ECLI:NL:RBGEL:2022:2502

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
C/05/387220 / HA ZA 21-210
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.R. van Heemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op handelsnaamrecht en niet-nakoming van vaststellingsovereenkomst met betrekking tot de naam Beautyfabriek

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Gelderland op 25 mei 2022, gaat het om een geschil tussen De Beautyfabriek B.V. en een gedaagde die de naam 'Beautyfabriek' en een variatie daarop, 'Beautyfabrieq', gebruikt. De Beautyfabriek B.V. heeft de gedaagde in 2018 gesommeerd om het gebruik van de naam 'Beautyfabriek' te staken, wat leidde tot een vaststellingsovereenkomst waarin de gedaagde zich verplichtte deze naam niet meer te gebruiken. Ondanks deze overeenkomst heeft de gedaagde de naam 'Beautyfabrieq' blijven gebruiken en de domeinnaam www.beautyfabriek.com op zijn Facebookpagina vermeld. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de handelsnaamrechten van De Beautyfabriek en dat hij zijn verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld om het gebruik van de naam 'Beautyfabriek' en 'Beautyfabrieq' te staken, de domeinnamen aan De Beautyfabriek over te dragen en een boete van €8.000,00 te betalen. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van De Beautyfabriek vastgesteld op €19.668,47.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/387220 / HA ZA 21-210
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BEAUTYFABRIEK B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
eiseres,
advocaat mr. C.E.S. van den Engel te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te Groningen,
gedaagde,
advocaat mr. W.L. Timmers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna De Beautyfabriek en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 juli 2021
  • de akte aanvullende producties van De Beautyfabriek van 7 december 2021
  • de akte aanvullende producties van [gedaagde] van 7 december 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 7 december 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Beautyfabriek voert sinds 2010 een onderneming op het gebied van uiterlijke verzorging en schoonheidsartikelen. Zij exploiteert ook een webshop middels de domeinnaam www.beautyfabriek.nl. De Beautyfabriek werd tot 4 augustus 2016 gedreven als eenmanszaak door [betrokkene]. Bij koopovereenkomst van die datum is de onderneming middels een activa/passiva transactie ingebracht in de door [betrokkene] opgerichte rechtspersoon, De Beautyfabriek B.V.
2.2.
[gedaagde] drijft sinds 2016 een onderneming op het gebied van uiterlijke verzorging en schoonheidsartikelen. In eerste instantie maakte hij in dat verband gebruik van de handelsnaam Beautyfabriek by Studio Style en de domeinnaam www.beautyfabriek.com.
2.3.
De Beautyfabriek is houder van het Beneluxmerk 1030182, gedeponeerd op 23 februari 2018 ten aanzien van de klassen 3 (cosmetica), 4 (geurkaarsen), 21 (make-up penselen), 26 (haar-extensies), 35 (detailhandel cosmetica, kapsalons, nagelsalons en schoonheidssalons) en 44 (diensten van kapsalons, nagelsalons en schoonheidssalons). Daarnaast is De Beautyfabriek houder van het Beneluxmerk 1405368, gedeponeerd op 5 november 2019 ten aanzien van de klassen 26 (haar-extensies), 35 (detailhandel cosmetica, kapsalons, nagelsalons en schoonheidssalons) en 44 (diensten van kapsalons, nagelsalons en schoonheidssalons). Beide merken zijn woord/beeldmerken met het woordelement “De Beautyfabriek”.
2.4.
Bij brief van 26 juni 2018 heeft De Beautyfabriek [gedaagde] gesommeerd het gebruik van de aanduiding “Beautyfabriek” te staken. Naar aanleiding van die sommatiebrief zijn partijen met elkaar in onderhandeling getreden. Op 15 oktober 2018 sluiten partijen een vaststellingsovereenkomst. Daar staat in, voor zover hier relevant:
Artikel 1. Gebruik nieuwe handelsnaam
1. Studio Style erkent middels ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst de handelsnaamrechten van de Beautyfabriek zoals aangevoerd in het Geschil.
2. Studio Style zal de benaming “Beautyfabriek” niet meer als handelsnaam, metatag of anderszins als onderscheidingsmiddel gebruiken, waaronder doch niet uitsluitend op social media en zoekmachinediensten als Google.
3. Studio Style spant zich uiterst in om te bewerkstelligen dat in het economische verkeer, waaronder doch niet uitsluitend op social media, geen sporen zijn te vinden van het gebruik van ‘Beautyfabriek’ als handelsnaam of onderscheidingsmiddel. Mochten dergelijke sporen onverhoopt toch vindbaar zijn, dan zal Studio Style op eerste verzoek van De Beautyfabriek bewerkstelligen dat deze sporen binnen zeven dagen na dit verzoek worden verwijderd. Het boetebeding van lid 7 van dit artikel is pas op dit lid van toepassing nadat Studio Style niet tijdig voldoet aan het verzoek tot verwijdering.
4. Studio Style wijzigt haar handelsnaam en onderscheidingsmiddelen. Verder zal Studio Style overgaan tot uitschrijving van het merk, dat het onderscheidingsmiddel ‘Beautyfabriek’ bevat, uit het merkenregister.
5. Tot twee jaar na ondertekening van de overeenkomst, is Studio Style gerechtigd om de domeinnaam
www.beautyfabriek.comenkel te gebruiken om door te leiden naar de nieuwe domeinnaam van Studio Style. Nadien staakt Studio Style het gebruik van deze domeinnaam. Na ondertekening van de overeenkomst, zal de domeinnaam
www.beautyfabriek.comniet in de reclame-uitingen van Studio Style voorkomen.
6. Studio Style vervult de verplichtingen uit dit artikel binnen zes weken na ondertekening van deze overeenkomst.
7. Voor iedere overtreding van de verplichtingen uit dit artikel, is Studio Style een onmiddellijk opeisbare boete van € 1.000,00 aan de Beautyfabriek verschuldigd en € 100,00 verschuldigd voor iedere dag dat de desbetreffende overtreding voortduurt, zulks onverminderd het recht van De Beautyfabriek om daarnaast de volledige vergoeding van haar schade te vorderen. Voornoemde boetes zijn onmiddellijk opeisbaar, zonder dat daarvoor een voorafgaande ingebrekestelling of andere formaliteit is vereist.
2.5.
Na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst is [gedaagde] de aanduiding “Beautyfabrieq” gaan gebruiken. Daarnaast stond op de Facebook pagina van [gedaagde] nog de domeinnaam www.debeautyfabriek.com vermeld, nadat de in artikel 1 lid 6 van de vaststellingsovereenkomst genoemde termijn was verstreken. [gedaagde] heeft zijn merk met daarin de aanduiding Beautyfabriek op 17 juni 2020 laten uitschrijven, 568 dagen nadat de voornoemde termijn was verstreken.
2.6.
Op 16 juni 2020 heeft De Beautyfabriek [gedaagde] gesommeerd het gebruik van de aanduiding Beautyfabrieq te staken. Ook heeft De Beautyfabriek aangegeven aanspraak te maken op verbeurde boetes.

3.De vordering en de grondslagen van de vordering

3.1.
De Beautyfabriek vordert dat de rechtbank:
I. [gedaagde] het gebruik van het teken Beautyfabriek en Beautyfabrieq verbiedt op straffe van een dwangsom;
II. [gedaagde] veroordeelt € 35.000,00 aan De Beautyfabriek te betalen;
III. [gedaagde] veroordeelt de domeinnaam www.beautryfabrieq.com aan De Beautyfabriek over te dragen op straffe van een dwangsom;
IV. [gedaagde] veroordeelt de domeinnaam www.beautryfabriek.com aan De Beautyfabriek over te dragen op straffe van een dwangsom;
V. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten conform artikel 1019h Rv.
3.2.
De Beautyfabriek legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen door:
a. Nog steeds de aanduiding Beautyfabriek te gebruiken op zijn website, social media en in het handelsregister;
b. De telefoon op te nemen met de naam Beautyfabriek;
c. De aanduiding Beautyfabrieq te gebruiken;
d. Na te laten het merk met het teken Beautyfabriek tijdig uit te schrijven;
e. Nog steeds de domeinnaam www.beautyfabriek.com te vermelden op zijn facebookpagina.
3.3.
Volgens De Beautyfabriek heeft [gedaagde] als gevolg van het bovenstaande een boete verbeurd van in totaal € 318.100,00. Zij matigt deze vordering echter tot € 35.000,00.
3.4.
Daarnaast maakt [gedaagde] volgens De Beautyfabriek inbreuk op de merkrechten en handelsnaamrechten van De Beautyfabriek.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal de zaak beoordelen aan de hand van de door De Beautyfabriek ingestelde vorderingen.
De verbodsvordering (I)
4.2.
De rechtbank zal eerste ingaan op de vraag of het [gedaagde] kan worden verboden de aanduiding Beautyfabriek en/of Beautyfabrieq te gebruiken. De rechtbank begrijpt de dagvaarding zo dat De Beautyfabriek zich primair beroept op de afspraken die zijn gemaakt in de vaststellingsovereenkomst nu zij stelt dat het gebruik van Beautyfabriek en Beautyfabrieq door [gedaagde] in strijd is met hetgeen daarin is overeengekomen.
4.3.
[gedaagde] betoogt in dit verband dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een partij wordt verboden een oudere handelsnaam te voeren terwijl géén sprake is van handelsnaam- of merkinbreuk. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat hij eerder de naam Beautyfabriek is gaan gebruiken dan De Beautyfabriek omdat (volgens [gedaagde] ) de handelsnaam De Beautyfabriek niet zou zijn overgegaan van [betrokkene] naar De Beautyfabriek. Dit standpunt is gebaseerd op het feit dat de handelsnaam niet met zoveel woorden in de koopovereenkomst van 4 augustus 2016 tussen [betrokkene] en De Beautyfabriek wordt genoemd als een van de over te dragen activa. Daarbij is volgens [gedaagde] ook van belang dat hij zich bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst heeft laten bijstaan door een jurist die geen deskundige zou zijn geweest op het terrein van het recht van intellectueel eigendom. [gedaagde] zou daarom ook hebben gedwaald.
4.4.
Dit verweer wordt door de rechtbank verworpen. In de eerste plaats is het naar oordeel van de rechtbank evident dat met de koopovereenkomst van 4 augustus 2016 is beoogd om de gehele onderneming van [betrokkene] in te brengen in haar B.V. Dat daarmee ook beoogd werd de handelsnaam in te brengen, volgt al uit het enkele feit dat [betrokkene] de B.V. de naam “De Beautyfabriek” heeft gegeven en vervolgens ook die naam vanuit de B.V. als handelsnaam is gaan gebruiken.
4.5.
Bovendien staat het partijen vrij om met elkaar afspraken te maken over welke handelsnamen zij wel of niet mogen voeren. Ook zal zou het zo zijn dat [gedaagde] zou beschikken over een oudere handelsnaam dan De Beautyfabriek, dan nog kunnen partijen met elkaar afspreken dat De Beautyfabriek, en niet [gedaagde] , die handelsnaam mag voeren. De kwaliteit van de juridische bijstand die [gedaagde] in dit verband heeft gekregen, doet niet ter zake nu dat een omstandigheid is die volledig voor zijn risico komt. Het is immers zijn keuze geweest deze bijstand in schakelen. Bovendien is [gedaagde] een professionele partij die, ook zonder juridische bijstand, moet worden geacht te begrijpen welke verplichtingen hij aangaat.
4.6.
Het voorgaande betekent dat het handhaven van de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst niet onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Dit betekent ook [gedaagde] niet kan worden gevolgd in zijn standpunt dat bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst zou hebben gedwaald.
4.7.
Verder betwist [gedaagde] dat hij de aanduiding Beautyfabriek heeft gebruikt op zijn website, social media accounts en in het handelsregister. Voor zover De Beautyfabriek in dit verband doelt op het auditief gebruik van de naam Beautyfabriek, valt dat volgens [gedaagde] niet onder de vaststellingsovereenkomst. Bovendien wordt daar volgens [gedaagde] steeds bij vermeld dat het om de vestigingsplaats Groningen zou gaan. Tot slot verbiedt de vaststellingsovereenkomst niet het gebruik van de aanduiding Beautyfabrieq, aldus [gedaagde] .
4.8.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Partijen hebben in 2017 een discussie gehad over het gebruik door [gedaagde] van de handelsnaam Beautyfabriek. Dit heeft geleid tot een uitgebreide uitwisseling van standpunten tussen de advocaat van De Beautyfabriek en de jurist van [gedaagde] . Deze uitwisseling van standpunten is uitgemond in een vaststellingsovereenkomst waarin [gedaagde] verklaart de handelsnaamrechten van De Beautyfabriek te erkennen en toezegt:
“de benaming “Beautyfabriek” niet meer als handelsnaam, metatag of anderszins als onderscheidingsmiddel gebruiken, waaronder doch niet uitsluitend op social media en zoekmachinediensten als Google”.
4.9.
Bij de uitleg van deze bepaling, houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden van het geval. De omstandigheden die de rechtbank hier in het bijzonder meeweegt, zijn de volgende:
- Aan de betreffende bepaling uit de vaststellingsovereenkomst is een boetebeding gekoppeld, waardoor de gevolgen van een eventuele overtreding aanzienlijk kunnen zijn. Van de opsteller van een dergelijke bepaling mag worden verwacht, zeker wanneer het een professionele partij betreft, dat deze de bepaling zorgvuldig formuleert zodat er zo min mogelijk onduidelijkheid kan ontstaan over wanneer de boete wordt verbeurd;
- De bepaling beperkt zich tot de aanduiding “Beautyfabriek” en er wordt niets bepaald over daarmee op verwarringwekkende wijze of auditief overeenstemmende aanduidingen;
4.10.
Deze omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat artikel 1 lid 2 van de vaststellingsovereenkomst ook ziet op met “Beautyfabriek” overeenstemmende aanduidingen. De Beautyfabriek heeft ook geen omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden aangenomen dat de wederzijdse subjectieve partijbedoeling was dat dergelijke overeenstemmende aanduidingen wel onder de bepaling zouden moeten vallen.
4.11.
Daarmee is echter nog niet gezegd dat het [gedaagde] onder de vaststellingsovereenkomst vrijstaat om een aanduiding te gebruiken die in grote mate overeenstemt, en zelfs auditief identiek is aan “Beautyfabriek”. Een overeenkomst heeft immers niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien (artikel 6:248 BW).Op grond van de vaststellingsovereenkomst, mocht De Beautyfabriek er naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op vertrouwen dat [gedaagde] , behalve de naam “Beautyfabriek” als zodanig, geen handelsnaam zou voeren die auditief identiek is aan die handelsnaam. Door de naam Beautyfabrieq te gebruiken, heeft [gedaagde] een handelsnaam gekozen die wél auditief identiek is aan de handelsnaam van De Beautyfabriek. Daarmee is [gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid ontstane verplichtingen uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst. De Beautyfabriek heeft een rechtens te respecteren belang bij het gevorderde verbod, dat daarom zal worden toegewezen, met dien verstande dat, gezien de praktische uitvoerbaarheid, [gedaagde] een termijn zal worden gegund van twee maanden om aan het verbod te voldoen.
De verbeurde boetes
4.12.
De Beautyfabriek stelt dat de volgende boetes zijn verbeurd:
a. Gebruik Beautyfabriek op website, social media en in het handelsregister: € 62.100,00 (€ 1.000 + 611 dagen x € 100,00);
b. Telefonisch gebruik Beautyfabriek: € 3.000,00 (3 x € 1.000);
c. Te laat uitschrijven merk: 57.500,00 (€ 1.000 + 567 dagen x € 100,00);
d. Gebruik Beautyfabrieq: € 82.600,00 (€ 1.000 + 826 dagen x € 100,00)
e. Voortdurend gebruik beautyfabriek.com op Facebook pagina en in het handelsregister: € 115.400,00 (tweemaal 1.000,00 + 567 dagen x € 100,00)
4.13.
Ten aanzien van de verwijten onder a. b. en d. constateert de rechtbank dat deze niet zien op het gebruik van “Beautyfabriek” als zodanig maar op (het auditief indentieke) Beautyfabrieq. Gezien hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld in r.o. 4.9 en 4.10 leidt dat gebruik niet tot het verbeuren van boetes.
4.14.
Ten aanzien van het verwijt onder c., dat [gedaagde] heeft nagelaten het merk te laten uitschrijven, heeft [gedaagde] zich verweerd met het betoog dat hij dit wel zou hebben geprobeerd maar dat daar iets verkeerd is gegaan in de communicatie met het BOIP. Bovendien zou het verbeuren van boetes in dit kader, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, zijn doel voorbijschieten.
4.15.
[gedaagde] kan hierin niet worden gevolgd. Op [gedaagde] rustte een resultaatsverbintenis om het merk te laten uitschrijven. Voor zover [gedaagde] wil betogen dat hem de nakoming niet kan worden toegerekend omdat het BOIP fouten zou hebben gemaakt, heeft hij dat op geen enkele wijze onderbouwd. Het had ook op zijn weg gelegen om binnen de in artikel 1 lid 6 van de vaststellingsovereenkomst overeengekomen termijn van zes weken navraag te doen bij het BOIP of het uitschrijven was gelukt. Niet is gebleken dat [gedaagde] dat heeft gedaan.
4.16.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om tot het oordeel te komen dat er geen boetes zijn verbeurd. Wel ziet de rechtbank grond om de boete te matigen. Daartoe kan de rechtbank overgaan indien de boete haar bovenmatig voorkomt, waarbij rekening wordt gehouden met de verhouding tot de geleden schade, de aard en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het boetebeding is ingeroepen.
4.17.
In het onderhavige geval is niet aannemelijk geworden dat De Beautyfabriek als gevolg van het niet op tijd uitschrijven van het merk enige schade heeft geleden. Bovendine is mocht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van De Beautyfabriek worden verwacht dat zij binnen een redelijke termijn was nagegaan of [gedaagde] aan deze verplichting had voldaan. Dat was ook zeer eenvoudig te controleren door een zoekopdracht uit te voeren in de voor iedereen gratis en online toegankelijke databank van het BOIP. De rechtbank acht onder de omstandigheden de termijn van 30 dagen redelijk. De in dit verband verbeurde boete wordt derhalve vastgesteld op € 4.000,00 (€ 1.000,00 + 30 dagen x € 100,00).
4.18.
Met betrekking tot het verwijt onder e. (gebruik www.beautyfabriek.com) heeft [gedaagde] betwist die domeinnaam te hebben gebruikt in reclame-uitingen, zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 van de vaststellingsovereenkomst.
4.19.
De rechtbank constateert dat De Beautyfabriek in dit verband heeft gewezen op het gebruik van de domeinnaam op de Facebook pagina van [gedaagde] en in het handelsregister. Hoewel [gedaagde] kan worden gevolgd in zijn betoog dat het gebruik in het handelsregister niet kan worden beschouwd als een reclame-uiting van [gedaagde] , gaat dat niet op ten aanzien van het gebruik op de Facebookpagina. Uit de door De Beautyfabriek overgelegde kopie van de Facebookpagina van [gedaagde] blijkt dat deze pagina geen ander doel heeft dan het promoten van de onderneming van [gedaagde] . Na ondertekening van de vaststellingsovereenkomst, stond het [gedaagde] niet meer vrij op die pagina de domeinnaam www.beautyfabriek.com te gebruiken. Door dat wel te doen, heeft [gedaagde] de contractuele boetes verbeurd. Echter ook hier geldt dat dit gebruik weinig tot geen schade aan de zijde van De Beautyfabriek heeft veroorzaakt en zeer makkelijk door De Beautyfabriek te controleren was zodat de rechtbank aanleiding ziet de boete te matigen tot € 4.000,00 (€ 1.000,00 + 30 dagen x € 100,00).
4.20.
Van de gevorderde boetes zal daarom een bedrag van € 8.000,00 worden toegewezen.
Overdracht domeinnamen
4.21.
De Beautyfabriek baseert deze vordering op (onder meer) de inbreuk op haar handelsnaamrecht. [gedaagde] betwist inbreuk te maken op de handelsnaam van De Beautyfabriek nu er geen sprake zou zijn van verwarringsgevaar.
4.22.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer geen stand houdt nu [gedaagde] de handelsnaamrechten van De Beautyfabriek in de vaststellingsovereenkomst expliciet heeft erkend en heeft toegezegd de handelsnaam “Beautyfabriek” niet meer te gebruiken en de domeinnaam www.beautyfabriek.com niet meer in reclame-uitingen te gebruiken. Daarmee is niet te verenigen dat [gedaagde] nu het standpunt zou innemen dat hij met het gebruik van de domeinnamen beautyfabriek.com en beautyfabrieq.com geen inbreuk zou maken op de rechten van [gedaagde] .
4.23.
Op grond van het voorgaande bestaat voldoende grondslag om de vordering tot overdracht van de domeinnamen toe te wijzen, met dien verstande dat [gedaagde] een termijn zal worden gegund van twee maanden om eventuele accounts die gekoppeld zijn aan die domeinnaam, althans een e-mailadres met die domeinnaam, daarvan los te maken.
Merkrechten
4.24.
Gezien de reeds besproken grondslagen van de vorderingen waartoe ook de ingeroepen merkrechten als grondslag dienen kunnen dragen, behoeven die merkrechten geen bespreking.
Proceskosten
De Beautyfabriek vordert veroordeling van [gedaagde] in de redelijke en evenredige proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv, welke zij begroot op € 29.875,23. Nu [gedaagde] op dezelfde voet proceskosten heeft gevorderd, is kennelijk niet in geschil dat in deze zaak artikel 1019h Rv van toepassing is. Omdat de vaststellingsovereenkomst het resultaat is van handhaving door De Beautyfabriek van haar handelsnaam- en merkrechten, is in deze zaak sprake van handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Artikel 1019h Rv is derhalve van toepassing.
4.25.
Teneinde de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de landelijk vastgestelde Indicatietarieven in
IE-zaken. De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. Onderhavige zaak is naar het oordeel van de rechtbank, mede gezien de gevoerde verweren, te beschouwen als een normale bodemzaak in de zin van genoemde Indicatietarieven. Het daarbij behorende tarief bedraagt maximaal € 17.500,00 als vergoeding voor de werkzaamheden van de advocaat. Derhalve zal een bedrag van € 17.500,00 aan De Beautyfabriek worden toegewezen. Bedoelde kosten moeten worden vermeerderd met het door De Beautyfabriek betaalde griffierecht (€ 2.076,00) en de dagvaardingkosten (€ 92,47). Het totaalbedrag aan toe te wijzen proceskosten sluit dan op een bedrag van € 19.668,47.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
Veroordeelt [gedaagde] met ingang van twee maanden na betekening van dit vonnis het teken “Beautyfabriek” alsmede ieder daarmee auditief identiek teken, waaronder het teken “Beautyfabrieq”, in het economisch verkeer te staken en gestaakt te houden,
5.2.
Veroordeelt [gedaagde] de domeinnamen www.beautyfabriek.com en www.beautyfabrieq.com binnen twee maanden na betekening van dit vonnis aan De Beautyfabriek over te dragen,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Beautyfabriek van een dwangsom ter hoogte van € 2.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde] in strijd heeft gehandeld met een van de aan hem/haar onder 5.1 tot en met 5.2 gegeven veroordelingen, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van EUR 200.000,00,
5.4.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 8.000,00 aan De Beautyfabriek, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2021 tot aan de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van De Beautyfabriek tot op heden begroot op € 19.668,47en begroot de nog te maken nakosten op € 163,00 zonder betekening dan wel € 248,00 in geval van betekening, één en ander te voldoen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis en – voor het geval voldoening van de kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening tot aan de dag van volledige betaling,
5.6.
Wijst af het meer of anders gevorderde,
5.7.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. van Heemstra en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.