ECLI:NL:RBGEL:2022:2888

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
8 juni 2022
Zaaknummer
C/05/397207 / HZ ZA 22-1
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en vernietiging van overeenkomst wegens misbruik van omstandigheden

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van openstaande facturen van twee gedaagden, die eerder vennoot waren in een vennootschap onder firma. De eiseres had administratieve en fiscale werkzaamheden verricht voor de vennootschap en de gedaagden, en vorderde in totaal een bedrag van € 33.844,11. De gedaagden voerden verweer en stelden dat de overeenkomst tot betaling onder misbruik van omstandigheden tot stand was gekomen, en vroegen om vernietiging van deze overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling van misbruik van omstandigheden. De rechtbank concludeerde dat de vaststellingsovereenkomst die tussen partijen was gesloten, geldig was en dat de gedaagden hoofdelijk moesten betalen. De rechtbank wees de vorderingen van de gedaagden in reconventie af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 15 juni 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/397207 / HZ ZA 22-1
Vonnis van 15 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eis.conv./verw.reconv.],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. E. Koekoek te Barneveld,
tegen

1.[ged.conv./eis.reconv. 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. K. Horstman te Epe,

2.[ged.conv./eis.reconv. 2] ,

wonende te geheim adres,
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eis.conv./verw.reconv.] en (gezamenlijk) [gedn.conv./eis.reconv.] genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 februari 2022
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 23 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedn.conv./eis.reconv.] zijn vennoot geweest van de vennootschap onder firma [betrokken bedrijf 1] Verder is [gedn.conv./eis.reconv.] middellijk bestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [betrokken bedrijf 2] geweest.
2.2.
[eis.conv./verw.reconv.] heeft in opdracht en voor rekening van [betrokken bedrijf 1] administratieve en fiscale werkzaamheden verricht. In dat kader heeft [eis.conv./verw.reconv.] over meerdere jaren facturen verzonden tot een bedrag van in hoofdsom € 28.347,58.
2.3.
Verder heeft [eis.conv./verw.reconv.] in opdracht en voor rekening van [betrokken bedrijf 2] werkzaamheden verricht, in welk kader [eis.conv./verw.reconv.] facturen heeft verzonden voor een bedrag van in hoofdsom € 6.430,19.
2.4.
[betrokken bedrijf 1] is per 1 september 2019 ontbonden.
2.5.
Op 10 september 2019 heeft de gemachtigde van [eis.conv./verw.reconv.] zowel [betrokken bedrijf 1] en haar vennoten [gedn.conv./eis.reconv.] als [betrokken bedrijf 2] gesommeerd tot betaling van de openstaande bedragen (van in hoofdsom € 28.347,58 respectievelijk € 6.430,19) over te gaan.
2.6.
Bij brief van 30 oktober 2019 heeft de advocaat van [ged.conv./eis.reconv. 2] [eis.conv./verw.reconv.] onder meer als volgt bericht (productie 1 bij conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie):
‘(…) Tijdens onze bespreking op 7 juni 2019 op uw kantoor hebben wij met elkaar afgesproken dat u de definitieve jaarrekeningen 2018 van beide vennootschappeen[nb: [betrokken bedrijf 1] en [betrokken bedrijf 2] ]
en de slotbalans van de VOF opmaakt, zodat tot een financiele afwikkeling van de VOF en aandelenoverdracht van de aandelen in de BV kan worden gekomen. (…)
U eist sedert de voorzetting van de ondernemingen door cliënte plotseling eerst betaling van “oude” openstaande facturen, alvorens u wilt overgaan tot het opmaken van de definitieve jaarrekening en slotbalans. Ten eerste is dit in strijd met onze afspraken.
Tijdens onze bespreking hebt u mij aangegeven dat er facturen openstaan, maar dat u bereid bent de werkzaamheden voort te zetten en de definitieve jaarrekening en slotbalans op te stellen, zonder eerst betaling van de “oude” openstaande facturen te eisen. U gaf aan hier zelf ook veel belang bij te hebben. De vader van voormalig mede-vennoot [betrokkene 1] was volgens u bereid om in de ondernemingen te investeren als er een spoedige financiele afwikkeling zou plaatsvinden met cliënte. U zou dan ook snel betaald kunnen krijgen. (…)
Door uw weigering om de jaarrekeningen en slotbalans correct en definitief op te maken schiet u toerekenbaar tekort en/of handelt u onrechtmatig jegens cliënte. (…)
Tot mijn grote verbazing probeert u mijn cliënte nu ook nog eens onder druk te zetten en haar tot betaling van “oude” facturen te bewegen door haar faillissement aan te vragen. (…)
Daarnaast klopt uw vermeende vordering in het faillissementsverzoek van geen kant. Er zou op grond van verschillende facturen uit 2015, 2016, 2017, 2018 en 2019 nog een totaalbedrag openstaan ad € 26.508,38. Ten eerste heeft cliënte nimmer betalingsherinneringen van die facturen ontvangen. Bovendien stemt de vermeende vordering niet overeen met de interne administratie van uw eigen laatste concept-jaarrekening. (…)
Daar komt nog bij dat in uw offerte voor de te verrichten werkzaamheden d.d. 30 januari 2015 de jaarlijkse kosten zijn begroot op een bedrag ad € 5.760,--. In alle jaren is meer dan dit bedrag betaald. (…)
Daarnaast is cliënte gerechtigd haar eventuele betalingsverplichting op te schorten, zolang u weigert de overeengekomen werkzaamheden te verrichten en daarmee toerekenbaar tekortschiet. Cliënte doet, voor zover nodig, bij deze nadrukkelijk een beroep op haar opschortingsrecht. (…)
Mocht u zich op opschorting van afgifte van voornoemde stukken willen beroepen, dan verwijs ik u naar gedragsregel 21 lid 5. Opschorting is niet toegestaan als hierdoor dermate schade ontstaat bij de klant die niet in redelijke verhouding staat tot de nog openstaande declaraties. Daar is hier sprake van. (…)’
2.7.
Bij e-mail van 1 november 2019 heeft de gemachtigde van [eis.conv./verw.reconv.] onder meer als volgt op de voornoemde brief gereageerd (productie 6 bij conclusie van antwoord in reconventie):
‘(…) Cliënte doet reeds sinds vele jaren de administratie van [betrokken bedrijf 1] Met ingang van 1 september jl. is de vennootschap evenwel ontbonden en heeft uw cliënte de bakkerij als eenmanszaak voortgezet. Op de door cliënte verrichte werkzaamheden zijn de NOAB-leveringsvoorwaarden van overeenkomstige toepassing. (…)
Op grond van artikel 11 is cliënte vanwege de wanbetaling van de vennootschap én vanwege de recente liquidatie van de vennootschap, onder meer gerechtigd om:
  • een gegeven opdracht te beëindigen;
  • vooruitbetaling dan wel zekerheidsstelling te verlangen alvorens verdere werkzaamheden te verrichten;
  • de levering van haar diensten op te schorten. (…)
In artikel 17 sub d is verder bepaald dat uw cliënte binnen twee weken na ontvangst van de facturen/declaraties had moeten reclameren wanneer zij het niet eens zou zijn met deze facturen.
Vanaf 2015 t/m 2019 heeft de vennootschap facturen onbetaald gelaten ten bedrage van in totaal € 28.347,58 exclusief rente en kosten. Het grootste deel van dit bedrag, te weten een bedrag van € 20.107,48, heeft betrekking op de jaren 2015 t/m 2017. (…)
De recente beëindiging van de vennootschap in september 2019 maakt verder dat cliënte het recht heeft zich te beroepen op artikel 11 van de onderhavige voorwaarden. Deze beëindiging is immers een nieuwe omstandigheid waar in juni 2019 nog geen sprake van was. Gezien de hoogte van de openstaande facturen is het opschorten van de werkzaamheden door cliënte beslist niet disproportioneel te noemen. Het is dan ook niet cliënte maar uw cliënte die toerekenbaar tekortschiet en/of onrechtmatig handelt. Uw cliënte komt dientengevolge geen recht toe om haar betalingsverplichtingen op te schorten.
Over de hoogte van de verzonden facturen valt ook niet meer te discussiëren, nu de in artikel 17 genoemde termijn om te reclameren reeds ruimschoots (voor de meeste facturen zelfs vele jaren) is verstreken.
Uw cliënte is diverse malen over de openstaande facturen gesommeerd.(…)
Daar komt bij dat cliënte ook nog een vordering heeft op [betrokken bedrijf 2] ten bedrage van ruim € 7.500,00 inclusief rente en kosten. (…)
Zoals gezegd is cliënte in het geheel niet uit op het faillissement van uw cliënte (waarom zou zij?), maar vanwege de al vele jaren openstaande facturen en de weigering van uw cliënte om deze te betalen, kon cliënte niet anders dan tot het aanvragen van het faillissement over te gaan.
Mocht bovengenoemde uiteenzetting voor uw cliënte reden zijn om toch een (betalings-) voorstel te doen, dan verneem ik dat graag. (…)’
2.8.
Vervolgens is er enige tijd gecorrespondeerd door de gemachtigde van [eis.conv./verw.reconv.] met de advocaten van [gedn.conv./eis.reconv.] over een regeling met betrekking tot de vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.] op [betrokken bedrijf 1] en [betrokken bedrijf 2] Het overleg dat in dat kader is gevoerd heeft geresulteerd in de volgende regeling die is weergegeven in een e-mail van 6 januari 2020 van de gemachtigde van [eis.conv./verw.reconv.] , aan de advocaten van [gedn.conv./eis.reconv.] (productie 4 bij dagvaarding):
‘(…) In antwoord op bijgaande mailwisseling, deel ik u mee dat cliënte kan instemmen met de besproken punten. Zie ik het goed dan zijn partijen ter beslechting van hun geschil het volgende overeengekomen:
mevr. [ged.conv./eis.reconv. 2] en dhr. [ged.conv./eis.reconv. 1] betalen voor beide dossiers aan cliënte tegen finale kwijting over en weer een bedrag van € 30.000,00. Dit bedrag dient te worden verminderd met de reeds gedane betalingen van in totaal € 1.500,00;
mevr. [ged.conv./eis.reconv. 2] en dhr. [ged.conv./eis.reconv. 1] zijn hoofdelijk voor de onderhavige vordering aansprakelijk;
de betaling van dit bedrag dient te geschieden in maandelijkse termijnen van € 555,00 met ingang van 15 januari 2020;
over het overeengekomen bedrag is de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf genoemde datum tot het moment dat de vordering volledig is voldaan;
indien de regeling niet (tijdig) wordt nagekomen, is het restant van het overeengekomen bedrag ineens en geheel opeisbaar en is een extra betaling/boete verschuldigd van € 2.500,00;
de door cliënte aanhangig gemaakte faillissementsaanvrage zal worden ingetrokken. (…)’
2.9.
Zowel de advocaat van [ged.conv./eis.reconv. 1] als de advocaat van [ged.conv./eis.reconv. 2] heeft bij e-mail van diezelfde dag namens hun cliënt bevestigd de regeling als weergegeven onder 2.8 te zijn overeengekomen. Zij verzoeken beiden een afschrift van de intrekking van het faillissementsverzoek toe te zenden.
2.10.
In het kader van de overeengekomen regeling is eenmalig een bedrag van € 555,00 aan [eis.conv./verw.reconv.] voldaan.

3.De vordering in conventie

3.1.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert, na eisvermeerdering, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk veroordeelt:
A. om aan [eis.conv./verw.reconv.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 33.844,11 vermeerderd met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente, over € 31.000,00 vanaf de datum van de inleidende dagvaarding (19 juli 2021) tot en met de dag van de algehele voldoening;
in de kosten van onderhavige procedure, een bedrag aan salaris voor de gemachtigde van [eis.conv./verw.reconv.] daaronder begrepen.
3.2.
[eis.conv./verw.reconv.] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Per 15 februari 2020 is [gedn.conv./eis.reconv.] in gebreke gebleven met de nakoming van zijn betalingsverplichtingen uit de tussen partijen ter beslechting van het geschil gesloten overeenkomst, reden waarom [eis.conv./verw.reconv.] exclusief de betaling van € 555,00 in totaal van [gedn.conv./eis.reconv.] een bedrag aan hoofdsom te vorderen heeft van € 31.000,00 (€ 30.000,00 - € 1.500,00 + € 2.500,00). Verder maakt [eis.conv./verw.reconv.] overeenkomstig artikel 6:119a BW aanspraak op vergoeding van de wettelijke handelsrente vanaf de datum van het verzuim van [gedn.conv./eis.reconv.] , welke rente tot aan de datum van dagvaarding is berekend op een bedrag van € 3.399,11.

4.Het verweer in conventie

4.1.
[ged.conv./eis.reconv. 1] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [eis.conv./verw.reconv.] in haar vordering, dan wel tot afwijzing van haar vordering, met veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van [eis.conv./verw.reconv.] in de volledige kosten van de procedure waaronder ook begrepen de nakosten.
4.2.
[ged.conv./eis.reconv. 1] stelt in het kader van zijn verweer dat de regeling tussen [eis.conv./verw.reconv.] en [gedn.conv./eis.reconv.] onder misbruik van omstandigheden (als bedoeld in artikel 3:44 BW) tot stand is gekomen en daarom vernietigbaar is. In reconventie vordert [ged.conv./eis.reconv. 1] gelet daarop vernietiging van deze overeenkomst.

5.De vordering in reconventie

5.1.
[ged.conv./eis.reconv. 1] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. de tussen [ged.conv./eis.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv.] tot stand gekomen overeenkomst vernietigt, of althans de betalingsverplichting van [ged.conv./eis.reconv. 1] aan [eis.conv./verw.reconv.] , zoals beschreven en weergegeven in de dagvaarding bij punt 5, op grond van misbruik van omstandigheden;
II. [eis.conv./verw.reconv.] veroordeelt in de proceskosten, daaronder uitdrukkelijk begrepen het salaris gemachtigde en de nakosten.

6.Het verweer in reconventie

6.1.
[eis.conv./verw.reconv.] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [ged.conv./eis.reconv. 1] in zijn vordering, dan wel tot afwijzing van deze vordering met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv. 1] in de kosten van de procedure, alsmede in de nakosten.
6.2.
Ter onderbouwing van dit standpunt betwist [eis.conv./verw.reconv.] dat sprake is van de voor een geslaagd beroep op artikel 3:44 lid 1 jo. 4 BW geldende vereisten van (achtereenvolgens) bijzondere omstandigheden, misbruik en causaal verband. Het verweer van [eis.conv./verw.reconv.] zal hieronder waar nodig aan de orde komen.

7.De beoordeling

in conventie

7.1.
[ged.conv./eis.reconv. 2] is niet in het geding verschenen. Omdat ten aanzien van haar de bij de wet voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, is tegen haar verstek verleend. De andere gedaagde, [ged.conv./eis.reconv. 1] , is wel in het geding is verschenen en daarom wordt het onderhavige vonnis op grond van het bepaalde in artikel 140 lid 3 Rv als een vonnis op tegenspraak beschouwd.
7.2.
Dat tussen partijen een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen (als weergegeven onder nummer 2.8) is niet in geschil. Evenmin is de inhoud van deze vaststellingsovereenkomst in geschil. Wat partijen wel verdeeld houdt is de vraag of sprake is van misbruik van omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 BW. Als dat het geval is, is de overeenkomst vernietigbaar (en kan de vordering in conventie niet worden toegewezen). Omdat [ged.conv./eis.reconv. 1] zich op misbruik van omstandigheden beroept, ligt de stelplicht en bewijslast dat voldaan is aan de daarvoor geldende vereisten bij [ged.conv./eis.reconv. 1] .
7.3.
Ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van misbruik van omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 lid 3 BW voert [ged.conv./eis.reconv. 1] het volgende aan. [gedn.conv./eis.reconv.] was het niet eens met de vordering die [eis.conv./verw.reconv.] pretendeerde te hebben. Gezien de benarde situatie waarin [ged.conv./eis.reconv. 1] verkeerde (bestaande uit, zo begrijpt de rechtbank, i) gezondheidsproblemen, (ii) financiële problemen ten gevolge van de crisis en een brand, (iii) problematiek met betrekking tot de dekking van de verzekering, (iv) relationele problemen en tot slot (v) problematiek met betrekking tot de vraag wie de onderneming voort zou zetten) en onder de druk van een faillissement zag hij evenwel geen andere mogelijkheden dan met de door [eis.conv./verw.reconv.] voorgestelde regeling akkoord te gaan. Onder normale omstandigheden (waarin het misbruik niet zou hebben plaatsgevonden) zou hij nooit met de regeling hebben ingestemd. [eis.conv./verw.reconv.] wist dat en heeft om die reden bewust voor het faillissementsmiddel gekozen.
7.4.
Uit de brief van mr. Pierik van 30 oktober 2019 blijkt dat [eis.conv./verw.reconv.] bereid was om de benodigde werkzaamheden te verrichten, zonder dat zij moeilijk zou doen over enkele oude openstaande facturen. In weerwil van de gemaakte afspraken heeft [eis.conv./verw.reconv.] er plotseling voor gekozen haar werkzaamheden op te schorten en betalingen van de facturen te vorderen. [eis.conv./verw.reconv.] had geen enkel belang bij het faillissement en wist dat betaling van de gepretendeerde vordering in geen geval mogelijk was. De bevoegdheid om het faillissement aan te vragen is enkel en alleen uitgeoefend met het doel [ged.conv./eis.reconv. 1] te bewegen akkoord te gaan met een bedrag, een veel hoger bedrag, dan waarop [eis.conv./verw.reconv.] eigenlijk recht had.
Misbruik van omstandigheden?
7.5.
In het eerste lid van artikel 3:44 BW is bepaald dat een rechtshandeling vernietigbaar is wanneer zij door bedreiging, door bedrog of door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Misbruik van omstandigheden is aanwezig, zo volgt uit het vierde lid van voornoemd artikel, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
7.6.
Voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is dus onder meer vereist dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Het gaat dan om omstandigheden die maken dat degene die daarin verkeert, als gevolg daarvan onvrij is en daardoor in een zwakke positie verkeert waarvan een ander misbruik kan maken. De lat voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden ligt dus hoog omdat de rechtszekerheid gediend is bij het gezamenlijk beëindigen van een geschil in een vaststellingsovereenkomst. Gesteld noch gebleken is dat van zulke bijzondere omstandigheden sprake is.
7.7.
De rechtbank stelt in dat kader voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 2 november 1979,
NJ1980, 429 (Brandwijk/Brandwijk BV) het enkele feit dat men zich in geldnood bevindt waarvan de wederpartij op de hoogte is, niet zonder meer de conclusie wettigt dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Het grootste gedeelte van de door [ged.conv./eis.reconv. 1] in dit kader gestelde omstandigheden zijn financieel van aard en op zichzelf dus onvoldoende om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van bijzondere omstandigheden (waarvan een ander misbruik kan maken).
7.8.
Belangrijker evenwel is dat ook de overige door [ged.conv./eis.reconv. 1] aangevoerde omstandigheden, zoals de gezondheids- en relationele problemen, voor zover deze vast zouden komen te staan (hetgeen met betrekking tot de stelling dat [eis.conv./verw.reconv.] een hoger bedrag zou hebben bedongen dan waarop zij recht heeft, niet het geval is), [gedn.conv./eis.reconv.] noch op zichzelf beschouwd, noch in combinatie met de gestelde omstandigheden van financiële aard kunnen baten. Zowel [ged.conv./eis.reconv. 1] als [ged.conv./eis.reconv. 2] zijn in de onderhandelingen met [eis.conv./verw.reconv.] over de openstaande vorderingen (resulterend in de vaststellingsovereenkomst) vertegenwoordigd door een advocaat die bovendien deze onderhandelingen voor hen voerde. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat een partij die vertegenwoordigd wordt door een ter zake deskundig adviseur zich in een zwakke positie bevindt waarvan een ander misbruik kan maken. De vaststellingsovereenkomst is reeds gelet hierop niet vernietigbaar op grond van misbruik van omstandigheden als bedoeld in artikel 3:44 BW. Hetgeen partijen overigens in dit kader nog hebben aangevoerd behoeft met het voorgaande geen bespreking meer, nu dit niet tot een ander oordeel leidt.
Vordering tot nakoming vaststellingsovereenkomst
7.9.
[eis.conv./verw.reconv.] vordert, zo begrijpt de rechtbank, nakoming van de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Deze vaststellingsovereenkomst en de inhoud daarvan (waaronder de hoogte van de vordering) is niet betwist en staat dus vast. In deze overeenkomst is betaling van een bedrag van in hoofdsom € 30.000,00 overeengekomen, waarop een betaling van € 1.500,00 in mindering dient te worden gebracht (zo volgt uit punt 1 van de vaststellingsovereenkomst). In het kader van deze regeling is eenmalig een bedrag van € 555,00 voldaan. Tevens is op grond van deze overeenkomst een boete/extra betaling van € 2.500,00 verschuldigd omdat -zoals tussen partijen evenmin in geschil is- de regeling niet is nagekomen. Het voorgaande betekent dat in hoofdsom een bedrag van € 30.445,00 (€ 30.000,00 - € 1.500,00 - € 555,00 + € 2.500,00) zal worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
7.10.
[eis.conv./verw.reconv.] maakt aanspraak op vergoeding van de wettelijke handelsrente vanaf de datum van het verzuim van [gedn.conv./eis.reconv.] De rechtbank begrijpt de vordering van [eis.conv./verw.reconv.] zo dat -ook op dit punt-nakoming van de vaststellingsovereenkomst wordt gevorderd. [ged.conv./eis.reconv. 1] heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Door [eis.conv./verw.reconv.] is verder onweersproken gesteld dat [gedn.conv./eis.reconv.] in gebreke is met het verrichten van betalingen op grond van de vaststellingsovereenkomst per 15 februari 2020. Gelet daarop en gelet op de tekst van de vaststellingsovereenkomst stelt de rechtbank vast dat [gedn.conv./eis.reconv.] op grond van artikel 6:83 sub a BW per voornoemde datum in verzuim is komen te verkeren. De wettelijke handelsrente als contractueel overeengekomen rente over de hoofdsom (van € 30.445,00) is dan ook toewijsbaar vanaf die datum.
7.11.
[gedn.conv./eis.reconv.] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. In deze procedure heeft er een verwijzing van de kantonrechter naar de handelskamer plaatsgevonden. Dat betekent dat voor de proceshandelingen die voorafgaand aan deze verwijzing zijn verricht, het liquidatietarief van de kantonrechter wordt toegepast en voor de proceshandelingen die na de verwijzing zijn verricht, het liquidatietarief van de handelskamer.
De kosten aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] worden begroot op:
- dagvaarding € 107,01
- overige explootkosten 100,32
- griffierecht 1.063,00
- salaris advocaat (kanton) 996,00 (2,0 punten × tarief € 498,00)
- salaris advocaat (handel)
721,00(1,0 punt × tarief € 721,00)
Totaal € 2.987,33
in reconventie
7.12.
Omdat er geen sprake is van misbruik van omstandigheden ex artikel 3:44 BW (de rechtbank verwijst naar hetgeen onder 7.5 tot en met 7.8 is overwogen) wordt de vordering tot vernietiging van de tussen [eis.conv./verw.reconv.] en [gedn.conv./eis.reconv.] gesloten vaststellingsovereenkomst afgewezen.
7.13.
[ged.conv./eis.reconv. 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld waarbij opnieuw een uitsplitsing wordt gemaakt in de tarieven voor de kantonrechter en de tarieven voor de handelskamer. De kosten aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] worden begroot op:
- salaris advocaat (kanton) € 498,00 (2,0 punten × factor 0,5 x tarief € 498,00)
- salaris advocaat (handel)
360,50(1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 721,00)
Totaal € 858,50

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eis.conv./verw.reconv.] te betalen een bedrag van € 30.445,00 (dertig duizendvierhonderdvijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over dit bedrag met ingang van 15 februari 2020 tot de dag van volledige betaling,
8.2.
veroordeelt [gedn.conv./eis.reconv.] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] tot op heden begroot op € 2.987,33,
8.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.5.
wijst de vorderingen af,
8.6.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eis.conv./verw.reconv.] tot op heden begroot op € 858,50,
8.7.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ged.conv./eis.reconv. 1] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Jansen en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2022.