ECLI:NL:RBGEL:2022:1946

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
C/05/397518 / FA RK 21-4231
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. dr. E.L. de Jongh
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot eenhoofdig gezag ondanks advies gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 15 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag over drie kinderen. De moeder verzocht om alleen het gezag over de kinderen uit te oefenen, terwijl de vader verweer voerde en onder andere vroeg om gezamenlijk gezag te handhaven. De rechtbank oordeelde dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is, mede door de problematische combinatie van de PTSS van de moeder en de narcistische persoonlijkheidskenmerken van de vader. De vader is veroordeeld voor ontucht met de dochter van de moeder uit een eerdere relatie, wat de situatie verder compliceert. De rechtbank concludeert dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken als beide ouders het gezag behouden. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de moeder toegewezen en het gezag van de vader beëindigd, zodat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent.

Daarnaast heeft de rechtbank een omgangsregeling vastgesteld waarbij de kinderen elke twee weken op zaterdag drie uur bij de vader verblijven. Deze regeling kan worden uitgebreid onder regie van de gezinsvoogd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omgang niet onder professionele begeleiding hoeft te plaatsvinden, omdat er geen aanwijzingen zijn dat de vader een onaanvaardbaar risico vormt voor de kinderen. De ouders zijn het niet eens over wie verantwoordelijk is voor het halen en brengen van de kinderen, maar de rechtbank heeft bepaald dat dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van beide ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vader om verder onderzoek door de Raad is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/397518 / FA RK 21-4231
Datum uitspraak: 15 april 2022
beschikking wijziging gezag
in de zaak van
[verzoekster]hierna de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. W.A.J.M. Staal te Zutphen,
tegen
[verweerder], hierna de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. F. van den Heuvel te Arnhem.
De kinderrechter merkt als informant aan: de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Gelderland(de GI), gevestigd te Zutphen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de moeder, ingekomen op 17 december 2021,
- het F9-formulier van de moeder van 29 maart 2022 met productie 9 en 10,
- het verweerschrift van de vader, ingekomen op 29 maart 2022.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 4 april 2022 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. W.A.J.M. Staal,
- de vader, bijgestaan door mr. F. van den Heuvel,
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad),
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen drie kinderen:
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
De kinderen wonen bij de moeder. Beide ouders zijn belast met het ouderlijk gezag.
2.3.
De kinderen zijn onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling loopt tot 22 juli 2022.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat zij voortaan alleen het gezag zal uitoefenen over de kinderen.
3.2.
De vader voert verweer en verzoekt:
  • primair: de moeder niet-ontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoek af te wijzen,
  • subsidiair: de Raad opdracht te geven om onderzoek te doen naar de gezagssituatie,
  • bij wijze van zelfstandig verzoek:
 te bepalen dat de kinderen elke twee weken op zaterdag minimaal drie uur bij vader verblijven, waarbij de moeder de kinderen zal brengen naar een overeengekomen locatie van één van de personen van de ‘ [achternaam] kids groep’, welke regeling in oplopende structuur kan worden uitgebreid onder regie van de gezinsvoogd. De vader zal de kinderen weer bij de moeder terugbrengen.
 de Raad opdracht te geven om onderzoek te doen naar de wijze waarop door de ouders vorm dient te worden gegeven aan het advies van de Rading.

4.De beoordeling

Het gezag
4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om haar voortaan alleen met het gezag te belasten toewijzen, ondanks het advies van de Raad om het gezag bij beide ouders te laten. De rechtbank zal uitleggen waarom.
4.2.
Het uitgangspunt is dat beide ouders het gezag uitoefenen over hun kinderen en samen de belangrijke beslissingen nemen over hun kinderen. Ook als zij geen relatie meer met elkaar hebben. Dit kan anders zijn als er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken als beide ouders het gezag hebben én hierin op korte termijn geen verbetering is te verwachten.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van zo’n situatie. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord. De vader is veroordeeld voor ontucht met zijn stiefdochter, de dochter van de moeder uit een eerdere relatie. De moeder kampt met stress, spanningen en een schuldgevoel en volgt hiervoor al lange tijd therapie. Het contact met de vader brengt haar uit balans wat een negatief effect heeft op haar beschikbaarheid voor de kinderen. Het lukt de moeder niet om het contact met de vader aan te gaan. Dit frustreert de vader, waarna hij uit emotie berichten stuurt aan de moeder. Door de toon van deze berichten bevriest de moeder, waardoor bij de vader nog meer frustratie ontstaat. Het lukt niet om dit patroon tussen de ouders te doorbreken, ook niet wanneer de GI als buffer optreedt tussen de ouders. De kinderrechter heeft in de beschikking van 19 januari 2021 over de verlenging van de ondertoezichtstelling nog gezegd dat de GI moet inzetten op de positie van de vader aangezien hij gezag over de kinderen heeft. Inmiddels zijn we ruim een jaar verder en is gebleken dat het niet lukt om de situatie of positie van de vader te verbeteren.
Ook de Raad ziet dat de problematiek van de ouders op de voorgrond staat en dat het niet zinvol is om in te zetten op verbetering van de communicatie. De rechtbank stelt daarom vast dat er geen constructieve vorm van overleg en samenwerking mogelijk is tussen de ouders, mede als gevolg van de problematische combinatie tussen de PTSS van de moeder en de narcistische persoonlijkheidskenmerken bij de vader.
4.4.
De vader stelt dat het gebrek aan samenwerking de gezamenlijke uitoefening van het gezag niet in de weg staat, maar de rechtbank ziet dit anders. De vader verbindt voorwaarden aan het geven van zijn toestemming voor het regelen van zaken rondom de kinderen. Bijvoorbeeld door zijn toestemming voor inschrijving op school uit te ruilen tegen de medewerking van de moeder aan het beeldbellen met de kinderen. De rechtbank begrijpt dat de vader dit probeert, omdat hij zich onvoldoende gesteund voelt door de hulpverlening in de uitbreiding van het contact met de kinderen. Maar de rechtbank is van oordeel dat de vader hiermee niet in het belang van de kinderen handelt. Voor de kinderen is het belangrijk dat zaken als school en therapie snel geregeld kunnen worden, zonder enige vertraging.
Daarnaast stelt de vader altijd toestemming te zullen geven, maar de rechtbank is van oordeel dat invulling geven aan het gezag meer omvat dan alleen een handtekening zetten. Het vereist ook dat je begrijpt wat de kinderen nodig hebben in hun ontwikkeling en meepraat en meedenkt over wat het beste is voor hen en dat is precies wat deze ouders samen niet lukt. De Raad vindt het belangrijk dat de vader het gezag behoudt om te zorgen dat hij toegang blijft houden tot bijvoorbeeld de leerlingvolgsystemen, maar de rechtbank merkt op dat gezag niet is bedoeld als informatievoorziening. Hiervoor bestaan andere regelingen of mogelijkheden.
4.5.
Gelet op de beperkte draagkracht van de moeder is hulpverlening gericht op de communicatie tussen ouders niet haalbaar. Iedereen is het erover eens dat er geen verbetering te verwachten is in de samenwerking tussen deze ouders. De rechtbank is van oordeel dat van deze ouders ook niet verwacht kan worden om te blijven samenwerken. Bij beide ouders komt dat hun persoonlijke problematiek niet ten goede. De rechtbank acht het noodzakelijk dat de rust bewaard kan blijven en de moeder voldoende draagkracht overhoudt om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van de kinderen te kunnen blijven dragen. Er is een onaanvaardbaar risico dat dit niet gaat lukken als beide ouders het gezag behouden. De opvoedsituatie van de kinderen blijft heel kwetsbaar. Dat blijkt onder andere uit de verklaring van de GI dat tweemaal is overwogen om spoedhulp in te zetten bij de moeder thuis.
De omgangsregeling
4.6.
De rechtbank zal het verzoek van de vader over de omgangsregeling grotendeels toewijzen voor wat betreft de duur, frequentie, locatie en de bepaling dat de GI de regie heeft over verdere uitbreiding van deze regeling. Dat houdt in dat een regeling wordt vastgesteld waarbij de kinderen elke twee weken op zaterdag drie uur bij vader verblijven. Deze regeling kan worden uitgebreid onder regie van de gezinsvoogd. Zolang de vader nog niet beschikt over geschikte woonruimte zal de omgang plaatsvinden in het Omgangshuis of bij één van de mensen uit het netwerk die behoren tot de [achternaam] kids groep. De ouders zijn het namelijk eens over die regeling en de regeling is in overeenstemming met het advies van de Rading zoals neergelegd in het verslag van 28 maart 2022.
De ouders zijn het niet eens over wie de regeling moet begeleiden en welke ouder verantwoordelijk is voor het halen en brengen van de kinderen. Over deze punten zal de rechtbank dan ook een beslissing nemen.
4.7.
De moeder vindt het noodzakelijk dat er professionele begeleiding bij de omgang aanwezig is. Zij heeft er geen vertrouwen in dat de mensen uit het netwerk (genoemd de [achternaam] kids groep) zijn opgewassen tegen de vader. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat de omgangsregeling onder professionele begeleiding moet blijven plaatsvinden. Uit het verslag van de Rading blijkt dat er bij de vader geen sprake is van pedoseksualiteit. Zijn seksuele grensoverschrijdende gedrag komt voor uit het slecht kunnen omgaan met negatieve gevoelens zoals eenzaamheid en frustratie. De vader is in behandeling bij Transfore en daar wordt jaarlijks een risico-taxatie gedaan. De uitkomst daarvan is al een paar jaar hetzelfde, namelijk dat er sprake is van een matig risico op herhaling. In het licht hiervan acht de rechtbank het voldoende als de omgang wordt begeleid door iemand uit het netwerk. De GI krijgt de regie om te beslissen of en zo ja wanneer begeleiding bij de omgangsmomenten niet meer nodig is.
4.8.
De ouders zijn het niet eens over wie het halen en brengen voor zijn rekening moet nemen. In de schriftelijke aanwijzing van de GI aan de vader van 9 april 2021 is bepaald dat de vader moet zorgen dat de kinderen door iemand gehaald en gebracht worden van en naar het omgangsmoment. De vader verzoekt te bepalen dat de ouders de verantwoordelijkheid voor het halen en brengen van de kinderen voortaan delen. De moeder stelt dat zij daar niet mee belast kan worden. Zij heeft de duur van het contactmoment nodig om ontlast te worden in de zorg van de kinderen, zonder dat daar tijd afgaat voor het halen of brengen. Bovendien zou dit haar in direct contact met de vader brengen, wat volgens haar psycholoog niet van haar gevraagd kan worden. De GI wil het advies van de Rading eerst nog intern bespreken, met name omdat de verklaring van de psycholoog van de moeder over wat zij aan kan haaks staat op het advies van de Rading. De Raad adviseert om het advies van de Rading te volgen. Door het advies eerst intern te bespreken gaat wederom de problematiek van de ouders voor op hetgeen de kinderen nodig hebben.
4.9.
De rechtbank volgt het advies van de Raad en daarmee het advies uit het verslag van de Rading. Dat houdt in dat de rechtbank zal bepalen dat de ouders de verantwoordelijkheid voor het halen en brengen moeten delen. De moeder kan hiervoor, net als de vader, iemand uit haar netwerk inzetten. Zij hoeft de kinderen niet in persoon te brengen. Het gaat erom dat het mogelijk maken van contact tussen de vader en de kinderen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders is en dus ook van hen allebei wordt verwacht om dit mogelijk te maken.
4.10.
Het verzoek van de vader om te bepalen dat de Raad onderzoek dient te doen naar de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan het advies van de Rading, wijst de rechtbank af. De rechtbank heeft namelijk genoeg informatie om een eindbeslissing te kunnen geven over de regeling tussen de vader en de kinderen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beëindigt het gezag van de vader over:
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [kind 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
zodat de moeder voortaan alleen het gezag uitoefent;
5.2.
stelt de omgangsregeling vast als volgt:
  • de kinderen verblijven elke twee weken op zaterdag drie uur bij vader,
  • in ieder geval zolang de vader nog niet beschikt over geschikte woonruimte zal de omgang plaatsvinden in het Omgangshuis of bij één van de mensen uit het netwerk die behoren tot de [achternaam] kids groep,
  • waarbij iemand uit het netwerk van de moeder de kinderen naar het contactmoment brengt en iemand uit het netwerk van de vader de kinderen bij de moeder terugbrengt,
  • waarbij de GI de regie heeft over een uitbreiding van deze regeling in duur, frequentie, plek en begeleiding;
5.3.
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. E.L. de Jongh, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2022.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.