ECLI:NL:RBGEL:2022:2480

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
C/05/382905 / HA ZA 21-62
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van aandeelhoudersbesluiten en toegang tot informatie in vennootschapsrechtelijke geschillen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen JZ Investments B.V. (JZI) en Chainpoint B.V. (Chainpoint) over de rechtsgeldigheid van besluiten genomen tijdens een aandeelhoudersvergadering (AvA) van Chainpoint op 12 augustus 2020. JZI, de meerderheidsaandeelhouder, was als statutair bestuurder van Chainpoint ontslagen en [bestuurder sub B] werd benoemd als nieuwe bestuurder. JZI betwist de geldigheid van deze besluiten, omdat er volgens hen geen eenduidige stem is uitgebracht tijdens de AvA. De voorzitter van de AvA had de stem van JZI ongeldig verklaard, wat JZI aanvecht op basis van de statuten en de wet.

De rechtbank oordeelt dat de voorzitter ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen eenduidige stem was. De statuten van Chainpoint bepalen dat blanco stemmen en nietige stemmen als niet uitgebracht gelden, en in dit geval was er geen sprake van een blanco of nietige stem. De rechtbank vernietigt de besluiten van de AvA tot ontslag van JZI en benoeming van [bestuurder sub B] als bestuurder, waardoor JZI met terugwerkende kracht statutair bestuurder blijft.

Daarnaast heeft JZI vorderingen ingesteld voor toegang tot informatie op de server van Chainpoint, die door de rechtbank zijn toegewezen. De rechtbank heeft ook het conservatoire beslag dat JZI had gelegd opgeheven, omdat Chainpoint geen verweer had gevoerd tegen de opheffing. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/382905 / HA ZA 21-62
Vonnis van 18 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JZ INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. K. Klaasen te Zevenaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHAINPOINT B.V.,
gevestigd te Elst (Gld),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. Robustella te Ede Gld.
Partijen zullen hierna JZI en Chainpoint genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 14 april 2021
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating producties, akte vermeerdering van eis in conventie en overlegging producties in conventie en reconventie met producties 27 tot en met 30
  • het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 april 2022.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De kern

2.1.
Deze zaak gaat hoofdzakelijk over de stemming die tijdens een aandeelhoudersvergadering (hierna: de AvA) van Chainpoint heeft plaatsgevonden ten aanzien van een drietal besluiten. De twee zelfstandig bevoegde bestuurders van JZI, de meerderheidsaandeelhouder, hebben tijdens de AvA een tegengestelde stem uitgebracht. Daarop heeft de voorzitter de stem van de meerderheidsaandeelhouder ongeldig verklaard met als reden dat deze naar zijn oordeel niet eenduidig was, en is uitsluitend de stem van de andere aandeelhouder meegenomen in de besluitvorming. Partijen verschillen van mening over de vraag of de gang van zaken tijdens de AvA strijdigheid met wettelijke en statutaire bepalingen oplevert en of dit leidt dit tot nietigheid c.q. vernietigbaarheid van de besluiten. Daarnaast is onder meer in geschil hoe de gesloten participatie- en aandeelhouders-overeenkomst en de managementovereenkomst dient te worden uitgelegd en of Chainpoint nog gehouden is tot doorbetaling van de fee van één van de bestuurders van JZI.

3.De feiten

3.1.
JZI is een vennootschap (een financiële holding) die bestuurd wordt door [bestuurder sub A] en [bestuurder sub B] . Zij houden ieder 50% van het aandelenkapitaal in JZI.
3.2.
[bestuurder sub A] en [bestuurder sub B] zijn gehuwd. Medio 2015 is hun affectieve relatie verbroken. Sindsdien leven zij gescheiden.
3.3.
Chainpoint is een in 1989 opgerichte vennootschap die zich bezighoudt met het ontwikkelen, produceren en uitgeven van software en het ontwikkelen en implementeren van ICT-oplossingen. Vanaf 1994 tot 19 december 2013 was JZI enig aandeelhouder en enig bestuurder van Chainpoint.
3.4.
Op 19 december 2013 heeft JZI 38,9% van de aandelen van Chainpoint overgedragen aan een externe investeerder, [besloten vennootschap] . Sindsdien heeft JZI nog 61,1% van het totaal geplaatste aandelenkapitaal in haar bezit.
3.5.
De overdracht van de aandelen in 2013 ging gepaard met een wijziging van de statuten van Chainpoint. In die statuten staat, voor zover relevant, het volgende:
(…)
Artikel 13
Bestuur
Het bestuur van de vennootschap bestaat uit één of meer bestuurders die worden benoemd door de algemene vergadering.
Bestuurders kunnen te allen tijde door de algemene vergadering worden geschorst en ontslagen.
Bestuurders kunnen te allen tijden door de raad van commissarissen worden geschorst. Deze schorsing kan te allen tijde door de algemene vergadering worden opgeheven.
(…)
Artikel 16
Besluitvorming Bestuur
(…)
Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. (…)
Artikel 18
Goedkeuring bestuursbesluiten
(…)
Onverminderd het elders in de statuten dienaangaande bepaalde zijn aan de goedkeuring van de algemene vergadering onderworpen de besluiten van het bestuur met betrekking tot:
(…)
e. het aanstellen, schorsen of ontslaan van managementleden
(…)
Artikel 26
Besluitvorming algemene vergadering
Voor zover de wet of deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle besluiten van de algemene vergadering genomen met een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
Besluiten tot het verlenen van goedkeuring voor de besluiten van het bestuur als opgenomen in artikel 18 lid 2, kunnen slechts worden genomen met een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen, uitgebracht in een algemene vergadering, waarin ten minste één en vijftig procent 51% van het geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd waarbij de houders van acht procent 8% cumulatief preferente winstdelende aandelen vóór het betreffende besluit hebben gestemd.
(…)
7. Blanco stemmen en nietige stemmen gelden als niet uitgebracht.
(…)
3.6.
Tussen JZI en [besloten vennootschap] is op 19 december 2013 ook een participatie- en aandeelhoudersovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst staat, voor zover relevant, het volgende:
(…)
Artikel 2 Bestuur
2.1.
Het statutaire bestuur van de Vennootschap (het “Bestuur”) wordt uitgeoefend door Jz Investments. In alle rechtshandelingen en overige aangelegenheden waarbij de Vennootschap vertegenwoordigd wordt door Jz Investments, zal Jz Investments op haar beurt te allen tijde en uitsluitend worden vertegenwoordigd door de Manager (opmerking rb: [bestuurder sub B] ), behoudens in geval van ontstentenis, belet of andere bijzondere omstandigheden welke het onmogelijk maken voor de Manager om zijn taken (naar behoren) uit te oefenen.
2.2.
Het beoogde managementteam van de Vennootschap bestaat uit [bestuurder sub B] , [betrokkene sub A] , [betrokkene sub B] en [betrokkene sub C] . Partijen hebben de intentie om een controller aan het beoogde managementteam van de vennootschap toe te voegen.
(…)
2.5.
De door [bestuurder sub A] te verrichten werkzaamheden zullen vooralsnog worden voortgezet op de wijze en op de voorwaarden zoals gebruikelijk voorafgaand aan de datum van ondertekening van deze Overeenkomst (waarbij een maximale totale vergoeding van € 6.500,00 per maand van toepassing zal zijn). (…)
De Vennootschap, Jz Investments en [bestuurder sub A] zullen zich laten adviseren door een externe adviseur (fiscalist) over de vorm van het contract op basis waarvan [bestuurder sub A] haar werkzaamheden voor de vennootschap zal verrichten en zullen de door deze externe adviseur aanbevolen schriftelijke overeenkomst (management- of arbeidsovereenkomst) aangaan (…).
(…) De functieomschrijving van [bestuurder sub A] is als volgt:
13. Hoofd administratie
14. HR Zaken; en
15. Office Management. (…)
3.7.
Verder zijn JZI en Chainpoint op 19 december 2013 overeengekomen dat de bestaande managementovereenkomst van december 2011 op een aantal punten werd aangepast. Hiertoe is een Addendum op de managementovereenkomst getekend. Uit deze overeenkomst en het Addendum volgt dat JZI [bestuurder sub B] aan Chainpoint ter beschikking stelde voor het verrichten van de feitelijke managementactiviteiten.
3.8.
Voor de door [bestuurder sub B] verrichte werkzaamheden betaalde Chainpoint aan JZI een managementfee van € 16.844,00 ex BTW per maand, te vermeerderen met een onkostenvergoeding van € 1.839,92 ex BTW. Voor de door [bestuurder sub A] voor Chainpoint verrichte werkzaamheden betaalde Chainpoint aan JZI een bedrag van € 6.378,10 ex BTW per maand.
3.9.
Vanaf 1 januari 2020 bestond de Raad van Commissarissen (hierna: de RvC) van Chainpoint uit de heren [commissaris sub A] en [commissaris sub B] .
3.10.
Bij besluit van 29 mei 2020 heeft de RvC besloten om tot opzegging van de dienstverlening van [bestuurder sub A] voor JZI over te gaan.
3.11.
Bij brief van 8 juni 2020 heeft [bestuurder sub A] namens JZI tegen dit besluit geprotesteerd.
3.12.
Bij brief van 12 juni 2020 heeft de RvC het genomen besluit gehandhaafd omdat volgens de RvC tussen [bestuurder sub B] en [bestuurder sub A] een onhoudbare situatie is ontstaan die zijn weerslag heeft op de organisatie.
3.13.
Op 28 juli 2020 heeft de RvC een agenda voor de AvA van 12 augustus 2020 rondgestuurd. Op de agenda staan (onder meer) de volgende onderwerpen ter bespreking:
(…)
6. Bespreking van de wenselijkheid en/of vereiste dat de algemene vergadering stemt over de ratificatie door de aandeelhouders van de beëindiging van de dienstverlening door mevrouw [bestuurder sub A] per 31 augustus 2020;
7. (…)
8. (eventueel) Stemming over besluit tot ratificatie van de beëindiging van de dienstverlening die mevrouw [bestuurder sub A] verricht(te) voor Chainpoint, per 31 augustus 2020;
(…)
13. Stemming ontslag van JZI als statutair bestuurder van Chainpoint;
13. Stemming benoeming [bestuurder sub B] als statutair bestuurder van Chainpoint;
(…)
3.14.
Vooruitlopend op de aandeelhoudersvergadering heeft op 6 augustus 2020 een bestuursvergadering van JZI plaatsgevonden. Tijdens die bestuursvergadering is gesproken over de stem die JZI als aandeelhouder van Chainpoint zal uitbrengen tijdens de AvA van Chainpoint. In de notulen van de bestuursvergadering van JZI is onder meer het volgende te lezen:
Bepalen stem die JZ Investments als aandeelhouder van Chainpoint zal uitbrengen tijdens de AvA
(…)
[bestuurder sub B] stemt op deze vergadering voor het stemmen tot beëindiging van de dienstverlening door [bestuurder sub A] aan CHP (opmerking rechtbank: Chainpoint).
[bestuurder sub A] stemt tegen het stemmen voor de beëindiging van de dienstverlening die [bestuurder sub A] verricht voor CHP. De stemmen staken in deze vergadering, waardoor er binnen JZI geen besluit kan worden genomen op dit punt. JZI kan derhalve niet overgaan tot het besluit tot beëindiging van de dienstverlening door [bestuurder sub A] aan CHP. Die dienstverlening (en de aanspraak op management fee) blijft derhalve in stand.
KK: Als [bestuurder sub B] tijdens de AvA toch voor de beëindiging van de dienstverlening stemt c.q. daartoe namens JZI besluit, dan is dat in strijd met het voorgaande, hetgeen leidt tot bestuurdersaansprakelijkheid. [bestuurder sub A] zal in dat geval namens JZI juridische stappen jegens [bestuurder sub B] ondernemen.
KK: [bestuurder sub A] is van oordeel dat [bestuurder sub B] geen stem heeft in het ontslag van JZI als bestuurder van CHP in verband met het tegenstrijdig belang dat [bestuurder sub B] daarbij heeft. [bestuurder sub A] zal dan ook namens JZI tegen het ontslag in de AvA stemmen.
KK: Mocht [bestuurder sub B] tijdens de AvA voor ontslag van JZI stemmen, dan is hij persoonlijk aansprakelijk voor schade die daardoor geleden wordt als gevolg van onder meer het tegenstrijdig belang dat hij daarbij heeft.
[bestuurder sub B] : Ik heb meer toelichting nodig van de RvC voordat ik kan besluiten over het ontslag van JZI als bestuurder van CHP.
KK: Het punt in de Agenda is zodanig geformuleerd dat alleen voor of tegen kan worden gestemd. Thans dient de stem van JZI bepaalt te worden voor de AvA. Hoe gaat JZI als aandeelhouder van CHP stemmen op de AvA, dat is de vraag die voorligt en waarover vandaag dient te worden gestemd binnen JZI.
(…)
[bestuurder sub B] : Ik ben voor het ontslag van JZI, onder de voorwaarde dat de RvC geen dubbele agenda heeft.
[bestuurder sub A] : Ik ben tegen het ontslag van JZI.
KK: Dan staken de stemmen ook op dit punt. Dat betekent normaal gesproken dat er geen besluit is genomen binnen JZI. [bestuurder sub B] heeft naar de stellige overtuiging van [bestuurder sub A] echter een tegenstrijdig belang bij het ontslag van JZI en zijn daaropvolgende benoeming in persoon en kan om die reden niet deelnemen aan de besluitvorming. [bestuurder sub A] stemt tegen het ontslag van JZI. JZI zal derhalve tegen haar ontslag stemmen tijdens de AvA.
Ten aanzien van het voorstel tot benoeming van [bestuurder sub B] als bestuurder van CHP het volgende.
[bestuurder sub B] : Ik ben voor mijn benoeming, onder de voorwaarde dat de overige afspraken met JZI geen geweld worden aangedaan.
KK: Als [bestuurder sub B] wordt benoemd als enig bestuurder van CHP, dan is JZI geen bestuurder meer. JZI ontvangt daarom geen managementfee meer. Er is dan geen management overeenkomst met JZI meer. De afspraken met JZI als bestuurder komen daarmee dus te vervallen, hetgeen per definitie impliceert dat de afspraken met JZI wel geweld worden gedaan.
[bestuurder sub B] : Ik vertrouw erop dat de RvC geen dubbele agenda heeft en dat de RvC vertrouwen in mij heeft. De continuïteit van CHP is in gevaar. Daarom moet het bestuur worden gewisseld. Omdat [bestuurder sub B] en [bestuurder sub A] er samen niet uit zijn gekomen, ligt het nu bij de RvC. Besluiten dienen te worden genomen in het belang van CHP.
[bestuurder sub B] : Ik breng geen concrete stem uit op die punt, omdat ik nadere informatie van de RvC nodig heb, alvorens ik hierover kan stemmen.
[bestuurder sub A] : Ik ben onverkort van oordeel dat [bestuurder sub B] een tegenstrijdig belang heeft en dat hij niet kan deelnemen aan de besluitvorming over het ontslag van JZI en in het verlengde daarvan de benoeming van [bestuurder sub B] als bestuurder van CHP. Ik stem tegen de benoeming van [bestuurder sub B] als bestuurder van CHP. JZI zal derhalve ook op dit punt tegen de benoeming van [bestuurder sub B] stemmen tijdens de AvA.
JZ: Ik kan niet beoordelen of ik een tegenstrijdig belang heb. (…)
3.15.
Op 12 augustus 2020 heeft vervolgens de AvA plaatsgevonden onder voorzitterschap van [commissaris sub A] . Tijdens deze vergadering is het besluit geratificeerd om de dienstverlening van [bestuurder sub A] voor Chainpoint per 31 augustus 2020 op te zeggen en zijn de besluiten genomen om JZI als statutair bestuurder van Chainpoint te ontslaan en [bestuurder sub B] als statutair bestuurder te benoemen. In de notulen van de AvA is hierover het volgende te lezen:
(…) De heer [commissaris sub A] geeft aan dat de raad van commissarissen deze vergadering bijeen heeft geroepen. Hij stelt voor om deze vergadering de voorzittersrol op zich te nemen. Niemand van de aanwezigen is daarop tegen. Daarmee is de heer [commissaris sub A] benoemd tot voorzitter. (…)
De voorzitterstelt vast dat alle aandeelhouders zijn vertegenwoordigd.
[besloten vennootschap] met 9.480 aandelen, zijnde 38,9% van de aandelen van Chainpoint wordt vertegenwoordigd door [commissaris sub B] .
JZ Investments met 14.909 aandelen, 61,1% van de aandelen van Chainpoint, wordt vertegenwoordigd door [bestuurder sub B] en [bestuurder sub A] . (…)
8. Stemming over besluit tot ratificatie van de beëindiging van de dienstverlening die mevrouw [bestuurder sub A] verricht(te) voor ChainPoint per31 augustus 2020
De heer [commissaris sub B]stemt voor.
De heer [betrokkene sub D]geeft aan dat in de bestuursvergadering van JZI niet tot overeenstemming kon worden gekomen. JZI stemt tegen beëindiging.
De voorzitterconstateert dat de heer [betrokkene sub D] namens mevrouw [bestuurder sub A] spreekt in dezen.
De heer [bestuurder sub B]volgt het advies van de RvC en stemt voor beëindiging.
De voorzitterbegrijpt dat de eerder geconstateerde impasse binnen Chainpoint nu ook is ontstaan binnen JZI.
De heer [betrokkene sub D]constateert dat als er binnen het bestuur van JZI niet voor beëindiging wordt gestemd, er dan tegen is gestemd. Hij wijst erop dat JZI bestuurder en aandeelhouder is. Er is geen sprake van de heer [bestuurder sub B] en mevrouw [bestuurder sub A] apart.
De heer [betrokkene sub E]stelt vast dat de heer [betrokkene sub D] mevrouw [bestuurder sub A] vertegenwoordigt.
De heer [betrokkene sub D]beaamt dit en wijst erop dat bovengenoemd besluit in de notulen staat.
De voorzitterzegt dat beiden zelfstandig bevoegd zijn als bestuurder namens JZI en hij stelt vast dat er geen eenduidige stemming is vanuit JZI.
De heer [bestuurder sub B]merkt nog op dat bovengenoemd besluit de conclusie van de heer [betrokkene sub D] is en niet de uitkomst van de stemming in betreffende bestuursvergadering.
De voorzitterconstateert dat er geen eenduidige stem is vanuit JZI en verklaart de stem van JZI ongeldig.
De heer [betrokkene sub D]wil aangetekend hebben dat dit niet het standpunt van mevrouw [bestuurder sub A] is.
De voorzitterstelt vast dat hierbij het voorstel door de AvA is geratificeerd.
De heer [betrokkene sub D]maakt bezwaar hiertegen. JZI heeft niet voor ratificatie gestemd. Hij wil dit met nadruk hebben opgenomen in de notulen. JZI is bestuurder en niet de heer [bestuurder sub B] of mevrouw [bestuurder sub A] .
De voorzitterzegt dat beiden gemachtigd bestuurder zijn.
(…)

13.Stemming ontslag van JZI als statutair bestuurder van ChainPoint

De heer [commissaris sub B]is voor.
De heer [betrokkene sub D]geeft aan dat mevrouw [bestuurder sub A] tegen het ontslag is onder verwijzing naar de notulen van de bestuursvergadering van vorige week. De heer [bestuurder sub B] heeft een tegenstrijdig belang bij het ontslag en de benoeming en had zich om die reden van stemming moeten onthouden. Mevrouw [bestuurder sub A] meent dat zij daardoor alleen een stem had daarover en zij stemt als aandeelhouder tegen ontslag van JZI en de benoeming van de heer [bestuurder sub B] .
De voorzittermeent dat beide personen belanghebbende zijn.
De heer [bestuurder sub B]is voor het voorstel.
De voorzitterconstateert dat er geen eenduidigheid vanuit JZI is en verklaart de stemming vanuit JZI ongeldig. Main heeft voorgestemd en daarmee is het besluit geaccordeerd.
De heer [betrokkene sub D]geeft nogmaals aan dat mevrouw [bestuurder sub A] van mening is dat er tegen het voorstel is gestemd vanuit JZI.
14. Stemming benoeming [bestuurder sub B] als statutair bestuurder van ChainPoint.
De heer [commissaris sub B]is voor.
Mevrouw [bestuurder sub A]is tegen.
De voorzitterconstateert dat er geen eenduidigheid vanuit JZI is en verklaart de stemming vanuit JZI ongeldig. Main heeft voorgestemd en daarmee is het voorstel aangenomen.
3.16.
Bij e-mailbericht van 7 oktober 2020 heeft [bestuurder sub A] namens JZI facturen voor (management)fee van [bestuurder sub B] en [bestuurder sub A] , berekend over de maanden september tot en met december 2020, aan Chainpoint toegestuurd.
3.17.
Chainpoint heeft op 8 oktober 2020 afwijzend op de gezonden facturen gereageerd.
3.18.
Op 3 november 2020 heeft JZI ten laste van Chainpoint conservatoir derdenbeslag gelegd onder Rabobank voor een bedrag van € 315.380,42.
3.19.
Na ingewonnen juridisch advies heeft Chainpoint besloten om de management-overeenkomst met JZI ter zake van de dienstverlening van [bestuurder sub B] niet te beëindigen. Zij heeft op 17 december 2020 aan JZI bericht dat de managementfee voor de dienstverlening van [bestuurder sub B] aan JZI zal blijven worden voldaan, maar dat daarvoor het gelegde conservatoir beslag dient te worden opgeheven.
3.20.
Omdat JZI dit voorstel niet accepteerde, is Chainpoint een kort geding-procedure gestart. Na het uitbrengen van de kort geding-dagvaarding zijn partijen in overleg getreden en hebben zij gedeeltelijke overeenstemming bereikt, inhoudende dat Chainpoint de managementfee voor de dienstverlening van [bestuurder sub B] van € 113.037,65 (berekend over de periode 1 september 2020 tot en met 31 januari 2021) aan JZI zal (blijven) voldoen en ook de toekomstige termijnen tot het moment dat de managementovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd en dat JZI het door haar gelegde conservatoir derdenbeslag gedeeltelijk zal opheffen.
3.21.
Na minnelijke regeling ligt er onder Rabobank nog conservatoir derdenbeslag ten bedrage van € 80.261,96.

4.De vordering en het verweer in conventie

4.1.
JZI vordert – na akte vermeerdering eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primairvoor recht zal verklaren dat de op de aandeelhoudersvergadering van Chainpoint van 12 augustus 2020 genomen aandeelhoudersbesluiten
primairnietig zijn; dan wel
subsidiairdeze besluiten zal vernietigen, dan wel
meer subsidiairvoor recht zal verklaren dat er geen rechtsgeldige opzegging, vernietiging, beëindiging of anderszins van de tussen [besloten vennootschap] , JZI en Chainpoint gesloten participatie- en aandeelhoudersovereenkomst en de tussen JZI en Chainpoint gesloten managementovereenkomst heeft plaatsgevonden waardoor deze tussen partijen gesloten overeenkomst onverminderd voortbestaan en rechtsgeldig in werking zijn;
Chainpoint zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 148.770,77 incl. btw , te vermeerderen met
primairde wettelijke handelsrente en
subsidiairde wettelijke rente;
Chainpoint zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.028,92 incl. btw per maand, vermeerderd met primair wettelijke handelsrente en subsidiair wettelijke rente tot de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
Chainpoint zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.381,50;
Chainpoint zal veroordelen om – binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis – JZI digitale toegang te verlenen tot de server van Chainpoint en die toegang in stand te houden met autorisatie om inzage te nemen in alle informatie van vóór 1 september 2020 en ook nadien – en daartoe een of meer inlogcodes en/of wachtwoorden te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 100.000,00 per overtreding en te vermeerderen met € 1.000,00 voor iedere dag dat Chainpoint daarmee in gebreke is;
Chainpoint zal verbieden om enige informatie die als gebruikelijk op de server van Chainpoint wordt opgeslagen elders op te slaan, tenzij JZI daarvan tevoren op de hoogte wordt gesteld en zij tot die informatie deugdelijke toegang krijgt op dezelfde voet als tot de server van Chainpoint, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en te vermeerderen met € 500,00 voor iedere dag dat Chainpoint daarmee in gebreke is;
Chainpoint zal veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 25.000,00 voor iedere AvA-vergadering in Chainpoint c.q. voor ieder besluit buiten de AvA-vergadering in Chainpoint aan het houden waarvan, c.q. aan de totstandkoming waarvan JZI niet heeft kunnen meewerken doordat jegens haar niet de statutaire en wettelijke regels ter zaken convocatie c.q. besluitvorming in acht zijn genomen.
Chainpoint zal veroordelen tot betaling van de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.2.
Chainpoint concludeert tot het niet ontvankelijk verklaren van JZI in haar vorderingen, dan wel afwijzing van deze vorderingen met veroordeling van JZI in de proceskosten.

5.De vordering en het verweer in reconventie

5.1.
Chainpoint vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het door JZI op 4 november 2020 ten laste van Chainpoint onder Rabobank gelegde conservatoir derdenbeslag zal opheffen, althans JZI zal veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis dit conservatoir beslag op te heffen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat JZI daarmee in gebreke blijft, met veroordeling van JZI in de proceskosten.
5.2.
JZI voert tegen deze vordering gemotiveerd verweer.

6.De beoordeling in conventie en reconventie

6.1.
Aangezien de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar samenhangen zal de rechtbank deze gezamenlijk bespreken.
Verstrekken opdracht van JZI aan [advocatenkantoor]
6.2.
Chainpoint voert aan dat JZI niet ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat de vorderingen van JZI moeten worden afgewezen omdat [bestuurder sub B] meent dat er geen grond is voor het treffen van de rechtsmaatregelen tegen Chainpoint . [bestuurder sub A] heeft zonder overleg met en instemming van [bestuurder sub B] namens JZI [advocatenkantoor] ingeschakeld en [bestuurder sub B] heeft vervolgens diverse keren kenbaar gemaakt dat de getroffen rechtsmaatregelen gestaakt moeten worden.
6.3.
Dit verweer slaagt niet. Artikel 2:130 BW bepaalt dat het bestuur de vennootschap vertegenwoordigt en dat de bevoegdheid tot vertegenwoordiging aan iedere bestuurder toekomt. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van JZI volgt dat [bestuurder sub A] en [bestuurder sub B] als bestuurders alleen en zelfstandig bevoegd zijn. Dit betekent dat [bestuurder sub A] als bestuurder van JZI de onderhavige opdracht aan [advocatenkantoor] heeft mogen verstrekken, nu niet gesteld of gebleken is dat de statuten van JZI de vertegenwoordigings-bevoegdheid van haar bestuurders op dit punt beperkt. De omstandigheid dat er kennelijk tussen [bestuurder sub B] en [bestuurder sub A] een discussie bestaat of [bestuurder sub A] namens JZI een opdracht aan [advocatenkantoor] N.V. heeft mogen verstrekken, betreft dan ook hooguit een interne aangelegenheid, waaraan Chainpoint geen rechten kan ontlenen.
Het beroep op artikel 2:15 lid 4 BW
6.4.
JZI stelt dat Chainpoint op grond van artikel 2:15 lid 4 BW aan de rechtbank dient te verzoeken om een onafhankelijke procesvertegenwoordiger voor het geding aan te wijzen. Aangezien dit niet is gebeurd, dient de rechtbank volgens JZI de behandeling van de onderhavige procedure aan te houden om Chainpoint alsnog een verzoekschrift ex artikel 2:15 lid 4 BW te laten indienen. JZI legt hieraan ten grondslag dat het besluit waarbij JZI als bestuurder van Chainpoint is ontslagen nietig is, waardoor JZI onverminderd bestuurder is gebleven van Chainpoint. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen tot vernietiging van de overige twee besluiten door de bestuurder van Chainpoint worden ingesteld en toepassing moet worden gegeven aan het bepaalde in artikel 2:15 lid 4 BW, aldus JZI.
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van JZI op artikel 2:15 lid 4 BW faalt. Dit artikel schrijft voor dat als een bestuurder van een rechtspersoon in eigen naam een vordering instelt tot vernietiging van een besluit van een orgaan van de rechtspersoon, die rechtspersoon de voorzieningenrechter van de rechtbank verzoekt iemand aan te wijzen, die terzake van het geding in de plaats treedt van het bestuur. Nog daargelaten de vraag of het besluit tot ontslag van JZI als statutaire bestuurder van Chainpoint nietig dan wel vernietigbaar is – die vraag ligt in deze procedure voor – heeft vooralsnog te gelden dat JZI op dit moment geen statutair bestuurder van Chainpoint is. Het op de AvA van 12 augustus 2020 genomen besluit is immers nog niet nietig verklaard of vernietigd. Hierop kan niet vooruitgelopen worden. Dit betekent dat van een situatie zoals bedoeld in artikel 2:15 lid 4 BW geen sprake is. Bovendien is de rechtbank met Chainpoint van oordeel dat de bedoeling van het voorschrift van artikel 2:15 lid 4 BW is om te voorkomen dat een bestuurder als het ware tegen zichzelf procedeert (bij een eenhoofdig bestuur) of dat (bij een meerhoofdig bestuur) samenspanning van bestuurders plaatsvindt. Daar is in het onderhavige geval echter geen sprake van, nu de belangen van Chainpoint tijdens deze procedure door de RvC zijn waargenomen.
6.6.
In de kern genomen discussiëren partijen over de vraag of de volgende besluiten rechtsgeldig zijn genomen:
 Het door de AvA geratificeerde besluit van de RvC tot beëindiging van de dienstverlening van [bestuurder sub A] voor Chainpoint, per 31 augustus 2020;
 Het besluit tot ontslag van JZI als statutair bestuurder van Chainpoint;
 Het besluit tot benoeming van [bestuurder sub B] als statutair bestuurder van Chainpoint.
6.7.
De rechtbank zal eerst ingaan op de rechtsgeldigheid van het eerste besluit en dan op de rechtsgeldigheid van het tweede en derde besluit.
Het door de AvA geratificeerde besluit van de RvC tot beëindiging van de dienstverlening van [bestuurder sub A] voor Chainpoint, per 31 augustus 2020
6.8.
Chainpoint heeft als verweer tegen de primair gevorderde verklaring voor recht en de subsidiaire gevorderde vernietiging van het door de AvA geratificeerde besluit aangevoerd dat ratificatie van het besluit van de RvC niet vereist was, nu [bestuurder sub A] binnen Chainpoint alleen HR-medewerker was. Omwille van de discussie over de functie van [bestuurder sub A] binnen Chainpoint is het besluit van de RvC echter tot ratificatie aan de AvA voorgelegd. Indien in deze procedure echter blijkt dat het besluit tot ratificatie aan enig gebrek lijdt, dan betekent dit volgens Chainpoint dat het besluit van de RvC nog steeds in stand is gebleven en dat dit feitelijk betekent dat de dienstverlening van [bestuurder sub A] nog steeds – met inachtneming van een redelijke opzegtermijn – is opgezegd. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer slaagt. Daartoe is het volgende redengevend.
6.9.
Het bestuur van Chainpoint komt de bevoegdheid toe om besluiten te nemen over het aannemen dan wel ontslaan van medewerkers. Omdat in het onderhavige geval tussen partijen niet ter discussie staat dat het bestuur van Chainpoint ten aanzien van [bestuurder sub A] een tegenstrijdig belang had, heeft de RvC op grond van artikel 2:239 lid 6 BW in beginsel rechtsgeldig het besluit kunnen nemen om de dienstverlening van [bestuurder sub A] voor Chainpoint per 31 augustus 2020 te beëindigen. Op grond van artikel 18 lid 2 onder e diende dit besluit vervolgens nog door de AvA te worden goedgekeurd indien het een ontslag van een managementlid betrof.
6.10.
Overwogen wordt dat JZI, tegenover de gemotiveerde betwisting van Chainpoint, onvoldoende heeft onderbouwd dat [bestuurder sub A] binnen Chainpoint deel uitmaakte van het managementteam. Uit de managementovereenkomst en het Addendum volgt dat enkel [bestuurder sub B] door JZI aan Chainpoint ter beschikking wordt gesteld voor de feitelijke uitvoering van de managementactiviteiten, zodat [bestuurder sub A] op grond van de managementovereenkomst niet kan worden aangemerkt als managementlid. In artikel 2.2. van de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst staat [bestuurder sub A] niet als lid van het destijds beoogde managementteam (MT) vermeld. Voor zover [bestuurder sub A] vóór de totstandkoming van de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst lid van het managementteam is geweest, leidt de rechtbank uit de inhoud van de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst af dat zij dat in elk geval na 19 december 2013 niet meer was. Evenmin is gebleken dat [bestuurder sub A] op een later moment lid van het managementteam is geworden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [bestuurder sub A] bevestigd dat de RvC wijzigingen binnen het managementteam altijd bekrachtigde en niet gesteld of gebleken is dat dit ook voor [bestuurder sub A] is gebeurd. Dat [bestuurder sub A] geen deel uitmaakte van het managementteam wordt bovendien ondersteund door het e-mailbericht van [bestuurder sub A] aan [bestuurder sub B] van 23 februari 2020 waarin [bestuurder sub A] schrijft [1] :
“Ik wil je bij deze er aan herinneren dat ik geen MT-er ben maar een aandeelhouder”.Dat de strekking van deze opmerking slechts was om te laten weten dat zij niet als ondergeschikte behandeld wilde worden nu zij medebestuurder van JZI was en (indirect) aandeelhouder van Chainpoint, neemt niet weg dat zij zichzelf kennelijk niet (tevens) als MT-er van Chainpoint beschouwde. Het enkele feit dat [bestuurder sub A] (vaak) feitelijk bij de MT-vergaderingen aanwezig was en intern niet onbelangrijke functies vervulde binnen Chainpoint, maakt haar niet zonder meer lid van het managementteam. Dit betekent dat het besluit van de RvC tot beëindiging van de dienstverlening niet ter goedkeuring aan de AvA had behoeven te worden voorgelegd. In zoverre is de vraag of de besluitvorming op de AvA ten aanzien van dit besluit op rechtsgeldige wijze is geschied, dan ook niet relevant. Ook al zou de wijze van besluitvorming op de AvA niet rechtsgeldig hebben plaatsgevonden, dan blijft (in beginsel) nog steeds het door de RvC genomen besluit in stand. Dit betekent dat de primair gevorderde verklaring voor recht en de subsidiair gevorderde vernietiging van dit besluit bij gebrek aan belang worden afgewezen. Al hetgeen partijen omtrent de besluitvorming op de AvA ten aanzien van dit eerste besluit hebben gesteld, kan dan ook onbesproken blijven.
6.11.
Meer subsidiair heeft JZI gesteld dat de RvC het besluit tot beëindiging van de dienstverlening van [bestuurder sub A] niet heeft kunnen nemen aangezien deze dienstverlening niet gestoeld is op een mondelinge overeenkomst van opdracht maar op de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst dan wel de tussen Chainpoint en JZI gesloten managementovereenkomst die niet tussentijds kunnen worden opgezegd, vernietigd of beëindigd. Zij vordert dan ook een verklaring voor recht dat de opzegging, vernietiging of beëindiging van deze overeenkomsten niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden.
6.12.
De rechtbank volgt JZI hierin niet. Overwogen wordt dat uit de tekst van artikel 2.5. van de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst volgt dat partijen zich over de vorm van het contract op basis waarvan [bestuurder sub A] haar werkzaamheden voor Chainpoint zou verrichten nog zouden laten informeren. Hieruit leidt de rechtbank af dat partijen nimmer de bedoeling hebben gehad om de participatie- en aandeelhoudersovereenkomst (met alle rechten en verplichtingen die die overeenkomst biedt) dan wel de managementovereenkomst als bedoeld in overweging 3.7., aan de dienstverlening van [bestuurder sub A] ten grondslag te leggen. Omdat niet in geschil is dat 1) partijen uiteindelijk geen schriftelijke overeenkomst hebben gesloten, 2) partijen nimmer de bedoeling hebben gehad om een arbeidsovereenkomst tussen Chainpoint en [bestuurder sub A] te sluiten en 3) betaling van de fee van [bestuurder sub A] via JZI is verlopen, zal de rechtbank de onderhavige rechtsverhouding van JZI en Chainpoint als een mondeling gesloten overeenkomst van opdracht kwalificeren. Een dergelijke overeenkomst kan op grond van artikel 7:408 lid 1 BW tussentijds worden opgezegd, hetgeen Chainpoint met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden heeft gedaan.
6.13.
Anders dan waar JZI vanuit gaat, heeft de beëindiging van de dienstverlening van [bestuurder sub A] er dus ook niet toe geleid dat één of beide overeenkomsten met JZI zijn opgezegd, vernietigd of beëindigd. Uit 3.20 blijkt ook dat Chainpoint haar (betalings)verplichtingen jegens JZI nakomt. Dit betekent dat ook de meer subsidiair gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen.
6.14.
Het voorgaande leidt er tevens toe dat de vorderingen van JZI onder 2. en 3, die zien op betaling van de fee van [bestuurder sub A] (berekend vanaf september 2020), worden afgewezen.
Het besluit tot ontslag van JZI als statutair bestuurder van Chainpoint, gevolgd door het besluit tot benoeming van [bestuurder sub B] als statutair bestuurder van Chainpoint.
6.15.
Voor wat betreft het tweede en derde besluit heeft JZI aan haar primair gevorderde verklaring voor recht en haar subsidiair gevorderde vernietiging van deze besluiten ten grondslag gelegd dat de voorzitter telkens ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen eenduidige stem vanuit JZI is en dat om die reden de stem van JZI ongeldig is, gevolgd door de conclusie dat om die reden het voorstel door de AvA is aangenomen. Noch de statuten van Chainpoint noch de wet voorzien in een bevoegdheid van de (voorzitter van de) AvA om tot het oordeel te komen dat een stem niet eenduidig en daarom ongeldig is. Nu de stem van JZI niet in de besluitvorming is meegenomen, zijn de besluiten op grond van artikel 2:14 BW nietig, aldus JZI. [bestuurder sub A] heeft namens JZI tegen de besluiten kunnen stemmen aangezien [bestuurder sub B] niet heeft mogen deelnemen aan de besluitvorming hierover tijdens de bestuursvergadering van JZI wegens een evident tegenstrijdig belang. Dit is tijdens de vergadering ook besproken. Bovendien staakten de stemmen in de bestuursvergadering waardoor het voorstel om te stemmen vóór ontslag en benoeming op grond van artikel 2:230 lid 1 BW geacht moet worden te zijn verworpen. Subsidiair stelt JZI dat de besluiten op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW dienen te worden vernietigd aangezien ze in strijd met de wettelijke en statutaire bepalingen zijn genomen. Aanvullend wordt een beroep gedaan op artikel 2:15 lid 1 sub a jo. artikel 2:8 BW. De RvC en [bestuurder sub B] hebben samengespannen om het ontslag van JZI te bewerkstelligen. Dit ontslag van JZI was feitelijk onnodig en niet in het belang van Chainpoint en/of haar aandeelhouders of de RvC. Bovendien zijn de besluiten vernietigbaar op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW. De handelwijze van Chainpoint, de RvC, [bestuurder sub B] en [besloten vennootschap] is in strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW alsmede met het vereiste van een behoorlijke taakvervulling ex artikel 2:9 BW, aldus JZI.
6.16.
Chainpoint heeft allereerst het verweer gevoerd dat JZI geen belang heeft bij de vordering tot nietigverklaring dan wel vernietiging van deze twee besluiten aangezien de betalingsverplichting van Chainpoint ter zake de dienstverlening door [bestuurder sub B] op grond van de managementovereenkomst met JZI gewoon wordt nagekomen. Dit verweer wordt verworpen aangezien JZI door de besluiten geen statutair bestuurder meer is van Chainpoint en de betaling aan JZI vanwege die rol uiteraard maar één aspect betreft van het vervullen van die functie.
6.17.
Chainpoint heeft verder als verweer gevoerd dat de betreffende twee besluiten niet nietig of vernietigbaar zijn aangezien op grond van artikel 2:13 lid 3 BW het oordeel van de voorzitter beslissend is. De statuten van Chainpoint bevatten geen van artikel 2:13 lid 3 BW afwijkende regelingen. Ook is niet op grond van artikel 2:13 lid 4 BW om een nieuwe stemming gevraagd. Dit brengt volgens Chainpoint mee dat er geen bepalingen zijn geschonden en de besluiten in stand dienen te blijven. Ook dit verweer slaagt niet.
Anders dan Chainpoint heeft betoogd, nemen het derde en vierde lid van artikel 2:13 BW niet weg dat een besluit vernietigbaar kan zijn indien achteraf blijkt dat wettelijke of statutaire bepalingen die de totstandkoming van dat besluit regelen, zijn geschonden. Het ontbreken van een verzoek om herstemming van de zijde van [bestuurder sub A] brengt ook niet mee dat het oordeel van de voorzitter onaantastbaar is geworden. Aangezien het hier niet ging om een telfout of onduidelijkheid omtrent het voor of tegen stemmen door een persoon, lag het niet in de rede om te verwachten dat een herstemming tot een andere uitkomst zou komen. Dat [bestuurder sub A] de juistheid van het oordeel van de voorzitter betwiste, heeft zij echter direct kenbaar gemaakt.
6.18.
Chainpoint heeft tenslotte aangevoerd dat de betreffende twee besluiten niet nietig of vernietigbaar zijn aangezien geen wettelijke of statutaire bepalingen zijn geschonden. Hierover oordeelt de rechtbank als volgt.
6.19.
Vooropgesteld wordt dat artikel 13 lid 2 van de statuten van Chainpoint voorschrijft dat bestuurders te allen tijde door de AvA kunnen worden geschorst en ontslagen. In artikel 26 leden 1 en 7 van de statuten staat dat alle besluiten van de AvA met een gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen worden genomen en dat blanco stemmen en nietige stemmen als niet uitgebracht gelden.
6.20.
Overwogen wordt dat JZI in de aanloop naar de AvA van 12 augustus 2020, op 6 augustus 2020 een bestuursvergadering heeft gehouden om te bepalen welke stem JZI tijdens die AvA zou uitbrengen. Uit de notulen volgt dat [bestuurder sub A] en [bestuurder sub B] tijdens de bestuursvergadering hebben gesproken over de vraag of [bestuurder sub B] ten aanzien van de onderhavige besluiten een tegenstrijdig belang had en in het verlengde daarvan of hij aan de beraadslaging/besluitvorming van de te bepalen stem binnen JZI mocht deelnemen en dat zij daar onderling geen overeenstemming over hadden. Meer concreet volgt uit de notulen dat [bestuurder sub A] het standpunt heeft ingenomen dat bij een staking van de stemmen ( [bestuurder sub A] stemde tegen en [bestuurder sub B] stemde voor) ‘normaal gesproken’ geen besluit is genomen. Zij heeft daar echter aan toegevoegd dat in dit geval wel een besluit is genomen, aangezien [bestuurder sub B] een tegenstrijdig belang had en daardoor niet kon deelnemen aan de besluitvorming over het ontslag van JZI en in het verlengde daarvan de benoeming van hemzelf als bestuurder van Chainpoint. Daardoor kon bij het door JZI te nemen stembesluit alleen haar (tegen)stem in aanmerking worden genomen en diende tijdens de AvA door JZI tegen de voorstellen te worden gestemd. [bestuurder sub B] heeft in reactie hierop aangegeven dat hij niet kon beoordelen of hij een tegenstrijdig belang had. Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat [bestuurder sub A] van mening was dat op de bestuursvergadering van 6 augustus 2020 rechtsgeldig is besloten dat JZI tegen zou stemmen tijdens de AvA, en [bestuurder sub B] nog niet wist of dit het geval was.
6.21.
Vervolgens heeft op 12 augustus 2020 de AvA van Chainpoint plaatsgevonden. Niet in geschil is dat op de AvA beide aandeelhouders vertegenwoordigd waren. Uit de notulen van de AvA (zie onder 3.15) volgt dat [besloten vennootschap] door Van Bodegraven werd vertegenwoordigd en JZI door [bestuurder sub B] en [bestuurder sub A] . In de notulen van de AvA staat dat de voorzitter zowel [bestuurder sub A] als [bestuurder sub B] heeft gevraagd hoe JZI wenste te stemmen. Omdat [bestuurder sub A] aangaf tegen te willen stemmen en [bestuurder sub B] voor, heeft de voorzitter geoordeeld dat er door JZI geen eenduidige stem is uitgebracht, waarop hij de stem van JZI ongeldig heeft verklaard en als niet uitgebracht heeft aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit oordeel van de voorzitter echter in strijd met de wet en de statuten. In de statuten van Chainpoint staat immers dat alleen een blanco stem of een nietige stem als niet uitgebracht geldt. Van een blanco stem of een nietige stem was in het onderhavige geval geen sprake. Artikel 2:13 lid 1 BW bepaalt dat een stem nietig is in de gevallen waarin een eenzijdige rechtshandeling nietig is maar niet gesteld of gebleken is dat een dergelijke situatie zich hier voordeed. JZI kwam als aandeelhouder één stem toe maar de bijzondere situatie die zich hier voordeed was dat beide bestuurders claimden namens de aandeelhouder deze stem te kunnen uitbrengen. Voor wat betreft het voorstel tot ontslag van JZI hebben beide bestuurders ook daadwerkelijk aan de stemming deelgenomen. Het was niet aan de voorzitter om in deze situatie te onderzoeken welke stem als de stem van aandeelhouder diende te worden beschouwd nu dit een juridische beoordeling meebrengt die niet van de voorzitter van de AvA kan worden gevergd. Gelet echter op de mogelijkheid dat één van hen namens JZI bevoegd een stem had uitgebracht, stond het de voorzitter evenmin vrij om beide stemmen ongeldig te verklaren en de stem van de meerderheidsaandeelhouder als niet uitgebracht te kwalificeren. Daarmee heeft hij alsnog een juridische duiding gegeven aan de stemmen terwijl die duiding niet aan hem was. Daar komt bij dat volgens de notulen [bestuurder sub B] uiteindelijk aan de stemming over zijn benoeming niet lijkt te hebben deelgenomen zodat het door de voorzitter genoemde gebrek aan eenduidigheid over de stem van JZI reeds hierom niet kan worden gevolgd.
6.22.
Naar het oordeel van de rechtbank had de voorzitter bij deze onduidelijkheid de besluitvorming op de AvA dienen te schorsen, opdat alsnog de gewenste duidelijkheid omtrent de stem van JZI had kunnen worden verkregen, zo nodig na een gang van [bestuurder sub A] en [bestuurder sub B] naar de Ondernemingskamer, de voorzieningenrechter dan wel na het opdragen van de beslissing aan een derde. Gelet op de hoedanigheid van de voorzitter (lid van de RvC), de wetenschap bij de voorzitter van de uiteenlopende belangen van [bestuurder sub A] en [bestuurder sub B] , de tijdens de AvA uiteengezette gang van zaken tijdens de bestuursvergadering van JZI en de korte termijn tussen die bestuursvergadering en de AvA, had dit temeer voor de hand gelegen.
6.23.
Het voorgaande leidt er toe dat de door de AvA aangenomen besluiten op grond van artikel 2:15 lid 1 onder a BW dienen te worden vernietigd. Er is immers sprake van strijd met bepalingen die de totstandkoming van besluiten van een rechtspersoon regelen. Dit betekent dat JZI (met terugwerkende kracht) statutair bestuurder van Chainpoint is gebleven en dat [bestuurder sub B] (met terugwerkende kracht) niet tot statutair bestuurder van Chainpoint is benoemd.
De vorderingen 5. e.v.
6.24.
De omstandigheid dat JZI bestuurder is gebleven, en uit hoofde van die rol recht heeft op de door JZI gevorderde toegang tot informatie op de server van Chainpoint, brengt mee dat ook de vordering onder 5. toewijsbaar is. De rechtbank merkt hierbij op dat niet is gevorderd en dus ook niet wordt toegewezen dat aan [bestuurder sub A] in haar hoedanigheid van aandeelhouder die toegang dient te worden verschaft. De rechtbank ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te maximeren en vast te stellen op € 5.000,00 voor iedere dag dat Chainpoint in gebreke blijft met een maximum van € 100.000,00.
6.25.
De vordering van JZI onder 6. om Chainpoint te verbieden om enige informatie die als gebruikelijk op de server van Chainpoint wordt opgeslagen elders op te slaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom, wordt afgewezen, aangezien er geen concrete aanleiding bestaat om te veronderstellen dat Chainpoint voornemens is dit te gaan doen. Bovendien is ‘informatie die gebruikelijk op de server van Chainpoint wordt opgeslagen’ naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bepaald.
6.26.
De vordering in conventie onder 7. wordt eveneens afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat er concrete aanleiding bestaat voor de vrees dat Chainpoint na het wijzen van dit vonnis besluitvorming binnen of buiten de AvA zal laten plaatsvinden zonder daarbij de voorgeschreven statutaire en wettelijke bepalingen terzake convocatie c.q. besluitvorming in acht te nemen.
6.27.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden ook afgewezen, nu onvoldoende is gebleken dat JZI buitengerechtelijke werkzaamheden heeft (laten) verricht(en) die vergoeding van deze kosten rechtvaardigt.
Opheffing beslag
6.28.
Voor wat betreft de reconventionele vordering tot opheffing van het beslag wordt het volgende overwogen. Het gelegde conservatoire derdenbeslag is gestoeld op de vordering tot betaling van fee voor de diensten van [bestuurder sub A] . Deze vordering wordt afgewezen. Hoewel dit niet zonder meer betekent dat de rechtbank het door JZI ten laste van Chainpoint onder Rabobank gelegde conservatoir derdenbeslag zal opheffen [2] , ziet de rechtbank hiertoe in dit geval voldoende aanleiding. JZI heeft immers geen verweer gevoerd tegen de vordering tot opheffing. Ook heeft zij geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat haar belang bij handhaving van het beslag zwaarder dient te wegen dan het belang van Chainpoint bij opheffing van het beslag. Het beslag zal dan ook worden opgeheven.
6.29.
Nu partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank
in conventie
7.1.
vernietigt de op de aandeelhoudersvergadering van Chainpoint van 12 augustus 2020 genomen aandeelhoudersbesluiten tot ontslag van JZI als statutair bestuurder en tot benoeming van [bestuurder sub B] als statutair bestuurder van Chainpoint;
7.2.
veroordeelt Chainpoint om– binnen 48 uur na betekening van het te wijzen vonnis – JZI digitale toegang te verlenen tot de server van Chainpoint en die toegang in stand te houden met autorisatie om inzage te nemen in alle informatie van vóór 1 september 2020 en ook nadien – en daartoe een of meer inlogcodes en/of wachtwoorden te verstrekken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag dat Chainpoint daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 100.000,00;
7.3.
verklaart het vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
7.4.
heft op het door JZI op 4 november 2020 ten laste van Chainpoint onder Rabobank gelegde conservatoir derdenbeslag,
7.5.
verklaart het vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en reconventie
7.6.
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten zal dragen.
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.
Coll: cl

Voetnoten

1.Productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie
2.Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1074