ECLI:NL:RBGEL:2022:2053
Rechtbank Gelderland
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Vernietiging kredietovereenkomst door gebrek aan informatieverplichtingen en kredietwaardigheidstoets
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 april 2022 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Intrum Nederland B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De eisende partij, Intrum, vorderde betaling van een bedrag van € 492,63, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een kredietovereenkomst die was afgesloten via Wehkamp. De kredietovereenkomst was een doorlopend krediet van € 414,00 met een jaarlijkse kredietvergoeding van 14%.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Intrum niet heeft voldaan aan de informatieverplichtingen die voortvloeien uit het Europees consumentenrecht. Er was onvoldoende bewijs dat de consument, [gedaagde], de vereiste informatie heeft ontvangen voordat de kredietovereenkomst werd gesloten. Intrum heeft enkel een algemeen stappenplan overgelegd, maar geen concrete informatie over de specifieke klant. Dit gebrek aan informatie heeft geleid tot de conclusie dat de kredietovereenkomst ambtshalve vernietigd moet worden op grond van artikel 3:40 lid 2 BW.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat, nu de kredietovereenkomst is vernietigd, [gedaagde] het geleende bedrag moet terugbetalen en Intrum het door [gedaagde] betaalde bedrag moet teruggeven. De kantonrechter heeft Intrum in de gelegenheid gesteld om inzicht te geven in de opbouw van de hoofdsom, aangezien onduidelijk is hoe het bedrag van € 444,63 is opgebouwd. De zaak is verwezen naar de rolzitting van vier weken na de datum van het vonnis voor verdere behandeling.