ECLI:NL:RBGEL:2022:2825

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
4 juni 2022
Zaaknummer
9616295
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een consumentenkoop en de verplichtingen van de verkoper tot herstel en terugbetaling

In deze zaak heeft eiser, een consument, een auto gekocht van gedaagde, die handelde in de uitoefening van zijn bedrijf. De koopovereenkomst bevatte een garantie van zes maanden op de motor. Na aankoop vertoonde de auto gebreken, die zich binnen de garantietermijn openbaarden. Eiser heeft gedaagde meerdere keren benaderd voor herstel, maar gedaagde heeft hier niet adequaat op gereageerd. Uiteindelijk heeft eiser de koopovereenkomst ontbonden en vorderde hij terugbetaling van de koopsom en schadevergoeding voor de kosten die hij had gemaakt door de gebrekkige auto. Gedaagde betwistte de ontvangst van de ontbindingsverklaring en voerde aan dat hij door bedreigingen niet in staat was om de auto te herstellen. De kantonrechter oordeelde dat gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen en dat eiser recht had op terugbetaling van de koopsom, evenals vergoeding van de gemaakte kosten. De rechter wees de vorderingen van eiser toe, inclusief een dwangsom voor het niet meewerken aan de overschrijving van het kenteken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9616295 \ CV EXPL 22-61 \ 52770
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [plaats]
eisende partij
gemachtigde Rechtdoor B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. S.M. Ploegmakers
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 maart 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- akte wijziging eis van [eiser] ;
- de pleitnota die [eiser] op de mondelinge behandeling van 2 mei 2022 heeft overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 26 juli 2021 een auto gekocht van [gedaagde] voor een bedrag van € 10.450,- (hierna: de auto). In de koopovereenkomst staat onder meer:

Garantie: 6 Maand(en) op motor exclusief arbeidsloon
2.2.
Op 10 augustus 2021 maakte de auto luide, vreemde geluiden en ging een storingslampje van de motor branden. [eiser] heeft daarop de [expert] ingeschakeld en deze constateerde dat de krukas (een onderdeel van de motor) was versleten. Na overleg met [gedaagde] heeft [eiser] op 12 augustus 2021 de auto naar [gedaagde] laten brengen voor herstel. [gedaagde] heeft [eiser] toen een vervangende auto meegegeven.
2.3.
Op 2 september 2021 meldt [gedaagde] aan [eiser] dat er motoronderdelen vervangen moeten worden. Op 10 september stuurt [eiser] een Whatsapp naar [gedaagde] met de vraag hoe het met de reparatie staat. Op 16 september 2021 stuurt [eiser] een Whatsapp waarin hij onder meer aan [gedaagde] schrijft dat het hem vanaf 2 september 2021 niet lukt om telefonisch of anderszins contact te krijgen met [gedaagde] en dat hij juridische bijstand zal inschakelen. Daarbij schrijft hij dat indien [gedaagde] het probleem wil oplossen hij dat die dag voor 16 uur moet laten weten. [eiser] heeft geen contact meer gekregen met [gedaagde] .
2.4.
Half september 2021 ging een storingslampje branden in de vervangende auto die [eiser] van [gedaagde] had meegekregen. Op 21 september 2021 heeft [eiser] bij een derde een andere auto gekocht.
2.5.
Op 4 oktober 2021 heeft de gemachtigde van [eiser] een brief gestuurd naar [gedaagde] die hij aangetekend heeft verzonden naar twee adressen (privé adres en zakelijk adres van [gedaagde] ) en per e-mail naar het zakelijk e-mailadres van [gedaagde] . In deze brief schrijft de gemachtigde onder meer:

Ingebrekestelling
De gebreken openbaarden zich(…)
binnen zes maanden na aflevering en zijn thans nog steeds niet verholpen.(…)
Aangezien u al ruim anderhalve maand de tijd heeft gehad de auto te herstellen en cliënt – zoals u weet – al die tijd niet over een auto kan beschikken heeft cliënt ernstige overlast van de herstelwerkzaamheden en bent u reeds in verzuim.
Namens cliënte verzoek ik u(…)
om de auto binnen5 dagen na hedente herstellen en aan cliënt over te dragen.
Ontbinding
Mocht goed en deugdelijk herstel van de auto niet hebben plaatsgevonden(…)
dan ontbind ik reeds nu voor alsdan, namens cliënt, de koopovereenkomst(…)
.
De ontbinding zoals hiervoor bedoeld zal tot gevolg hebben dat u gehouden bent de door cliënt betaalde koopsom ad € 10.450,00 aan hem terug te betalen.(…)”
2.6.
[eiser] kreeg geen reactie van [gedaagde] . Op 14 oktober 2021 heeft de gemachtigde namens [eiser] een brief gestuurd waarin hij de koopovereenkomst per 10 oktober 2021 namens [eiser] ontbindt en [gedaagde] sommeert om het aankoopbedrag terug te betalen.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Na wijziging eis vordert [eiser] - kort gezegd - primair:
- een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst van de auto op 14 oktober 2021 is ontbonden en dat [eiser] geen eigenaar is van de auto vanaf de datum van ontbinding;
- [gedaagde] te veroordelen tot medewerking aan de overschrijving van het kenteken en het overleggen van het vrijwaringsbewijs op straffe van een dwangsom;
- de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het aankoopbedrag van € 10.450,00 en aanvullende schade voor een bedrag van € 730,13, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 137,01 per maand aan verzekeringspremie en motorrijtuigenbelasting tot en met de dag waarop de auto is gevrijwaard door [gedaagde] ;
- de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 1.073,03 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
- veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn primaire vorderingen te grondslag dat de auto gebrekkig is en [eiser] zowel op grond van de wet als op grond van de garantie die [gedaagde] heeft gegeven op de motor recht had op herstel binnen een redelijke termijn. Omdat [gedaagde] de auto niet binnen een redelijke termijn heeft hersteld mocht [eiser] de overeenkomst ontbinden en is [gedaagde] gehouden om het aankoopbedrag terug te betalen en de schade die [eiser] heeft geleden te vergoeden.
3.3.
[gedaagde] voert aan dat de auto voorafgaand aan de aflevering APK gekeurd is en betwist dat het gebrek al aanwezig was toen hij de auto aan [eiser] leverde. Volgens [gedaagde] is hij als gevolg van bedreigingen aan zijn adres en de grote impact die dat op hem en zijn gezin heeft gehad niet in staat geweest om de auto te herstellen. Hij betwist de ontvangst van de schriftelijke ingebrekestelling en ontbindingsverklaring. [gedaagde] wenst alsnog aan zijn herstelverplichtingen te voldoen en volgens hem is er daarom geen reden om tot ontbinding van de koopovereenkomst over te gaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft de auto als consument gekocht van [gedaagde] , die daarbij handelde in de uitoefening van zijn bedrijf. De wettelijke regeling van consumentenkoop is daarom van toepassing op de koopovereenkomst. Tussen partijen is niet in geschil dat de auto motorproblemen had op het moment dat [eiser] de auto naar [gedaagde] heeft laten brengen en dat de auto op dat moment een gebrek bevatte. Dit gebrek aan de auto kwam binnen 3 weken na de koop naar voren en valt daarmee binnen de garantietermijn van 6 maanden die [gedaagde] heeft gegeven op de motor (zie hiervoor 2.1). Bovendien wordt bij een consumentenkoop die plaatsvond voor 27 april 2022, vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien het gebrek zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart. [1] De kantonrechter gaat daarom voorbij aan het argument van [gedaagde] dat dit gebrek er op het moment van de verkoop niet zou zijn geweest. Door dit gebrek aan de motor beantwoordt de auto niet aan de koopovereenkomst en heeft [eiser] recht op kosteloos herstel door [gedaagde] .
Rechtsgeldige ontbinding en ongedaanmakingsverplichtingen
4.2.
[eiser] heeft de auto op 12 augustus 2021 voor herstel naar [gedaagde] gebracht. Op 2 september 2021 heeft [gedaagde] laten weten dat er motoronderdelen vervangen moesten worden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij daarbij de vraag aan [eiser] heeft voorgelegd of hij ook meteen de distributieketting wilde laten vervangen. Die was niet stuk, maar het was volgens [gedaagde] raadzaam om die ook direct te vervangen. Hij wilde wachten op een reactie van [eiser] op deze vraag, voordat hij zou overgaan tot herstel. [gedaagde] beroept zich daarnaast op overmacht. Vanaf 14 september 2021 was hij volgens hem niet meer in staat om de auto te herstellen, omdat hij vanwege zware bedreigingen vanaf die datum moest verhuizen. [eiser] betwist dat [gedaagde] aan hem heeft gevraagd of ook de distributieketting moest worden vervangen. Volgens [eiser] heeft hij - ondanks diverse pogingen - geen contact meer gekregen met [gedaagde] . Hij wijst daarvoor naar de overgelegde Whatsapp communicatie.
4.3.
De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat hij nog een antwoord nodig had van [eiser] over de distributieketting voordat hij over kon gaan tot herstel. Dit volgt niet uit de stukken en ook niet uit de overgelegde communicatie tussen partijen, waardoor [gedaagde] – gelet op de betwisting van [eiser] - deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd.
4.4.
[gedaagde] is als verkoper op grond van artikel 7:21 lid 3 BW verplicht om de auto binnen een redelijke termijn ter herstellen. Hoe lang deze termijn is, is afhankelijk van de aard van de zaak en het bijzondere gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien. Het gaat hier om een auto die bedoeld is voor dagelijks gebruik, waardoor het herstel zo spoedig mogelijk zou moeten gebeuren. [gedaagde] voert aan dat [eiser] hem nog geen twee weken zou hebben gegund voor herstel, maar onderbouwt niet waarom dit geen redelijke termijn zou zijn voor het herstel van de auto. Inmiddels staat vast dat [gedaagde] de verplichting om de auto binnen een redelijke termijn te herstellen niet is nagekomen, omdat de auto ook nu nog niet is hersteld. Op grond van artikel 7:22 BW komt een consument-koper de bevoegdheid toe om de overeenkomst te ontbinden als de zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt en de verkoper is tekortgeschoten in een verplichting uit het hiervoor genoemde artikel 7:21 lid 3 BW. Gelet op het voorgaande staat vast dat de auto gebreken vertoonde en dat [gedaagde] is tekortgeschoten in zijn verplichting om die gebreken binnen een redelijke termijn te herstellen. Dat brengt mee dat [eiser] de bevoegdheid heeft om de overeenkomst te ontbinden. Verzuim is daarvoor geen vereiste, waardoor de betwisting van [gedaagde] van de ontvangst van de ingebrekestelling hierbij geen rol speelt. Ook is niet vereist dat de tekortkoming in zijn verplichting tot herstel binnen redelijke termijn aan [gedaagde] kan worden toegerekend. Het beroep van [gedaagde] op overmacht ten aanzien van die verplichting kan [eiser] dus niet de bevoegdheid ontnemen om de overeenkomst te ontbinden. Daarbij merkt de kantonrechter nog op dat de auto ook al ruim een maand voordat de bedreigingen aan het adres van [gedaagde] plaatsvonden door [eiser] naar [gedaagde] was gebracht voor herstel. Het voorgaande brengt mee dat [eiser] de overeenkomst rechtsgeldig kon ontbinden.
Verklaringen voor recht
4.5.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat de overeenkomst per 14 oktober 2021 is ontbonden en dat hij vanaf die datum geen eigenaar meer is van de auto. Op grond van artikel 6:267 lid 1 BW vindt een buitengerechtelijke ontbinding plaats door middel van een schriftelijke verklaring. De gemachtigde van [eiser] heeft per brief van 14 oktober 2021 de koopovereenkomst namens [eiser] ontbonden per 10 oktober 2021 (zie hiervoor 2.6). [gedaagde] betwist dat hij deze ontbindingsverklaring heeft ontvangen. Artikel 3:37 lid 3 BW bepaalt dat een tot een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt, indien zij door hem is ontvangen (de zogenaamde ontvangsttheorie). De brief is volgens [eiser] aangetekend en per e-mail aan [gedaagde] gestuurd. Omdat [gedaagde] de ontvangst van de verklaring betwist is het aan [eiser] om aanvullende feiten of omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat de ontbindingsverklaring daadwerkelijk is verzonden en door [gedaagde] zou moeten zijn ontvangen, bijvoorbeeld door een verzendbewijs van de aangetekende brief, dan wel een verzendrapport of andere documentatie over de e-mail. Dit heeft [eiser] ten aanzien van de brief van 14 oktober 2021 niet gedaan, waardoor niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de ontbindingsverklaring in die brief heeft ontvangen. De kantonrechter zal de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst op 14 oktober 2021 is ontbonden daarom afwijzen, net als de gevorderde verklaring voor recht dat [eiser] vanaf die datum geen eigenaar is van de auto.
Ongedaanmakingsverplichtingen
4.6.
Het voorgaande brengt mee dat niet is komen vaststaan dat de overeenkomst per 14 oktober 2021 is ontbonden. De dagvaarding van 23 december 2021 van [eiser] kan als een verklaring in de zin van artikel 6:267 lid 1 BW worden beschouwd. Deze verklaring heeft [gedaagde] bereikt, waardoor de overeenkomst (in ieder geval) per 23 december 2021 door [eiser] is ontbonden.
4.7.
Door de rechtsgeldige ontbinding van de koopovereenkomst zijn over en weer ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan. Aan de kant van [gedaagde] bestaat deze uit de terugbetaling van het aankoopbedrag. De vordering van [eiser] tot terugbetaling van het aankoopbedrag zal daarom worden toegewezen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Op [eiser] rust van zijn kant de verplichting om de auto aan [gedaagde] in eigendom (terug) over te dragen. Hieruit volgt dat [gedaagde] moet meewerken om de auto op zijn naam te laten zetten, zodat ook deze vordering van [eiser] zal worden toegewezen. De kantonrechter ziet voldoende aanleiding om de hierbij gevorderde dwangsom toe te wijzen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd naar een bedrag van € 100,00 per dag, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 10.000,00.
Schadevergoeding
4.8.
[eiser] vordert ook vergoeding van de verschillende kosten die hij volgens hem heeft moeten maken vanwege de gebreken aan de auto. Hij vordert de kosten die hij heeft moeten maken, namelijk de kosten om zijn auto voor herstel naar [gedaagde] te laten vervoeren, de kosten voor zijn autoverzekering en de kosten voor de motorrijtuigenbelasting. [gedaagde] heeft deze kosten niet betwist. Naast ontbinding heeft [eiser] het recht om vergoeding te vorderen van de schade die hij heeft geleden, omdat [gedaagde] hem een gebrekkige auto heeft geleverd. De kosten voor het vervoer zijn kosten die [eiser] niet had hoeven te maken indien de auto niet gebrekkig was geweest. Deze komen daarom voor vergoeding in aanmerking. Ook de vergoeding van de kosten van de motorrijtuigenbelasting en de autoverzekering heeft [eiser] terecht gevorderd. Hij kon de auto niet gebruiken, terwijl hij wel genoodzaakt was om deze kosten te maken voor de door [gedaagde] aan hem verkochte gebrekkige auto. Deze kosten zijn nutteloos geworden door deze tekortkoming van [gedaagde] . De gevorderde schadevergoeding zal daarom worden toegewezen met de gevorderde wettelijke rente.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.9.
Volgens [gedaagde] is het onredelijk om de buitengerechtelijke incassokosten op hem te verhalen, omdat hij de brieven van de gemachtigde van [eiser] niet heeft ontvangen. Dat verweer gaat niet op. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt voor de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. Hij heeft [gedaagde] ook van tevoren, namelijk per Whatsappbericht van 16 september 2021, gewaarschuwd dat indien [gedaagde] niet zou reageren op zijn vragen over het herstel van de auto, hij juridische bijstand zou inschakelen. Het kan [eiser] niet worden aangerekend dat [gedaagde] - zonder dat aan [eiser] kenbaar te maken - is verhuisd en niet meer bereikbaar was voor [eiser] . De kantonrechter ziet daarom geen reden om de buitengerechtelijke incassokosten af te wijzen. De buitengerechtelijke werkzaamheden hadden uitsluitend betrekking op de terugbetaling van het aankoopbedrag, waardoor het bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten op dat bedrag moet worden berekend. Daarom zal een bedrag worden toegewezen tot het wettelijke tarief over het aankoopbedrag, dat neerkomt op een bedrag van € 1.064,20, met de gevorderde wettelijke rente.
4.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten en de nakosten van [eiser] .

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 10.450,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis mee te werken aan overschrijving van het kenteken van de auto en het vrijwaringsbewijs aan [eiser] te overleggen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet met een maximum van € 10.000,00;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 730,13 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 137,01 per maand vanaf 1 december 2021 tot de dag waarop de auto is gevrijwaard door [gedaagde] ;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 1.064,20 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2021 tot aan de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] vastgesteld op € 121,14 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht, € 746,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de nakosten, begroot op € 124,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
5.8.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.P.M. Hennekens en in het openbaar uitgesproken op

Voetnoten

1.Artikel 7:18 lid 2 (geldend tot 27 april 2022 en van toepassing op een consumentenkoop van vóór 27 april 2022, zoals in deze zaak het geval is) en HvJ EU 4 juni 2015, C‑497/13