ECLI:NL:RBGEL:2022:2752

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
C/05/403098 / KZ ZA 22-64
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van trainer tot delegatie voor wereldbekerwedstrijd in turnsport

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een trainer, aangeduid als [eiser], en de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU). De trainer vorderde dat hij zou worden toegelaten tot de delegatie voor de wereldbekerwedstrijd in Varna, Bulgarije, van 23 tot en met 30 mei 2022. De KNGU had eerder besloten om de trainer niet toe te laten, wat de trainer aanvoerde als een onterecht besluit, genomen zonder transparante en objectieve onderbouwing. De voorzieningenrechter oordeelde dat de KNGU in redelijkheid niet had kunnen besluiten om de trainer niet toe te laten, gezien het feit dat hij vrijgesproken was van beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag en dat er geen objectieve redenen waren om hem uit de delegatie te sluiten. De rechter verbood de KNGU om uitvoering te geven aan haar eerdere besluit en beval dat de trainer alsnog zou worden toegelaten tot de delegatie. Tevens werd de KNGU veroordeeld in de proceskosten van de trainer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/403098 / KZ ZA 22-64
Vonnis in kort geding van 17 mei 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. C.A. Segaar te Loosdrecht,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE GYMNASTIEK UNIE,
gevestigd te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. L.J.J. van Asseldonk te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en de KNGU genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van de KNGU.
1.2.
Ten slotte heeft de voorzieningenrechter vanwege de grote spoedeisendheid van de zaak bepaald dat op 17 mei 2022 een zogenaamd ‘kop-staart vonnis’ zal worden gewezen en dat de motivering van de beslissing later op schrift zal worden gesteld. Die motivering volgt hierna.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 1987 actief in de turnsport als trainer-coach en lid van de KNGU. [eiser] is onder andere coach van [naam sporter] .
2.2.
De KNGU heeft de afhandeling van tuchtzaken uitbesteed aan het Instituut Sportrechtspraak (hierna: ISR).
2.3.
In september 2020 hebben vier personen aangifte gedaan bij het ISR tegen [eiser] wegens vermeend grensoverschrijdend gedrag bij het geven van begeleiding aan vier jonge turnsters in het verleden. Op 14 april 2022 is [eiser] vrijgesproken.
2.4.
Gedurende de procedure bij het ISR tegen [eiser] is [eiser] geen onderdeel geweest van de begeleidende delegaties bij internationale wedstrijden. Bij de internationale toernooien in februari en maart 2022 is [naam sporter] begeleid door [assistent-trainer] (hierna: [assistent-trainer] ). [assistent-trainer] is de assistent-trainer van [naam sporter] en in dienst bij het bedrijf [naam bedrijf] waar [eiser] (mede)directeur van is.
2.5.
Van 23 tot en met 30 mei 2022 vindt er een wereldbekerwedstrijd plaats in Varna, Bulgarije waaraan [naam sporter] zal deelnemen. Op 21 april 2022 heeft de KNGU aan [eiser] bericht dat hij geen onderdeel uitmaakt van de begeleidende delegatie naar deze wereldbekerwedstrijd. Voor de begeleiding van [naam sporter] is door de KNGU [assistent-trainer] aangewezen.
2.6.
In het huishoudelijk reglement van de KNGU is, voor zover in deze zaak van belang, het volgende opgenomen:
3.1.05
Internationale wedstrijden en/of (internationale) stages
De bepalingen uit dit hoofdstuk, anders dan artikel 3.1.05, zijn niet van toepassing op internationale wedstrijden die – waar nodig en gevraagd in samenwerking met de KNGU – worden georganiseerd door de overkoepelende Europese en mondiale organisaties. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de reglementen van de Europese (European Gymnastics) of mondiale gymnastiek organisaties (FIG). Dit artikel geeft voor deze internationale wedstrijden en/of (internationale) stages een aantal specifieke bepalingen weer.
De kwalificatie-eisen voor de sporters en (kwalificatie)procedures voor deelname aan en afvaardiging van de delegatie naar de in het eerste lid genoemde internationale wedstrijden en (internationale) stages in de KNGU-topsportprogramma’s (Turnen Dames en Turnen Heren) worden vastgesteld door de technisch directeur van de KNGU in samenspraak met de bondscoach. Een persoonlijke coach zal niet per definitie deel hoeven uitmaken van een delegatie.
(…)
(…)
Het samenstellen van de delegatie van topsportdiscipline Turnen Heren en Turnen Dames behoort – ten gevolge van delegatie van deze bevoegdheid door het Bondsbestuur (zie artikel 2.2.03) – tot de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de technische directeur, welke in samenspraak met de bondscoach geschiedt.
Om deel uit te kunnen maken van de delegatie (art. 3.1.05 lid 4 en 5) geldt in ieder geval dat de deelnemers van het team van onbesproken gedrag dienen te zijn (zie art. 7.2.01 lid 1).
Indien een persoon onderwerp is van tuchtrechtelijk en/of strafrechtelijk onderzoek en/of procedures zal de technisch directeur of de businessunit manager sporters & fans kunnen besluiten, daaraan voorafgegaan door een belangenafweging, deze persoon geel deel uit te laten maken van een delegatie zoals bedoeld in artikel 3.1.05. In het licht van de te maken belangenafweging zal deze persoon worden gehoord, tenzij zwaarwegende omstandigheden zich hiertegen verzetten.(…)
8.1.01.
TOPSPORT EN SELECTIES
8.1.01.1
Topsportprogramma’s
1.
De KNGU heeft twee volwaardige, fulltime topsport programma’s, te weten de topsportdisciplines: Turnen Dames en Turnen Heren.
2.
Elk van deze disciplines heeft haar eigen procedures en regelgeving ten aanzien van topsport en selecties.
(…)
8.1.03.
Procedures
1.
De technisch directeur van de KNGU is verantwoordelijk voor en stelt in overleg met de bondscoaches van de topsportdiscipline de te volgen (kwalificatie)procedure voor de Olympische spelen, Wereldkampioenschappen, Europese Spelen en Europese Kampioenschappen op. De betreffende (kwalificatie)procedures worden gepubliceerd op de website van de KNGU en gecommuniceerd met de Atletencommissie, topsporters en coaches van de Oranjeselectie en het jeugdteam.
2.
De procedures ten aanzien van World Cups wordt in samenspraak met de technisch directeur van de KNGU en de bondscoach van de betreffende topsportdiscipline bepaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de voorzieningenrechter;
  • a) de KNGU verbiedt uitvoering te geven aan haar (mondelinge) besluit van 29 april 2022 om niet de heer [eiser] maar de assistent-coach van [naam sporter] , de heer Alexander [assistent-trainer] toe te voegen aan de delegatie voor de wereldbekerwedstrijd te Varna van 23 mei tot en met 30 mei 2022;
  • b) de KNGU veroordeelt tot het nemen van een besluit dat qua strekking leidt tot de uitkomst, dat de heer [eiser] zal worden toegelaten tot de delegatie voor de wereldbekerwedstrijd te Varna van 23 mei tot en met 30 mei 2022 en hem de begeleiding van [naam sporter] daarmee mogelijk te maken;
  • c) het onder a en b gevorderde op te leggen op straffe van een door de KNGU te verbeuren dwangsom van € 500.000,00 (zegge: vijfhonderdduizend euro) dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de KNGU hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft;
  • d) de KNGU veroordeelt in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na de datum van het vonnis.
3.2.
[eiser] stelt dat het besluit om hem niet tot de delegatie voor Varna toe te laten ernstige gebreken kleven waardoor het besluit vernietigbaar is. Het besluit is gebrekkig genomen; Een schriftelijke onderbouwing onderbreekt, de kwalificatieprocedure is niet medegedeeld en is niet transparant, een objectieve onderbouwing ontbreekt van de beslissing dat [assistent-trainer] wél en [eiser] op sportieve gronden niet tot de delegatie mag worden toegelaten en een objectieve onderbouwing onderbreekt van de reden waarom de ene hoofdcoach zijn pupillen wel mag begeleiden, maar [eiser] zijn pupil [naam sporter] niet. Het besluit is qua inhoud in strijd met artikel 3.1.105 paragraaf sub (2) en in strijd met de redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 BW en daarom vernietigbaar, aldus [eiser] .
3.3.
De KNGU voert als verweer aan, samengevat, dat het besluit niet in strijd met het huishoudelijk reglement noch in strijd met de redelijkheid en billijkheid is genomen. Er is bij wereldbekerwedstrijden geen sprake van kwalificatie-eisen (afgezien van de criteria waar een coach altijd aan moet voldoen) of een kwalificatieprocedure voor deelnemers of coaches. De coach kan zijn interesse kenbaar maken, maar de technisch directeur besluit in samenspraak met de bondscoach wie er mee gaat. Dit besluit hoeft niet schriftelijk genomen te worden en het is ook niet gebruikelijk dat het besluit wordt toegelicht. Indien een coach zijn plek kan afdwingen op basis van het feit dat hij in het verleden gewoonlijk als persoonlijk coach een pupil kon begeleiden en er voldoende accreditaties zijn, zou dit ernstig ingrijpen in de zeggenschap van de KNGU. Deze zeggenschap ligt niet zonder reden bij de KNGU. Zij draagt immers de verantwoordelijkheid voor de delegatie tijdens de internationale wedstrijden, maar ook voor de invulling, uitvoering en doelstelling van de programma’s binnen topsport en talentenontwikkeling. Daar waar het jarenlang staande praktijk is geweest dat turnsters vaak wel hun persoonlijke coach mee konden nemen naar internationalen evenementen, heeft de KNGU in de aanbevelingen van het Verinormrapport een duidelijk en sterk signaal gezien om deze gewoonte kritisch te beoordelen en te benaderen.
Sportieve gronden hebben voor de technisch directeur in samenspraak met de bondscoach geleid tot de keuze voor de begeleidingsdelegatie voor Varna. De KNGU heeft de beleidsvrijheid en moet deze ook hebben om op deze gronden keuzes te maken. Hierbij mag er geen sprake zijn van volstrekte willekeur of een niet-transparante en enkel subjectieve keuze, maar dat is ook niet gebeurd. [assistent-trainer] heeft in de vorige internationale toernooien ook de begeleiding van [naam sporter] voor zijn rekening genomen. De technisch directeur heeft hierin gekozen voor rust en duidelijkheid, waarbij ook het continuïteitsaspect een belangrijke rol speelt, aldus de KNGU.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiser] wordt niet betwist en volgt uit het feit dat de wereldbekerkampioenschappen waar [eiser] naar afgevaardigd wil worden op korte termijn plaatsvinden.
Is het besluit in strijd met het huishoudelijk reglement genomen?
4.2.
Volgens [eiser] is het besluit van de KNGU in strijd met de kwalificatie-eisen en kwalificatieprocedure in de zin van artikel 3.1.05 paragraaf sub (2) van het huishoudelijk reglement (2.6) genomen. De KNGU betwist dat er sprake is van kwalificatie-eisen en/of een kwalificatieprocedure voor de wereldbekerwedstrijden in Varna. Voor die wedstrijd hoeven deelnemers en coaches alleen aan te geven dat ze geïnteresseerd zijn. Van een kwalificatieprocedure, met kwalificatiedocument, zoals bij bijvoorbeeld de Olympische spelen is geen sprake. Omdat er geen kwalificatieprocedure is, heeft de KNGU ook niet het huishoudelijk reglement overtreden door deze niet aan [eiser] bekend te maken. [eiser] heeft deze uitleg van het reglement niet weersproken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de KNGU daarom voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen kwalificatie-eisen en/of kwalificatieprocedure zijn maar dat er een selectie op basis van interesse wordt gemaakt. De KNGU heeft artikel 3.1.05 paragraaf sub (2) van het huishoudelijk reglement daarom niet geschonden door niet vooraf de procedure en eisen aan [eiser] bekend te maken.
Is het besluit genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die op grond van artikel 2.8 wordt geëist?
4.3.
Op grond van artikel 2:8 lid 1 BW moeten een rechtspersoon en degene die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken zich als zodanig jegens elkander gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Als algemene lijn geldt dat voorgaande inhoudt dat de KNGU bij het handelen vanuit de eigen belangensfeer rekening houdt met de belangen van andere betrokkenen, waaronder [eiser] als lid, en deze belangen niet onevenredig mag schaden. Hierbij is het niet de vraag of de KNGU naar het oordeel van de voorzieningenrechter een beter passend besluit had kunnen nemen, maar of zij het besluit in redelijkheid niet had kunnen nemen. Zoals de KNGU zelf heeft aangegeven moet het besluit objectief, transparant en zonder willekeur zijn genomen. De KNGU heeft in beginsel de beleidsvrijheid om bij het uitvoeren van haar taken, zoals het voeren van het topsportprogramma, besluiten te nemen op basis van het inzicht van professionals zoals de technisch directeur in samenspraak met de bondscoach. Daarbij mag de KNGU de belangen van de andere betrokkenen waaronder de turn(st)ers en coaches niet onevenredig schaden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn belang in deze zaak onevenredig is geschaad.
4.4.
Volgens [eiser] ligt het voor de hand dat de hoofdcoach, als er genoeg accreditaties zijn zoals in Varna, wordt toegevoegd aan de delegatie. Dit heeft de voorkeur van [eiser] en [naam sporter] . Verder is [assistent-trainer] bereid om zijn plek op te geven. Ten slotte hebben de overige turnsters en coach verklaard er geen probleem mee te hebben als [eiser] mee gaat. Er zijn dus geen belemmeringen om [eiser] toe te voegen aan de delegatie, aldus [eiser] . De KNGU heeft daartegen aangevoerd dat het feit dat er plek is en de turnster/coach de wens hebben dat de persoonlijk coach mee gaat naar de delegatie, niet maakt dat de KNGU daartoe verplicht moet worden. De technisch directeur in samenspraak met de bondscoach moet de vrijheid hebben om op sportieve gronden keuzes te maken, ongeacht de wens van de coach en de turnsters.
4.5.
De voorzieningenrechter kan de KNGU volgen in haar standpunt dat zij niet alleen op grond van de wens van de coach en turnsters verplicht kan worden om de hoofdcoach aan de delegatie toe te voegen. Dit zijn echter wel belangen waar de KNGU rekening mee moet houden in haar besluitvorming. De KNGU heeft niet, althans nauwelijks, gemotiveerd waarom zij deze belangen ter zijde heeft geschoven. Een enkele verwijzing naar ‘sportieve gronden’ volstaat volgens de voorzieningenrechter niet. Zonder toelichting of een toetsbare procedure kan een dergelijke verwijzing niet als objectief, transparant en niet-willekeurig worden gezien. Evenmin volstaat de summiere toelichting van de technisch directeur dat de keuze is gemaakt in verband met de rust en duidelijkheid, waarbij ook het continuïteitsaspect een rol speelt. Dit argument sluit niet aan bij de feiten in deze zaak. [naam sporter] heeft verschillende coaches gehad in de afgelopen internationale toernooien. [assistent-trainer] was bij de laatste twee internationale toernooien de coach van [naam sporter] , maar bij de toernooien daarvoor waren andere coaches betrokken. Bovendien geldt voor twee andere turnsters die worden afgevaardigd naar Varna, dat hun hoofdcoach wel is toegevoegd aan de delegatie, terwijl deze coach evenals [eiser] in de afgelopen periode geen onderdeel was van de delegatie in verband met een lopende procedure bij het ISR. De KNGU heeft niet kunnen toelichten waarom zijn onderscheidt maakt tussen deze coach en [eiser] . Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er daardoor wel degelijk sprake van willekeur.
4.6.
Verder is [assistent-trainer] als coach toegevoegd omdat de KNGU [eiser] zolang het onderzoek bij het ISR liep op grond van artikel 3.1.105 paragraaf sub (7) van het huishoudelijk reglement (2.6) niet toevoegde aan de delegatie. Voor zover [eiser] al vrijwillig (tijdelijk) was teruggetreden, gold dat in ieder geval niet meer sinds het WK in Japan in oktober 2021. Inmiddels is [eiser] vrijgesproken. De KNGU neemt [eiser] nu weer niet op in de delegatie, maar deze keer met het argument, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dat zij op sportieve gronden de status quo zoals ontstaan onder [assistent-trainer] (voorlopig) wil behouden. Dit betekent de facto dat [eiser] nog steeds als gevolg van de meldingen en het onderzoek, zij het indirect, niet wordt toegevoegd aan de delegatie terwijl hij is vrijgesproken. Daarmee gedraagt de KNGU zich jegens [eiser] in strijd met hetgeen de redelijkheid en billijkheid vordert. Voor dit oordeel is mede van belang dat de KNGU desgevraagd niet heeft kunnen toelichten waar nu de onrust of onduidelijkheid in zou zitten als [eiser] wordt toegevoegd aan de delegatie en wanneer [eiser] dan wel weer toegevoegd zou kunnen worden. Het argument dat voor [assistent-trainer] is gekozen vanwege de rust en duidelijkheid kan immers voor alle toekomstige toernooien aangevoerd worden, waardoor [eiser] nimmer meer toegevoegd kan worden als coach. Dit terwijl [eiser] onweersproken groot nadeel lijdt door al die tijd niet geselecteerd te worden. Verder heeft de KNGU expliciet aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen [eiser] als persoon, ook daaruit volgt geen motivering waarom [eiser] niet is toegevoegd aan de delegatie.
4.7.
Ten slotte heeft de KNGU het standpunt ingenomen dat zij naar aanleiding van Verinormrapport de jarenlange staande praktijk dat turnsters vaak wel hun persoonlijke coach mee konden nemen naar internationale evenementen kritisch wil beoordelen en benaderen. In dit rapport wordt beschreven dat er een sterke afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen coach en sporter die ook zijn negatieve uitwerking kan hebben. De KNGU dient als zij de staande praktijk wil wijzigen echter ook rekening te houden met de belangen van de coach en turnsters. Wijziging van de staande praktijk, al is dit op begrijpelijke gronden, rechtvaardigt niet dat de KNGU willekeurig persoonlijke coaches niet meer toevoegt aan de delegatie. De KNGU stelt dat het besluit objectief, transparant en niet-willekeurig is. Maar daarvan is geen sprake als de KNGU haar besluit niet of nauwelijks motiveert en in gelijke gevallen andere besluiten neemt.
4.8.
Voorgaande in acht genomen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de KNGU in redelijkheid niet het besluit heeft kunnen nemen om [eiser] niet toe te voegen aan de delegatie. De vorderingen worden daarom toegewezen.
4.9.
Het overige of anders aangevoerde leidt niet tot een ander oordeel.
4.10.
Ten aanzien van de door [eiser] gevorderde dwangsom heeft de KNGU te kennen gegeven aan een eventuele veroordeling te zullen voldoen. De voorzieningenrechter ziet geen reden om aan deze toezegging van de KNGU te twijfelen. Derhalve zal de gevorderde dwangsom worden afgewezen.
4.11.
De KNGU zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de KNGU uitvoering te geven aan haar (mondelinge) besluit van 29 april 2022 om niet de heer [eiser] , maar de assistent-coach van [naam sporter] , de heer Alexander [assistent-trainer] toe te voegen aan de delegatie voor de wereldbekerwedstrijd te Varna van 23 mei tot en met 30 mei 2022,
5.2.
veroordeelt de KNGU tot het nemen van een besluit dat qua strekking leidt tot de uitkomst, dat [eiser] zal worden toegelaten tot de delegatie voor de wereldbekerwedstrijd te Varna van 23 mei tot en met 30 mei 2022 en hem de begeleiding van [naam sporter] mogelijk te maken,
5.3.
veroordeelt de KNGU in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.692,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt de KNGU in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het anders of meer gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2022.
ls/pb