In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie en het vaststellen van een co-ouderschapsregeling. De verzoekster, de vrouw, heeft verzocht om een bijdrage van minimaal € 423,- per kind per maand voor haar twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2], met ingang van 7 juli 2021. De man, verweerder, heeft verzocht om de verzoeken van de vrouw af te wijzen en heeft zelf een co-ouderschapsregeling voorgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2022 is de vrouw gehoord, terwijl de man niet is verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen eerdere beschikking over kinderalimentatie was en dat de vrouw in haar verzoek kan worden ontvangen. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen berekend op € 303,- per kind per maand, rekening houdend met de financiële situatie van beide ouders. De draagkracht van de man is vastgesteld op € 481,- per maand en die van de vrouw op € 475,- per maand. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man een bijdrage van € 76,- per kind per maand moet betalen, met ingang van 16 december 2021. De rechtbank heeft het verzoek van de man om een co-ouderschapsregeling afgewezen, omdat het in het belang van de kinderen niet passend werd geacht om dit vast te leggen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatie ook bij hoger beroep moet worden betaald. Beide partijen zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten.