In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een horeca-exploitant, en de burgemeester van de gemeente Arnhem. Eiser had beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn exploitatievergunning voor een snackbar en een drank- en horecavergunning voor een nachtwinkel/slijterij. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang had bij de beoordeling van het beroep tegen de intrekking van de exploitatievergunning voor de snackbar, omdat hij de exploitatie daarvan had gestaakt. Dit deel van het beroep werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de burgemeester terecht de vergunningen heeft ingetrokken op basis van het feit dat eiser als leidinggevende van slecht levensgedrag is aangemerkt. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere uitspraken van de rechtbank over andere horecagelegenheden van eiser. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de vergunningen voor de nachtwinkel/slijterij en de snackbar gerechtvaardigd was, omdat eiser niet voldeed aan de eisen van de Drank- en Horecawet en de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem. Het beroep tegen de intrekking van de vergunningen voor de nachtwinkel/slijterij werd ongegrond verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van de eisen die aan leidinggevenden van horecabedrijven worden gesteld, met name op het gebied van zedelijk gedrag. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in beroep te gaan bij de Raad van State.