook is een gat geslagen in de zinken dakgoot en zat een deuk in het linker achterportier van de nabij geparkeerde auto. [2] Op de camerabeelden is te zien dat twee personen, waarvan een persoon een plastic tas in zijn handen heeft, voor de woning staan. Er wordt vervolgens een voorwerp in brand gestoken en in de richting van de voorgevel gegooid. Ook is op diverse tijdstippen van 01:27 uur - 01:36 uur en 02:00 uur een lichtkleurige kleine personenauto waarneembaar in de omgeving van voornoemd adres. [3] De carrosserievorm van de auto is het meest kenmerkend voor een [auto] . [4] De grijze [auto] op naam van [verdachte] verplaatst zich op 23 november 2020 vanaf 00:07 uur vanuit Hilversum - met twee tussenstops op twee tankstations (00:26 uur Esso [naam 1] en 00:51 uur BP [naam 2] ) - langs de A27 naar de [adres 5] in Kerkdriel omstreeks 02:01 uur. [5] Op de camerabeelden van Esso [naam 1] en BP [naam 2] zijn de drie inzittenden van de [auto] te zien. [6] [verdachte] is herkend als de bestuurder, [medeverdachte 2] als bijrijder (voorin) en [medeverdachte 1] als bijrijder (achterin). [7] Om 00:47 uur is door de gebruiker van de telefoon van [medeverdachte 1] gezocht op het adres [adres 2] in Kerkdriel. [8]
[verdachte] heeft verklaard dat hij twee personen met de auto naar Kerkdriel heeft gebracht. [9] Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hem was verteld dat er vuurwerk naar een woning zou worden gegooid met de intentie om mensen bang te maken. [10]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij door een jongen was benaderd om voor € 200,00 een pakketje voor een woning in Kerkdriel te gooien. Hij heeft toen dat pakketje voor de woning in Kerkdriel gegooid. Het pakketje zat in een witte dichtgeknoopte plastic zak en had een lont. Hij weet niet of daar ook een steen in zat. Een andere persoon heeft de lont aangestoken. Met zijn telefoon is naar de locatie genavigeerd. [11]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij het lont heeft aangestoken. Daarna is hij omgedraaid en weggerend. Hij vermoedde dat het vuurwerk was vanwege het lont. [12]
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten, namelijk het gezamenlijk voorverkennen van (de omgeving van) de woning, waarna het lont van een zwaar explosief (shell) is aangestoken terwijl zij voor een woning stonden en deze vervolgens naar de woning is gegooid, naar de uiterlijke verschijningsvormen gericht zijn geweest op het teweegbrengen van een ontploffing.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Met betrekking tot de feiten 3 en 4 ( [adres 3] Hedel)
Op 25 november 2020 omstreeks 03:00 uur is een explosief nabij een raam van de woning aan de [adres 3] in Hedel tot ontploffing gebracht. Het betrof het raam van de voorkamer op de begane grond. De [broers/slachtoffers] lagen op dat moment in de woning op de eerste verdieping te slapen. Als gevolg van de explosie is brand ontstaan en is de woning in zeer korte tijd volledig afgebrand. Ook lag er glas in de tuin tot op 23 meter vanaf de voorgevel van de woning. De [broers/slachtoffers] zijn vanwege de brand en rookontwikkeling uit een raam vanaf de eerste verdieping naar beneden gesprongen. Daarbij heeft [slachtoffer 4] letsel opgelopen waaronder in elk geval diepe snijwonden, tweedegraads brandwonden en een polsfractuur waarvoor operatief ingrijpen nodig was. [13]
De grijze [auto] op naam van [verdachte] verplaatst zich die nacht vanaf 00:17 uur vanuit Hilversum - met tussenstops bij een parkeerplaats in Utrecht (00:33 uur) en een tankstation in Nieuwegein (00:55 uur) - rechtstreeks naar de [adres 6] in Hedel. Daar staat het voertuig om 01:25 uur 12 minuten stil. Vervolgens rijdt het voertuig terug naar de A2 richting het noorden en stopt om 02:10 (tot 02:49 uur) in Bruchem bij een tankstation (Shell [naam 3] ). Daarna rijdt het voertuig weer terug naar Hedel en stopt van 03:01 uur tot 03:11 uur bij de [adres 7] . Hierna verplaatst het voertuig zich naar Hilversum en stopt om 03:51 uur ter hoogte van de [adres 8] (GBA-adres [medeverdachte 1] ) en om 3:58 uur ter hoogte van de [adres 9] nabij het GBA-adres [verdachte] . [14] Op de camerabeelden van BP [naam 2] en [naam 3] Oost is de bestuurder en de bijrijder van voornoemde [auto] te zien. [15] [verdachte] is herkend als de bestuurder en [medeverdachte 1] als de bijrijder. [16] Die nacht is om 00:42 uur door de gebruiker van de telefoon van [medeverdachte 1] gezocht op het adres [adres 3] in Hedel. [17]
Vaststaat dat op 25 november 2020 in Hedel een mortierbom (shell) tot ontploffing is gebracht nabij het raam van de woning van de [broers/slachtoffers] . De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte hierbij betrokken is geweest.
[verdachte] heeft verklaard dat hij iemand naar Hedel heeft gereden. Hij is die avond twee keer in Hedel geweest. [18]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het geld voor Kerkdriel niet kreeg en daarom de volgende dag de jongen heeft opgebeld met wie hij naar en van Kerkdriel was gereden, omdat hij zijn geld wilde. De jongen reageerde eerst niet en vroeg later of hij meer wilde verdienen. Hij zei in eerste instantie ‘nee’ en maakte een afspraak met die jongen. Hij stapte bij die jongen in de auto. Terwijl ze in de auto aan het discussiëren waren over het geld reed de jongen richting Hedel. De jongen gaf aan dat ze naar Hedel reden en dat daar weer een pakketje naar een woning moest worden gegooid. [19]
Het door [verdachte] (en [medeverdachte 1] ) ter zitting geschetste alternatieve scenario, dat er nog een ander of anderen in de auto heeft/hebben gezeten die de aanslag in Hedel zou(den) hebben gepleegd, acht de rechtbank onaannemelijk. Bij de beoordeling van die verklaringen spelen het moment en de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen een rol. Ook speelt een rol dat geen van beiden heeft willen zeggen wie deze persoon of personen zijn en wat hun rol is geweest. De alternatieve scenario’s zijn daardoor niet concreet en verifieerbaar. Daarnaast heeft [verdachte] in eerste instantie bij de politie verklaard dat hij iemand (wat duidt op een enkele persoon) een lift heeft gegeven. En heeft [medeverdachte 1] bij de politie verklaard dat dezelfde jongen die hem had benaderd voor het plegen van een aanslag in Kerdriel een dag eerder hem vroeg of hij meer wilde verdienen. En dat hij bij die jongen in de auto is gestapt. Die initiële verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 1] passen bij de camerabeelden van de tankstations waarop op twee verschillende momenten twee personen - zijnde [verdachte] en [medeverdachte 1] - zijn waargenomen in en bij de auto. Andere personen in of bij de auto zijn niet op de beelden waargenomen, laat staan herkend, zodat de rechtbank de (theoretische) mogelijkheid dat er een ander of anderen niet zichtbaar voor de camera’s in de auto zaten als onaannemelijk terzijde schuift. Daarnaast worden hun verklaringen, voor wat betreft het onderdeel dat dat zij ieder in Hedel in de auto zijn gebleven, weersproken door de verklaring van een objectieve getuige, [getuige] . Hij heeft verklaard dat hij rond 03:00 uur (dus rond het tijdstip van de aanslag) ter hoogte van de kruising tussen de Ammerzodenseweg en de Middelingenseweg een lichtkleurige vermoedelijk grijze personenauto zag stilstaan die de weg blokkeerde en met de verlichting uit. Bij het passeren van de auto heeft hij niemand in of nabij het voertuig gezien. [20] Dat betekent dat het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat [verdachte] en [medeverdachte 1] op het moment van de aanslag niet in de auto zaten en dus samen betrokken zijn geweest bij de aanslag.
Dat [verdachte] bij de aanslagen in Kerkdriel en Hedel betrokken is geweest, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd door het volgende. De auto van verdachte (de [auto] met kenteken [kenteken] ) was voorzien van OVC-apparatuur (Opnemen Vertrouwelijke Communicatie)). [21] Op 8 december 2020 wordt het volgende gesprek tussen verdachte en een zekere [naam 4] opgenomen:
17.36.16 uur
N= [verdachte]
A= [naam 4]
(…)
N: ik heb ook een goeie klusje
A: wat dan?
N: ja... la boemba
A: Hoezo?
N: een roodje maar dan moeten we hem gedeeld door 3 doen
A: hoezo roodje
N: hier ver uit de buurt maarik zeg je eerlijk het is leuk hoor, het is echt leuk
A: leuk of lijp?
N; lijp en leuk
A: waar is... (ovs) is het een shell? Waar?
N: gewoon niet in de buurt, ik zeg eerlijk ik heb twee keer eerder gedaan, toen heb ik niet echt goed...
A: gewoon 3 barkies zeg maar
N: toen heb ik minder gekregen. Waarom, ik moest me bewijzen
(…)
A: en die mensen?
N: leven
A: ... (ovs) weet niet
N: boeit mij niet, als ik maar geld krijg
A: door een huis
N: ja
A: en die mensen dan
N: ja
A: misschien zijn ze dood he?
N: nee, nee, nee, ik heb…-(ovs)
A: het kan echt dat.
N: nee, nee.. nee... (ovs) deel aan
A: waarom zou je dat doen?
N: ja is gewoon uhh ... (ovs) geld.. is 5 minuten gewoon, ik doe bijna eigenlijk niks he jij zit eigenlijk naast mij, die airak (fon) die doet de rest
A: ja, je hebt gewoon...
N: jij kan ook meegaan als je wilt maar ja dat is aan jou, jij kan ook gooien
A: gewoon baksteen, hij gooit shell
N: ja hij legt hem erin.
A: ja
N: ja maar bro, daarna ik sta 10 meter verderop gewoon, deze auto...(ovs) racen (…). [22]
Dit gesprek kan niet anders worden uitgelegd dan dat [verdachte] tegenover [naam 4] samengevat o.a. verklaart dat hij zelf twee keer eerder tegen betaling betrokken is geweest bij een aanslag met een boemba / shell op een huis met mensen erin, dat hij zich de eerste keer moest bewijzen zodat hij toen minder betaald kreeg dan de tweede keer, en dat hem die mensen in het huis niet boeien, zolang hij zijn geld maar krijgt. Van betrokkenheid door [verdachte] bij andere aanslagen dan Kerkdriel en Hedel is op geen enkele wijze is gebleken, zodat dit gesprek door de rechtbank als bewijs wordt gebruikt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit op de wijze zoals hierna beschreven.
Geen poging tot moord, doodslag of zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de kans dat er mensen zouden komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen onder ogen heeft gezien en aanvaard. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen die dat onderbouwen. Hij heeft met andere woorden de aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel - zo die er al is geweest - niet op de koop toe genomen. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken dan de ten laste gelegde poging tot moord, doodslag en zware mishandeling.
Wel opzettelijk een ontploffing teweeg brengen
De rechtbank stelt voorop dat het opzet van verdachte slechts gericht hoeft te zijn op het
teweegbrengen van de ontploffing en niet ook op het teweegbrengen van de gevolgen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zwaar en illegaal vuurwerk (waaronder de gebruikte mortierbommen vallen) bij een ontbranding een ontploffing teweeg kan brengen. De verdachten waren zich hiervan ook bewust.
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte en zijn medeverdachte(n) bij uitstek een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels gemeen gevaar voor de woning (inclusief de inboedel) en objecten in de nabijheid daarvan te duchten was, hetgeen zich ook heeft verwezenlijkt nu uit de vastgestelde feiten volgt dat bepaalde goederen door de ontploffing(en) daadwerkelijk (fors) zijn beschadigd of zelfs zijn vernield.
Zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar
Voor mortierbommen die zonder mortier worden ontstoken, geldt dat deze op de grond tot ontploffing komen. Afhankelijk van het kaliber zullen de brandende delen en andere fragmenten tientallen tot enkele honderden meters worden weggeslingerd. Mortierbommen zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading waardoor personen en objecten in de nabijheid van een dergelijke ontploffing gevaar voor letsel en schade lopen. Afhankelijk van de exacte plaats van treffen en het kaliber van de mortierbom kan dit letsel voor een persoon dodelijk zijn (p. 942-943, map 3).
Met betrekking tot de aanslagen gepleegd in Kerkdriel (23 november 2020) en Hedel (25 november 2020) is dat rechtbank van oordeel dat gelet op:
  • het tijdstip waarop de ontploffing teweeg is gebracht (in de nachtelijke uren);
  • het feit dat de bewoners in de woning aanwezig waren (en sommigen vanwege het tijdstip al lagen te slapen);
  • het kaliber van het gebruikte explosief (3 of 6 inch shell);
  • de locatie waar de mortierbom tot ontploffing is gebracht (dicht bij of in de woning, ter hoogte van voordeur en/of een raam) en
  • de kracht die af te leiden is uit de schade,
naar algemene ervaringsregels gemeten voor verdachte en zijn medeverdachte(n) voorzienbaar moet zijn geweest dat door hun handelen levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning te duchten was.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de logistiek en planning die komt kijken bij aanslagen zoals die zijn gepleegd (ver van de woning van verdachte, in de nachtelijke uren, met gebruikmaking van mortierbommen en in een samenstelling die in kern bestond uit minimaal twee dezelfde personen met soms een derde persoon erbij), het niet anders kan dan dat er sprake is geweest van een gezamenlijke organisatie. Daarbij is een en ander gepland en met elkaar afgestemd met een gemeenschappelijk doel, namelijk de firma [naam 5] afpersen door bij de woningen van haar (ex-)werknemers en familieleden aanslagen met mortierbommen te plegen. De bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde is telkens van zodanig gewicht geweest - en nam bovendien in gewicht toe door aanslagen te blijven plegen - dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Er was sprake van een duidelijke rolverdeling, waarbij iemand de chauffeur was, het explosief meenam, een rol had bij het aansteken/gooien van het explosief en/of op uitkijk stond, of een combinatie van het voorgaande. De (vlucht)auto werd altijd op een strategische plek (aan het eind van de weg/op een kruising) neergezet en in sommige gevallen was ook nog eerst sprake van een gezamenlijke voorverkenning. De verdachte is daarmee telkens een onmisbare schakel bij het ten laste gelegde geweest. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestond uit een gezamenlijk plan en een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
In de zaak met parketnummer 05/780033-21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde medeplegen van voorbereidingshandelingen van het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten was.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat uit de OVC-gesprekken wel blijkt van bepaalde ideeën, maar dat de ten laste gelegde voorwerpen niet bij uitstek zijn bestemd tot het begaan van het beoogde misdrijf. Er is geen sprake van concrete voorbereidingshandelingen, zodat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Het voertuig van [verdachte] ( [auto] met kenteken [kenteken] ) was voorzien van OVC-apparatuur (Opnemen Vertrouwelijke Communicatie). [23]
De rechtbank gebruikt de volgende OVC-gesprekken voor het bewijs. Het gaat om gesprekken die plaatsvinden op 16 december 2020 tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] :
00:35 uur:
- [verdachte] :
waar is die oso precies
- [medeverdachte 1] : … ovs Den Dolder
- [verdachte] : nee die die die
boemba
- [medeverdachte 1] : ooh wacht
Kapelstraat(…)
- [verdachte] : ja ja ik weet precies, je moet dat hele straatje gaan uitrennen man
- [medeverdachte 1] : ja de
Kapelstraatga ik helemaal uitrennen
- [verdachte] : ik ga ff bedenken waar ik ga staan, waar geen cammies (fon) staan man (…) Jij gat gewoon bij mij, je gaat gewoon bij mij oso eruit, we gaan gewoon naar mij… ik bel.. ik parkeer mijn auto nooit voor de deur (…) nee nee we lopen gewoon, kijk ik heb een heel goed idee, ik zat te denken want jij zei al achter lange straat, ik zat ff na te denken waar ik ga staan.
Kapelstraat. Je blijft gewoon de weg ja toch dan die straatje daarna, wah zo zo die Koningstraat, zo heet dat toch daar achter?
- [medeverdachte 1] : daarom dacht ik gelijk bij de Koningstraat daar laatste … (ovs) soort van straatje gelijk in. Daar sta jij (…)
- [verdachte] : naar de Eikbosseweg, ja
- [medeverdachte 1] : kijk als je de Bosstraat (fon) uitrijdt, naar links en dan rechts, daar heb je een straatje (…) Geen oso geen cammie (…) Ja maar ik dacht van dat we gelijk doen. Dan rijden we, jij rijdt Pieter Hooglaan (fon) uit anders (…) Jij rijdt Pieter de Hooglaan uit … (ovs) en uiteindelijk rijden we gewoon de snelweg op en gaan we naar Amersfoort toe. [24]
01:00 uur:
- [verdachte] : waarom bel je kankerhond
- [medeverdachte 1] : (…) alsjeblieft, broer ik moet het vanavond doen gast
- [verdachte] :
kan je niet met papier verlengen? Want die lont is gevoelig toch?
- [medeverdachte 1] : ja maar
als ik m gooi
- [verdachte] : wol, je moet wol hebben, wol, iets wat langzaam brand en niet uitgaat
- [medeverdachte 1] : ja man als je die door de raam heen gooit … (ovs) afgaat.. (ovs)
- [verdachte] : als je m door die raam heen gooit kan het ook zijn … (ovs) knalt. [25]
01:06 uur:
- [verdachte] : ja ik zeg eerlijk, ik ben soldaat, als ik uh ja je Ballo had (…) Roken we een jonko bij mij thuis en gaan we gewoon rustig aan, je weet toch en dan ga je gewoon rustig naar oso lopen
- [medeverdachte 1] :
zodra die bakkie is gegooid en shell er in zit dan moet je eigenlijk al weg zijn, dan moet je al in de auto zitten…
- [verdachte] : weet ik weet ik, maar je moet zo zien he die straat is sowieso fucked up voor mij. Je moet zo zien he het is onze eigen stad he bro, ik rij met deze auto gewoon in de buurt snap je, ik werk (…) [26]
01:15 uur:
- [medeverdachte 1] :
die grote straten worden heet
- [verdachte] : ja daarom, daarom wil ik.. dit is 1 minuut rijden snap je
- [medeverdachte 1] : want kijk, de
politie komt sowieso gaat sowieso via Emmastraatwant dat is het makkelijkste voor hun, hun willen sowieso gelijk deze zone gewoon gelijk rond hebben dat als wij uitrijden, dan komen we tegemoet. [27]
01:27 uur:
- [medeverdachte 1] :
[adres 10], oke 450 meter ja (…)
- [verdachte] : ik ga u die Zeshoven laten zien
- [medeverdachte 1] : bro stil alsjeblieft, dat is 500 meter zelfs, ik heb je nog gegund met 50 meter he (…) Oke
Kapelstraat, hier wacht kijk [adres 10] Eikbosseweg, oke, kijk kijk kijk (…) ik moet me nog omkleden daarna nog en die spullen pakken
- [verdachte] : heb je dat allemaal nog niet gepakt
- [medeverdachte 1] : waarom ga ik dat nu meenemen als we gaan
verkennen? (…)
Vervolgens gaat het gesprek verder waarbij [medeverdachte 1] vraagt of hij het nu wil doen. [verdachte] zegt ja nu. [medeverdachte 1] zegt waarom niet om twee, drie dan is het minst heet. [verdachte] geeft aan dat als je het nu doet geen last hebt. [28]
01:33 uur:
- [verdachte] : hey bro schiet op bro ik heb geen zin om kankerlang te wachten
- [medeverdachte 1] : broer, we kunnen ook net zo goed morgen gaan als jij beter vindt, zeg maar. Zeg maar nu of morgen
- [verdachte] : beter morgen ga ik straight zeggen man
- [medeverdachte 1] : ... (ovs)
- [verdachte] : is goed soldaat
- [medeverdachte 1] :
want uh is niks voorbereid, niks... (ovs)
- [verdachte] : nee toch. [29]
Uit peilbakengegevens van de [auto] van [verdachte] volgt dat deze op 16 december 2020 tussen 00:00 uur en 02:00 uur in de directe omgeving van de Kapelstraat is geweest en dat er enkele stops vlakbij de Kapelstraat zijn gemaakt. [30] Verder is in de telefoon van [medeverdachte 1] een zoekopdracht in Google Maps aangetroffen waarbij op 16 december 2020 om 1:28 uur en 1:29 uur naar de [adres 10] is gezocht. [31] [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn op 17 december 2020 aangehouden. [32] Bij de doorzoeking van de slaapkamer van [medeverdachte 1] op 17 december 2020 zijn twee mortierbommen (shells) aangetroffen waarvan één met een verlengd lont. [33] Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 1] als getuige verklaard dat er iets gepland was met een vuurwerkbom en dat het in een tas zat. [34]
Tussenconclusie
Bij de beantwoording van de vraag of de voorwerpen (een gegevensdrager met het adres [adres 10] Hilversum, een auto en/of een of meer mortierbommen) afzonderlijk of gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm “zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf” - in dit geval het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing - dient te worden beoordeeld of deze voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachten met het gebruik van de voorwerpen voor ogen hadden.
Uit het voorgaande volgt dat op 16 december 2020 door [verdachte] en [medeverdachte 1] wordt gesproken over een ‘boemba’ (straattaal voor: bom) in relatie tot een ‘osso’ (straattaal voor: huis) aan de [adres 10] . Dat adres - dat die nacht via Google Maps op de telefoon van [medeverdachte 1] is opgezocht - betreft het buurhuis van [adres 4] waar een dochter van [slachtoffer 2] woont. In dat huis moest kennelijk een bakkie (baksteen) en daarna een shell worden gegooid. Uit de bakengegevens volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] die nacht ook daadwerkelijk langs en in de omgeving van de Kapelstraat zijn geweest. Deze omstandigheden duiden naar het oordeel van de rechtbank op een voorverkenning. Dat sprake was van een voorverkenning wordt door [medeverdachte 1] in het OVC-gesprek bevestigd. Kennelijk was dat de reden om de mortierbommen (shells) - die de dag erna op 17 december 2020 in de slaapkamer van [medeverdachte 1] werden aangetroffen - toen niet al mee te nemen. Daarbij is opvallend dat een van die mortierbommen een verlengd lont had, wat past bij het gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] van de dag ervoor over het verlengen van een lont. Tijdens de voorverkenning wordt ook besproken wat de beste vluchtroute zonder ‘cammies’ (straattaal voor: camera’s) is. Zo moest de Kapelstraat worden uitgerend naar de Koningsstraat, vervolgens rechtsaf en dan links het Eikbosserpad in tot aan Zeshoven. Op de kruising bij Zeshoven zou [verdachte] in zijn auto staan te wachten, waarna ze via de Pieter de Hooghlaan naar de A27 zouden rijden. Dit was kennelijk de route waarbij ze het minste risico zouden lopen om de politie tegen te komen. Deze vluchtroute met straatnamen sluit precies aan bij de feitelijke situatie aldaar (p. 823, map 3). De rechtbank leidt verder uit de OVC-gesprekken af dat er kennelijk is overwogen om het plan die nacht alsnog rond 02:00-03:00 uur uit te voeren, omdat het dan het minst ‘heet’ was, maar dat uiteindelijk is besloten om het een dag uit te stellen, omdat [medeverdachte 1] de spullen niet bij zich had en zich nog moest omkleden.
Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachten de gegevensdrager waarop gezocht is naar het adres Kapelstraat in Hilversum en de twee mortierbommen voorhanden hebben gehad en dat deze naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn - mede gelet op het daarvan gemaakte gebruik door de verdachten - voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing (de gegevensdrager voor het navigeren naar de locatie en de mortierbommen als explosief). Uit de context van de OVC-gesprekken leidt de rechtbank voorts af dat de verdachten ten tijde van het voorhanden hebben daarvan het misdadig doel voor ogen hadden. Daarmee was sprake van een strafbare voorbereiding van het teweegbrengen van een ontploffing. Nu het doel blijkens de OVC-gesprekken kennelijk was het in de woning gooien van de mortierbom, stelt de rechtbank vast dat van deze ontploffing gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten zou zijn.
Met betrekking tot de auto kan niet worden vastgesteld dat deze uiteindelijk als vervoersmiddel zou worden gebruikt. Voor dat deel volgt vrijspraak.
Voor wat betreft het medeplegen overweegt de rechtbank dat kan worden vastgesteld dat de voorbereiding in vereniging is begaan, gelet op het gezamenlijke plan en de nauwgezette samenwerking die uit de OVC-gesprekken naar voren komt. De bijdragen van de verdachten zijn van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande het ten laste gelegde feit bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de
  • onder parketnummer 05/780072-20 feit 2 en feit 4 en de
  • onder parketnummer 05/780033-21
ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/780072-20:
2.
hij in
of omstreeksde nacht van 22 op 23 november 2020
te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht
in/bij
(de directe nabijheid
van)een woning ( [adres 2] ) door
- (een) zwa(a)r(e) explosieve stof(fen) aan een steen/voorwerp te bevestigen

en/of

- naar die woning te rijden en
/of
- de lont van
die/dateenzwa
(a
)r
(e)explosieve stof
(fen)aan te steken
, althans
opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een) zwaar explosieve
stof(fen)en
/ofvervolgens
-
die steen/dat voorwerp met dat aangestoken/brandende lont en/of met dat/die aangestoken
/brandendeexplosieve stof
(fen)met kracht tegen een
(slaapkamer
)raam van die woning (perceel [adres 2] ) te gooien,
waarbij
dat/die explosieve stof
(fen)nabij
/onderdat
(slaapkamer
)raam tot
ontploffing is gekomen,
ten gevolge waarvan het
(buitenste
) (thermopane
) (slaapkamer
)raam van die
woning en
/ofeen auto
iszijnvernield
en daarvan gemeen gevaar voor (de inboedel van) die woning, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en
/oflevensgevaar voor de aanwezige bewoners van
die woning, te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ,
in elk geval
levensgevaar voor voor een ander of anderenen
/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] en
/ofdie
d[slachtoffer 2],
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was.
4.
hij in
of omstreeksde nacht van 24 op 25 november 2020 te Hedel,
gemeente Maasdriel
tezamen en in vereniging met een
of meerander
enopzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht
en/of brand heeft gestichtin een woning
(boerderij, perceel [adres 3] )
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s)toen en daar
opzettelijk
(een
)explosieve
en/of brandbarestof
fen en/of brandversnellende
middel(en)aangestoken en
/ofdeze vervolgens gegooid door
/tegen ((een
)
ra
(a
)m
(en)van
)die woning,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking
gebracht met (een) brandbare en/of explosieve stof(fen),
ten gevolge waarvan die woning (boerderij)
en/of een schuur/stal
geheel of gedeeltelijkis
/zijnverbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
de bewoners van die woning, te weten [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] te duchten
was.
Parketnummer 05/780033-21:
hij in
of omstreeksde periode van 13 december 2020 tot en met 17 december
2020 te Hilversum
en/of Bussum en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleenter voorbereiding van een
of meer misdrijven/misdrijf waarop naar de
wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het opzettelijk teweegbrengen van een
ontploffing en/of opzettelijke
brandstichtingin een woning (perceel [adres 4] te Hilversum)
met gemeen gevaar voor goederen en
/ofmet levensgevaar voor de bewoner
(s
)
en/of een of meer andere perso(o)n(en)te duchten
(art. 157 Wetboek van Strafrecht) opzettelijk
-
(een
)gegevensdrager
(s)met het adres Kapelstraat (
64) te Hilversum erop en
/of
- een auto ( [auto] , gekentekend [kenteken] , op naam en in gebruik

bij verdachte) en/of

- twee
/een (vuurwerk
)shell
(s
)/mortierbom
(men
)(na de aanhouding van
medeverdachte [medeverdachte 1] op 17 december 2020 aangetroffen in diens
slaapkamer)
en/of een of meer andere voorwerpen en/of stoffen en/of informatiedragers,
bestemd tot het begaan van
die/dat
misdrijven/misdrijf,
hebben/heeft
verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/ofvoorhanden
hebben/heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/780072-20 feit 2:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 05/780072-20 feit 4:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
ten aanzien van parketnummer 05/780033-21:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft in de zaak met parketnummer 05/780033-21 betoogd dat sprake is van vrijwillige terugtred en dat verdachte van dat feit moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Van vrijwillige terugtred kan sprake zijn indien verdachte weliswaar een begin heeft gemaakt met de uitvoering van het - criminele - plan, maar die uitvoering voortijdig heeft gestaakt en dat plan uiteindelijk niet heeft volbracht. Waar het in deze zaak om gaat is de reden van de terugtred, waarom is het plan afgebroken. Voor straffeloosheid is immers vereist, dat deze terugtred vrijwillig is. Of uit de gedragingen van verdachte kan worden afgeleid, dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachte in de nacht van 16 december 2020 naar de Kapelstraat in Hilversum zijn gereden met het doel om daar een ontploffing teweeg te brengen. De omgeving werd voorverkend en het plan was om daar een mortierbom (shell) in een woning te gooien. Uit de OVC-gesprekken van die nacht volgt dat zij op dat moment niet de daarvoor geschikte/bedoelde kleding en mortierbom bij zich hadden, maar dat zij wel hebben overwogen om de aanslag alsnog later die nacht uit te voeren. Uiteindelijk is het plan afgebroken en met een dag uitgesteld. Van afstel zoals door de verdediging is gesteld is niet gebleken. Van een vrijwillige terugtred was dan ook geen sprake.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de proceshouding van verdachte, zijn spijt, zijn persoonlijke omstandigheden, zijn rol en met de inhoud van het reclasseringsrapport.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in een periode van enkele dagen medeplegen van twee zeer heftige aanslagen met zware vuurwerkbommen op woningen van (voormalig) medewerkers van [naam 5] . Bij één aanslag ging een vuurwerkbom bijna door de ruit van de slaapkamer van de bewoners en bij de tweede aanslag brandde de woning volledig af. De bewoners moesten uit het raam springen om zichzelf het leven te kunnen redden. Een van hen heeft daar zware verwondingen met mogelijk blijvende gevolgen aan overgehouden. Op de zitting hebben de slachtoffers door gebruik te (laten) maken van hun spreekrecht duidelijk naar voren gebracht welke gevolgen de feiten voor hen hebben gehad. Zij hebben daarin verteld dat zij door de brand niet alleen hun woning, maar ook al hun bezittingen, waaronder vele dierbare en onvervangbare herinneringen, zijn kwijtgeraakt.
Verdachte was op de hoogte van de heftige gevolgen van de aanslagen, maar is vervolgens alsnog verder gegaan met het voorbereiden van weer een nieuwe aanslag. Opnieuw moest een aanslag met een zware vuurwerkbom op een woning plaatsvinden, door de vuurwerkbom naar binnen te gooien. Verdachte toonde geen enkel berouw en geen enkele vorm van medeleven met de slachtoffers. Dat maken de OVC-gesprekken pijnlijk duidelijk (‘mensen boeit mij niet, als ik maar geld krijg’). Verdachte vond zijn eigen geldelijk gewin belangrijker. Dat er mensen zouden kunnen komen te overlijden door het plegen van dit soort aanslagen kon verdachte niet deren. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, die bovendien zijn gepleegd tegen een achtergrond van zeer zware en ontwrichtende criminaliteit. Verdachte heeft door bij twee zeer heftige aanslagen betrokken te zijn geweest een belangrijke bijdrage geleverd aan de aanhoudende afpersing van [naam 5] . De aanslag van 25 november 2020 op de [broers/slachtoffers] is tekenend geworden voor de ernst van de aanslagen. De aanslagen zijn gericht tegen volkomen onschuldige (voormalige) medewerkers van een fruitbedrijf. Er zijn vele gezinnen die mede door het handelen van verdachte in doodsangsten hebben geleefd, omdat zij op ieder willekeurig moment slachtoffer zouden kunnen worden van zeer heftige aanslagen. Dat geldt niet alleen voor de bewoners van de woningen waar aanslagen op zijn gepleegd, maar voor iedereen wiens adres op de bewuste werknemerslijst staat of zelfs maar in de buurt woont van een dergelijk adres. De gehele Bommelerwaard leeft al jaren in angst voor aanslagen. Verdachte heeft aan dit gevoel van onveiligheid een grote bijdrage geleverd.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte nog een jeugdige leeftijd heeft en dat hij zich gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis goed aan de voorwaarden heeft gehouden. Anderzijds bestaat het beeld van verdachte dat hij zonder enig gevoel van berouw bezig is gebleven met het voorbereiden en plegen van heftige aanslagen. Hieraan is enkel door tussenkomst van politie en justitie een einde gekomen.
Gelet op de ernst van de feiten, de grote hoeveelheid feiten, het aanhoudende handelen van verdachte en de achtergrond van de feiten, acht de rechtbank enkel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf in deze zaak passend is. Alles overziend, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in deze zaak passend en geboden is. De eis van de officier van justitie vindt de rechtbank, gelet op het aantal door verdachte gepleegde feiten, te hoog.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De rechtbank heeft in een eerder stadium de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst, ondanks dat de 12-jaarsgrond en de recidivegrond van toepassing waren. De reden hiervoor was er uitsluitend in gelegen dat verdachte de gelegenheid kreeg zorg te dragen voor zijn zieke moeder, voor wie hij als enige passende hulp kon inschakelen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte deze gelegenheid inmiddels ruimschoots heeft gehad. Het persoonlijk belang van verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis prevaleert daarom niet langer boven het strafvorderlijk belang bij voortduring daarvan. De 12-jaarsgrond is nog altijd aan de orde. De rechtbank ziet daarom aanleiding de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden op te heffen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder parketnummer 05/780072-20 feit 2 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.000,- aan smartengeld (€ 7.500,- per benadeelde), vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezen verklaarde feit zijn de benadeelden op andere wijze in de persoon aangetast. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest dat zij midden in de nacht werden opgeschrikt door een flinke ontploffing, waarbij één ruit van het dubbel glas brak en de gordijnen zelfs bewogen. Zeker de omstandigheid dat de reden voor de aanslag was dat het adres van de benadeelden op een lijst van werknemers van [naam 5] stond zal voor veel angst hebben gezorgd. Bovendien bestond geen garantie dat het bij één aanslag zou blijven, hetgeen veel onzekerheid met zich bracht. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 7.500,- per benadeelde vaststellen, met een totaal van € 15.000,-.
Verdachte is vanaf 23 november 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft in verband met het onder parketnummer 05/780072-20 feit 4 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 45.182,37 (de vordering van € 41.597,75 vermeerderd met 50% van de factuur in bijlage 15 bij de vordering ter hoogte van € 7.169,25 zoals ter terechtzitting toegelicht) aan materiële schade en € 25.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij -met uitzondering van de kosten van de luchtbuks - kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadeposten die zien op de materiële schade niet zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor, met uitzondering van de post van € 1.300,- ten behoeve van de (legale) aanschaf van een luchtbuks. Deze luchtbuks is aangeschaft om een gevoel van onveiligheid weg te nemen, maar dit is geen rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit, los van de omstandigheid dat het kennelijke doel waarvoor deze luchtbuks is aangeschaft geen vergoeding rechtvaardigt. De rechtbank zal deze schadepost dus afwijzen. Voor de overige schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een bedrag van € 43.882,37 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezen verklaarde feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen en is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest dat zij midden in de nacht werden opgeschrikt door een flinke ontploffing, waarna hun huis in brand kwam te staan. Zij moesten allebei van de eerste verdieping uit het raam springen om te voorkomen dat zij levend zouden verbranden. Hierbij heeft [slachtoffer 4] (mogelijk blijvend) lichamelijk letsel opgelopen. De woning is uiteindelijk - met alle bezittingen en jeugdherinneringen van de benadeelden die in de woning lagen - volledig afgebrand. De benadeelden hebben letterlijk alles wat zij hadden verloren. Zij hebben door de aanslag en de gevolgen daarvan psychische klachten overgehouden en hebben zich onder psychologische c.q. traumabegeleiding gesteld, EMDR-therapie gevolgd en zij krijgen vanwege resterende spanningsklachten en concentratiestoornissen nog steeds begeleiding. Benadeelde [slachtoffer 4] is als gevolg van de mentale en fysieke klachten niet in staat om inkomen uit arbeid te verwerven. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld, zoals gevorderd, op een bedrag van € 25.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 25 november 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft moeten maken. Met betrekking tot deze proceskosten overweegt de rechtbank het volgende. Bij een kostenveroordeling wordt het salaris van de advocaat begroot volgens het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, waarbij het bedrag van de te liquideren kosten afhankelijk is van de verrichte (genormeerde) werkzaamheden en van het belang van de zaak. In dit geval wijst de rechtbank een bedrag toe dat hoger is dan
€ 40.000,- is, maar lager dan € 98.000,- . Dat betekent dat tarief IV komt te gelden. Dat tarief is vastgesteld op € 1.114,- per punt. Door de benadeelde partij wordt aanspraak gemaakt op 3,5 punt. Dit betekent dat de rechtbank op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering een bedrag van € 3.899,- aan proceskostenvergoeding zal toewijzen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met het onder parketnummer 05/780072-20 ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 40.954,37 (de vordering van € 37.356,25 vermeerderd met 50% van de factuur in bijlage 15 bij de vordering ter hoogte van € 7.169,25 zoals ter terechtzitting toegelicht) aan materiële schade en € 25.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadeposten die zien op de materiële schade niet zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een bedrag van € 40.954,37 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en hetgeen ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde schade heeft geleden die binnen een van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het bewezen verklaarde feit is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest dat zij midden in de nacht werden opgeschrikt door een flinke ontploffing, waarna hun huis in brand kwam te staan. Zij moesten allebei van de eerste verdieping uit het raam springen om te voorkomen dat zij levend zouden verbranden. De woning is uiteindelijk - met alle bezittingen en jeugdherinneringen van de benadeelden die in de woning lagen - volledig afgebrand. De benadeelden hebben letterlijk alles wat zij hadden verloren. Zij hebben door de aanslag en de gevolgen daarvan psychische klachten overgehouden en hebben zich onder psychologische c.q. traumabegeleiding gesteld, EMDR-therapie gevolgd en zij krijgen vanwege resterende spanningsklachten en concentratiestoornissen nog steeds begeleiding. De aard en ernst van de normschending brengt met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld, zoals gevorderd, op een bedrag van € 25.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 25 november 2020 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft moeten maken. Met betrekking tot deze proceskosten overweegt de rechtbank het volgende. Bij een kostenveroordeling wordt het salaris van de advocaat begroot volgens het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, waarbij het bedrag van de te liquideren kosten afhankelijk is van de verrichte (genormeerde) werkzaamheden en van het belang van de zaak. In dit geval wijst de rechtbank een bedrag toe dat hoger is dan € 40.000,-is, maar lager dan € 98.000,-. Dat betekent dat tarief IV komt te gelden. Dat tarief is vastgesteld op € 1.114,- per punt. Door de benadeelde partij wordt aanspraak gemaakt op 3,5 punt. Dit betekent dat de rechtbank op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering een bedrag van € 3.899,- aan proceskostenvergoeding zal toewijzen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 46, 47, 57, 60a, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05/780072-20 feit 1 en feit 3 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder parketnummer 05/780033-21 feit 2 bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van € 15.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 15.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 110 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

  • veroordeelt verdachte in verband met het onder parketnummer 05/780033-21 feit 4 bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 43.882,37 aan materiële schade en € 25.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 3.899,-;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] , een bedrag te betalen van € 43.882,37 aan materiële schade en een bedrag van € 25.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 347 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder parketnummer 05/780033-21 feit 4 bewezen verklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 40.954,37 aan materiële schade en € 25.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 3.899,-;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 40.954,37 aan materiële schade en een bedrag van € 25.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 337 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. R. Raat en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen en mr. M. Draaijers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant(en)] van de politie Oost-Nederland, district [district], opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL[dossiernummer], gesloten op [datum sluiting] en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 6-8 (map 2); proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 1103-1107 (map 4).
3.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 117-125 (map 2).
4.Proces-verbaal van bevindingen (herkenning voertuig), p. 126-128 (map 2).
5.Rapport analyse bakengegevens 23 november 2020 ( [kenteken] ), p. 172-183 (map 2).
6.Processen-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 215-222 en p. 224-227 (map 2).
7.Processen-verbaal van bevindingen (herkenningen), p. 229-232 (map 2), 233-234, 781-782, 783-785 (map 3).
8.Proces-verbaal onderzoek telefoon, p. 919 (map 3).
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1463-1464 (map 5).
10.De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting 15 februari 2022.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2212-2223 (1e aanvullende stukken).
12.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , p. 2601-2614 (9e aanvullende stukken).
13.Processen-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 9-10 en 12-13 (map 2) en [slachtoffer 4] , p. 9-10 en 14-16 (map 2); proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1083-1087 (map 4); geneeskundige verklaring [slachtoffer 4] , p. 454 (map 2).
14.Rapport analyse bakengegevens 25 november 2020 ( [kenteken] ), p. 172-183 (map 2); rapport analyse ANPR-hits ( [kenteken] ), p. 141, 143-145 (map 2).
15.Processen-verbaal van bevindingen (camerabeelden BP [naam 2] en Shell [naam 3] ), p. 240-244 en p. 155-157 (map 2).
16.Processen-verbaal van bevindingen (herkenningen), p. 146, 152 en 189 (map 2).
17.Proces-verbaal onderzoek telefoon, p. 568 en 919 (map 3).
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 1464 (map 5).
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 2212-2213 (1e aanvullende stukken).
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 1360 (map 4)
21.Bevel observatie (126g), p. 2439-2440 (3e aanvullende stukken).
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p.522 en 523, map 3.
23.Bevel observatie (126g), p. 2439-2440 (3e aanvullende stukken).
24.Proces-verbaal van bevindingen (OVC-gesprekken), p. 524-525 (map 3).
25.Proces-verbaal van bevindingen (OVC-gesprekken), p. 526-527 (map 3).
26.Proces-verbaal van bevindingen (OVC-gesprekken), p. 527 (map 3).
27.Proces-verbaal van bevindingen (OVC-gesprekken), p. 528 (map 3).
28.Proces-verbaal van bevindingen (OVC-gesprekken), p. 529-530 (map 3).
29.Proces-verbaal van bevindingen (OVC-gesprekken), p. 530 (map 3).
30.Proces-verbaal van bevindingen (locatie gegevens [auto] ), p. 820-823 (map 3).
31.Proces-verbaal van onderzoek telefoon [medeverdachte 1] , p. 919 (map 3).
32.Processen-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 16 (map 7) en [medeverdachte 1] , p. 49 (map 7).
33.Proces-verbaal aanvraag doorzoeking, p. 251 (map 1); proces-verbaal onderzoek in beslag genomen vuurwerk, p. 251-254 (map 2).
34.Proces-verbaal getuigenverhoor [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris d.d. 15 november 2021