In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland op 26 januari 2022, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Sujecki, een procedure aangespannen tegen de besloten vennootschap [gedaagde], vertegenwoordigd door advocaat mr. D.J. Brugge. De rechtbank heeft eerder op 26 mei 2021 een tussenvonnis gewezen en de vorderingen van eiser afgewezen. Eiser heeft vervolgens, ondanks het gezag van gewijsde, een nieuwe procedure gestart met dezelfde vorderingen, maar op basis van een andere juridische grondslag, namelijk het Weens Koopverdrag. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit misbruik van procesrecht oplevert, omdat eiser had moeten begrijpen dat de nieuwe procedure geen kans van slagen had. De rechtbank heeft eiser veroordeeld in de werkelijke proceskosten van gedaagde, die in totaal zijn begroot op € 9.891,00, en heeft een forfaitair bedrag aan nakosten toegewezen. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante jurisprudentie over misbruik van procesrecht en de voorwaarden voor proceskostenveroordeling.