In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag, ingediend op 12 februari 2021. Eiseres heeft de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld op 23 september 2021, maar de rechtbank ontving het beroepschrift pas op 18 februari 2022. De rechtbank constateert dat de Belastingdienst/Toeslagen de beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, niet heeft verlengd en dat de beslistermijn op 12 augustus 2021 is geëindigd. Hierdoor is het beroep ontvankelijk en gegrond verklaard.
De rechtbank legt de Belastingdienst/Toeslagen een nieuwe beslistermijn op van twaalf weken, rekening houdend met bijzondere omstandigheden, waaronder een groot aantal herbeoordelingsverzoeken. De rechtbank stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk op 14 juni 2022 een beslissing moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres heeft recht op een verbeurde dwangsom van € 1.442, die binnen zes maanden moet worden uitbetaald.
De rechtbank beslist dat de Belastingdienst/Toeslagen het betaalde griffierecht van € 50 aan eiseres moet vergoeden, evenals de proceskosten tot een bedrag van € 379,50. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, en is openbaar uitgesproken.