ECLI:NL:RBGEL:2022:3133

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
C/05/386286 / HA ZA 21-172
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door scheefstaande stalen buispalen en pilonsteunen van zandwinningsinstallatie

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap naar Duits recht, schadevergoeding van de gedaagde, een ingenieursbureau, wegens schade aan stalen buispalen en pilonsteunen van een zandwinningsinstallatie. De eiseres had de gedaagde ingeschakeld voor het maken van een palenplan voor de buispalen waarop de installatie zou komen te staan. Na de plaatsing van de buispalen bleek dat deze scheef stonden, wat de eiseres toeschreef aan een fout in het ontwerp van de gedaagde. De rechtbank oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat de schade het gevolg was van een fout in het ontwerp. De rechtbank stelde vast dat het ontwerp een concept was en dat de gedaagde niet aansprakelijk kon worden gehouden voor de schade die was ontstaan na de uitvoering van de werkzaamheden op basis van dit concept. De eiseres had niet aangetoond dat de buispalen waren geproduceerd op basis van het voorlopige ontwerp en niet op basis van een later, definitief ontwerp dat door de gedaagde was gemaakt. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/386286 / HA ZA 21-172 / 1599 / 650
Vonnis van 22 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap naar Duits recht
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] .,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.M.H.W. Bindels te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 9 februari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] houdt zich bezig met de realisatie van staalconstructies. [gedaagde] is een ingenieursbureau dat onder andere calculaties verricht voor staalconstructies. [eiseres] en [gedaagde] hebben in het verleden vaker met elkaar gewerkt.
2.2.
[eiseres] is in 2018 ingeschakeld door een samenwerkingsverband van [partij] B.V. (hierna: [partij] ), [partij] B.V. en [partij] B.V. Het samenwerkingsverband werd aangeduid als [samenwerkingsverband] (hierna: [samenwerkingsverband] ).
2.3.
[samenwerkingsverband] heeft [eiseres] en B&D Process Equipment B.B. (hierna: B&D) ingeschakeld om een zandwinningsinstallatie te verplaatsen van Lent naar Beuningen. Daarnaast moest de installatie worden uitgebreid met een extra constructie waarvan onderdeel was een voorzeefinstallatie met transportbanden (hierna: de bandconstructie). [samenwerkingsverband] heeft aan [eiseres] opdracht gegeven de buispalen ten behoeve van de installatie te vervaardigen en te plaatsen. B&D heeft de voorbereiding van de verplaatsing en sondering verzorgd.
2.4.
[eiseres] heeft op 25 mei 2018 [gedaagde] ingeschakeld om te assisteren bij het maken van een palenplan voor de buispalen waarop de installatie (inclusief de bandconstructie) zou komen te staan op de nieuwe locatie in Beuningen (hierna: de opdracht). De opdracht is mondeling verstrekt door [eiseres] en mondeling aanvaard door [gedaagde] .
2.5.
[gedaagde] heeft op 5 september 2018 aan [eiseres] een palenplan met bijbehorende berekeningen gestuurd (hierna: het (voor)ontwerp). Dit document vermeldt onderaan als onderwerp ‘(voor)ontwerp Stalenbuispalen’ en is voorzien van een stempel ‘CONCEPT’.
2.6.
Bij de overgelegde stukken bevindt zich een opdrachtbevestiging van 23 september 2019 van [gedaagde] aan [partij] (hierna: de opdrachtbevestiging) die, voor zover relevant, als volgt luidt:
“Betreft: Fundatieberekening Zandinstallatie te Beuningen
(…)
Hierbij doen wij u onze opdrachtbevestiging toekomen voor de constructieve advisering van bovengenoemd project.
(…)
1.2
Basisgegevens:
- Uw aanvraag d.d. 20-09-2019
(…)
3. Gegevens en informatie door de opdrachtgever ter beschikking te stellen:
3.1
De opdrachtgever stelt voorafgaand aan de aanvang van de werkzaamheden van de adviseur de volgende gegevens en informatie ter beschikking en staat voor de juistheid en volledigheid daarvan in:
a. bouwkundige tekeningen van de nieuwe situatie
b. tekeningen van de bestaande situatie
c. informatie met betrekking tot belendingen en grondgesteldheid
(…)”
2.7.
In de zomer van 2020 zijn de stalen buispalen geplaatst en is de zandwinnings-installatie in gebruik genomen. Op 29 juli 2020 heeft [samenwerkingsverband] [eiseres] bericht dat de pilonsteunen die rusten op twee buispalen (genummerd 36 en 37) van de bandconstructie, scheef stonden.
2.8.
[eiseres] heeft op 30 juli 2020 [gedaagde] op de hoogte gesteld van het probleem. [gedaagde] heeft op 3 augustus 2020 onderzoek ter plaatse ingesteld waarbij bleek dat zowel de buispalen 36 en 37 als de pilonsteunen scheef waren gedrukt.
2.9.
[gedaagde] heeft een rapport van 4 augustus 2020 gemaakt met daarin een voorstel voor herstel (hierna: het rapport). In het rapport staat, samengevat, dat de palen 36 en 37 uit het lood zijn gedrukt door de horizontale druk van zandophopingen waardoor de scheefstand is ontstaan en dat de constructie van de transportbanden niet op horizontale gronddruk wordt uitgerekend.
2.10.
Bij brief van 19 oktober 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk gesteld. Zij schrijft dat [gedaagde] bij het opstellen van het ontwerp een fout moet hebben gemaakt omdat [eiseres] een te kleine diameter heeft voorgeschreven voor palen 36 en 37, waardoor de palen zijn scheefgezakt. Verder schrijft [eiseres] dat [samenwerkingsverband] door een derde nieuwe, zwaardere palen heeft laten plaatsen en [eiseres] kosten heeft moeten maken voor het overzetten van de pilonsteunen op de nieuwe palen. [eiseres] schrijft dat [samenwerkingsverband] haar schade voorlopig grofweg begroot op € 30.000,00 en dat [eiseres] zelf kosten (van € 2.959,50) heeft moeten maken door de fout. [eiseres] schrijft dat zij [gedaagde] aansprakelijk stelt voor de gemaakte fouten en maakt ook aanspraak op de wettelijke handelsrente van 8%.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag ten titel van schadevergoeding van € 37.888,78, te vermeerderen met een dagrente van € 8,36 vanaf 9 maart 2021, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft in opdracht van [eiseres] een berekening gemaakt van de sterkte van de buispalen voor de bandconstructie en heeft daarbij een fout gemaakt waardoor schade is ontstaan aan buispalen 36 en 37. [gedaagde] wist dat op basis van het (voor)ontwerp buispalen werden aangeschaft en geplaatst en heeft niet gezegd dat het (voor)ontwerp niet definitief zou zijn. [gedaagde] heeft ook geen nadere informatie gevraagd aan [eiseres] om de berekening te kunnen maken. [gedaagde] moet de hierdoor veroorzaakte schade vergoeden aan [eiseres] . De schade bestaat uit het bedrag van € 32.525,00 dat [samenwerkingsverband] voor herstel van de buispalen heeft ingehouden op de facturen van [eiseres] , een bedrag van € 2.959,50 aan herstelkosten voor de buispalen gemaakt door [eiseres] zelf, en een bedrag van € 2.959,14 aan kosten van juridische bijstand. [gedaagde] heeft erkend dat zij een fout heeft gemaakt en dat zij de schade tot een bedrag van € 6.000,00 zal vergoeden, wat zij niet heeft gedaan. [eiseres] beroept zich tot slot op verrekening van de schade met een drietal facturen van [gedaagde] en de Duitse vennootschap van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] betwist primair dat zij aansprakelijk is voor de gestelde schade. Zij voert hiertoe (allereerst) aan dat de berekening een voorlopig ontwerp was op basis waarvan niet mocht worden gebouwd, wat [eiseres] wist en wat ook op het (voor)ontwerp stond vermeld. Voor zover [eiseres] op basis van de berekening heeft gebouwd en hierdoor schade is ontstaan, is [gedaagde] niet aansprakelijk omdat zij geen fout heeft gemaakt en geen op haar rustende zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. [gedaagde] betwist (ten tweede) dat de werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd op basis van het (voor)ontwerp, omdat [gedaagde] in opdracht van [partij] op 1 november 2019 een definitieve berekening heeft aangeleverd en aannemelijk is dat de werkzaamheden op basis daarvan zijn verricht. Eventuele schade die is ontstaan door de definitieve berekening vindt niet zijn grondslag in de opdracht tussen [eiseres] en [gedaagde] . Voor zover aansprakelijkheid van [gedaagde] toch wordt aangenomen, betwist [gedaagde] subsidiair dat zij de (volledige) schade moet vergoeden gezien de toepasselijke algemene voorwaarden van [gedaagde] . Tot slot betwist [gedaagde] de gestelde schade(omvang) en het beroep van [eiseres] op verrekening.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil vormt de vraag of [gedaagde] een fout heeft gemaakt bij uitvoering van de opdracht die [eiseres] aan haar heeft gegeven en of [eiseres] als gevolg hiervan schade heeft geleden. [eiseres] stelt dat door een fout in het (voor)ontwerp de buispalen 36 en 37 zijn verschoven, dat [gedaagde] de daardoor ontstane schade aan [eiseres] moet vergoeden en dat [gedaagde] de fout heeft erkend en heeft toegezegd de schade (gedeeltelijk) te vergoeden. Nu [gedaagde] heeft betwist dat zij de fout heeft erkend en de schade zal vergoeden en [eiseres] haar stelling niet nader heeft onderbouwd, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
4.2.
[gedaagde] betwist (onder meer) het causaal verband tussen enerzijds de gestelde schade en anderzijds het (voor)ontwerp. Zij heeft haar betwisting als volgt onderbouwd. Zij stelt dat niet kan worden aangenomen dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd op basis van het (voor)ontwerp. Het (voor)ontwerp was slechts een ‘praatplaatje’ en bedoeld om een inschatting van de kosten te kunnen maken door [eiseres] . Het (voor)ontwerp was ook maar gebaseerd op twee sonderingen. Nadat [gedaagde] het (voor)ontwerp had gemaakt, heeft [gedaagde] ruim een jaar later in opdracht van [partij] (zie 2.6) de definitieve berekeningen en tekeningen (gedateerd 1 november 2019) gemaakt. Het definitieve ontwerp van de stalen buispalen is gebaseerd op veel meer sonderingen. Dat is ook nodig omdat ter plaatse van elke paal duidelijk moet zijn hoe de grondgesteldheid is. Alleen op basis van een definitief ontwerp kan een bouwvergunning voor de installatie zijn aangevraagd door [partij] en kunnen de palen zijn geproduceerd door de palenfabrikant.
4.3.
De rechtbank oordeelt dat [eiseres] tegenover deze gemotiveerde betwisting onvoldoende heeft gesteld om te kunnen concluderen dat de palen zijn geproduceerd op basis van het in opdracht van [gedaagde] opgestelde (voor)ontwerp en niet op basis van het later in opdracht van [partij] opgestelde definitieve ontwerp, en dat zij dus door een fout in het (voor)ontwerp schade heeft geleden. Tussen partijen staat vast dat [partij] in september 2019 rechtstreeks opdracht heeft gegeven aan [gedaagde] om een definitieve berekening voor het project te maken (zie 2.6). Niet ter discussie staat ook dat [samenwerkingsverband] vervolgens opdracht heeft gegeven aan de palenfabrikant om de (funderings)palen te produceren en te plaatsen. Onder deze omstandigheden had het op de weg van [eiseres] gelegen om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat de palenfabrikant desalniettemin op basis van een in opdracht van [eiseres] opgestelde voorlopige berekening de palen zou hebben geproduceerd. Dit geldt temeer nu dat (voor)ontwerp is voorzien van een stempel ‘CONCEPT’. Nu [eiseres] dit heeft nagelaten, moet het ervoor worden gehouden dat [samenwerkingsverband] aan de palenfabrikant het definitieve ontwerp heeft gegeven om de palen te maken en de palen op basis daarvan zijn geproduceerd. Voor zover al een berekeningsfout is gemaakt in het definitieve ontwerp (wat niet vaststaat) en hierdoor de palen 36 en 37 zijn scheefgezakt, valt dit buiten de opdracht die [eiseres] op 25 mei 2018 aan [gedaagde] heeft gegeven. Zelfs indien het (voor)ontwerp en het definitieve ontwerp inhoudelijk hetzelfde zouden zijn (wat niet vaststaat), maakt dit het voorgaande niet anders. Ook dan is immers het definitieve ontwerp gebruikt voor fabricage van de buispalen. Zodoende ontbreekt het causaal verband tussen de (gestelde fout in) het (voor)ontwerp en de gestelde schade.
4.4.
Ook als de werkzaamheden wel zijn verricht op basis van het (voor)ontwerp, is [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank niet aansprakelijk voor de (gestelde) schade van [eiseres] omdat het (voor)ontwerp een conceptversie was op basis waarvan geen werkzaamheden mochten worden verricht. Indien en voor zover [eiseres] dit toch heeft gedaan en daardoor schade heeft geleden, komt dit voor haar rekening en risico. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.5.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] niet aan haar heeft verteld dat het (voor)ontwerp een conceptversie was op basis waarvan [eiseres] geen werkzaamheden mocht uitvoeren, wat door [gedaagde] is betwist. Of [gedaagde] [eiseres] dit heeft verteld kan echter in het midden blijven. Op het (voor)ontwerp staat namelijk een stempel ‘CONCEPT’ en de volgende tekst: “
Algemene opmerkingen: Bijgaand ontvangt u het constructieve ONTWERP betreffende ondergenoemde project. Wij merken hierbij op, dat alle genoemde profielen en afmetingen bepaald zijn aan de hand van globale berekeningen. Hieraan mogen derhalve GEEN bindende conclusies, afspraken of contracten worden verbonden !! De in een later stadium uit te voeren definitieve sterkteberekeningen kunnen veranderingen in het ontwerp noodzakelijk maken.” De rechtbank is van oordeel dat hieruit duidelijk blijkt dat het (voor)ontwerp een conceptversie was op basis waarvan niet mocht worden gebouwd. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat [gedaagde] ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat voor het (voor)ontwerp slechts twee sonderingen waren gedaan, wat ook uit het (voor)ontwerp blijkt, en dat zij aan [eiseres] mondeling heeft medegedeeld dat meer sonderingen nodig waren om een definitieve berekening te kunnen maken.
4.6.
Aan de stelling van [eiseres] dat zij in het verleden wel vaker op basis van conceptversies van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht, gaat de rechtbank voorbij. Gelet op de in 4.5 weergegeven waarschuwing heeft zij dat ook in die gevallen voor eigen rekening en risico gedaan, tenzij [gedaagde] expliciet had bevestigd dat het definitieve ontwerp niet afweek van het voorlopige ontwerp en dat dus op basis daarvan kon worden geproduceerd. In dit geval is in ieder geval niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] een dergelijke bevestiging heeft gegeven. Om die reden zal ook het ter zitting gedane bewijsaanbod dat zij vaker van [gedaagde] een ‘voorlopig ontwerp’ kreeg wat eigenlijk definitief was, worden gepasseerd.
4.7.
De slotsom is dat [gedaagde] niet aansprakelijk is voor de door [eiseres] gestelde schade. De vordering zal daarom worden afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking.
4.8.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde] heeft veroordeling van [eiseres] in de daadwerkelijke advocaatkosten gevorderd.
4.9.
De vordering van de [gedaagde] is slechts toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering of het doen van het verzoek of het voeren van verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als een partij haar vordering c.q. verzoek of verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het voeren van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (vgl. Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360). Naar het oordeel van de rechtbank is in deze procedure geen sprake van omstandigheden die een veroordeling in de werkelijke proceskosten rechtvaardigen, nog daargelaten dat de [gedaagde] haar vordering op dit punt niet heeft onderbouwd. Dit betekent dat aansluiting zal worden gezocht bij het geldende liquidatietarief.
4.10.
De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht 2.076,00
- salaris advocaat
1.442,00(2,0 punten × tarief III € 721,00)
Totaal € 3.518,00
4.11.
De wettelijke rente over de proceskostenveroordeling komt voor vergoeding in aanmerking en zal worden toegewezen als hierna in de beslissing zal worden bepaald.
4.12.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.518,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022.