ECLI:NL:RBGEL:2022:2282
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en bewijsopdracht inzake meldingsplicht en onderhuur
In deze zaak vordert de stichting Stichting Beheer Onroerend Goed Kinderen Krol (hierna: Krol) ontbinding van de huurovereenkomst met twee medehuurders, [gedaagde sub a] en [gedaagde sub b]. Krol stelt dat [gedaagde sub a] niet heeft voldaan aan de meldingsplicht over zijn hoofdverblijf en dat er sprake is van onderhuur zonder toestemming. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 2 maart 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 april 2022. Krol heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder foto’s en spreekaantekeningen, en heeft de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning ingediend. Krol vordert ook een hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van een boete en proceskosten.
De gedaagden betwisten de vordering en stellen dat [gedaagde sub a] nog steeds zijn hoofdverblijf in de gehuurde woning heeft en dat er geen sprake is van onderhuur. De kantonrechter oordeelt dat, hoewel [gedaagde sub a] op een ander adres staat ingeschreven, een mogelijke schending van de meldingsplicht niet automatisch leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst. Krol heeft niet aangetoond dat zij niet in contact kan komen met [gedaagde sub a].
Daarnaast is de kantonrechter van mening dat Krol de bewijslast heeft om aan te tonen dat de Algemene bepalingen aan de gedaagden zijn verstrekt. De gedaagden hebben aangevoerd dat zij nooit de Algemene bepalingen hebben ontvangen, waardoor Krol niet kan stellen dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft Krol in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de gestelde onderhuur en de verstrekking van de Algemene bepalingen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.