ECLI:NL:RBGEL:2022:3423

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
9509092
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in huurzaak met betrekking tot servicekosten en KKVV applicatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 1 juli 2022 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiser] en [gedaagde 1], alsmede HuurEnWoon B.V. De procedure volgde op een huurovereenkomst die op 9 januari 2017 was gesloten, waarbij [eiser] een woonruimte huurde van [gedaagde 1]. De zaak betreft onder andere de vordering van [eiser] tot terugbetaling van teveel betaalde servicekosten over de jaren 2018 en 2019, alsook de vraag of de kosten voor het gebruik van de KKVV applicatie door HuurEnWoon aan [eiser] in rekening mochten worden gebracht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] recht heeft op een terugbetaling van € 199,04, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft geoordeeld dat de verplichting tot betaling voor het gebruik van de KKVV applicatie niet van [eiser] gevraagd mocht worden. De vorderingen van [gedaagde 1] in reconventie zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9509092 \ CV EXPL 21-3034 \ 25115 \ 44219
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde Stichting Huurteams Nijmegen
tegen

1.[gedaagde 1]

wonende te [woonplaats]
2.de besloten vennootschap
HUURENWOON B.V.
gevestigd te Nijmegen
gedaagde partijen in conventie
eisende partijen in reconventie
gemachtigde mr. R.A.M. Saedt
Partijen worden hierna [eiser] , [gedaagde 1] en HuurEnWoon genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 december 2021 en de daarin genoemde processtukken
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties
- de mondelinge behandeling van 14 april 2022.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde 1] hebben op 9 januari 2017 een huurovereenkomst gesloten op basis waarvan [eiser] van [gedaagde 1] heeft gehuurd de woonruimte K.1.01 in de woning gelegen aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde). [eiser] heeft een waarborgsom voldaan van € 600,-. In de huurovereenkomst staat het volgende:
”(…)HUURPRIJS, SERVICEKOSTEN & OVERIGE KOSTEN
Het door de huurder aan verhuurdertotaal verschuldigde bedragis per ingangsdatum: 1 februari 2017 € ……390,75……per maand, welk bedrag bij vooruitbetaling voor of op de eerste dag van iedere maand, mitsdien voor het eerst voor of op …1 februari 2017……dient te zijn voldaan.
Hettotaal verschuldigde bedragper maand is als volgt samengesteld:
- Kale huurprijs € 280,75
- de vergoeding voor de bijkomende leveringen en diensten (servicekosten) € 95
- overige kosten € 15
………
Totaal € 390,75
LEVERINGEN EN DIENSTEN:
De door of vanwege verhuurder voor huurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten zijn in ieder geval de volgende leveringen en diensten:
(…)
Verhuurder is gerechtigd om kosten bij huurder in rekening te brengen, waarvoor hij wordt aangeslagen en de gebruiker als belastingplichtige wordt aangemerkt in verband met onder meer: zuiverings- en/of afvalstoffenheffing, waterschapslasten, rioolrecht (afhankelijk van de lokale verordening), welke betrekking hebben op het huurobject.
Deze kosten worden verrekend onder de noemer “overige kosten”.
De bijlage “Servicekosten” vormt een onderdeel van deze huurovereenkomst.
(…)
KKVV
Huurder is bekend met het feit dat de eigenaar gebruik maakt van de KKVV app om de brandveiligheid van het woongebouw te registreren en te verbeteren. Hiervoor heeft huurder de inlogcodes per e-mail ontvangen.
Huurder is verplicht om in principe mee te werken om periodieke registraties die van de huurder verwacht mogen worden m.b.t. de KKVV applicatie uit te voeren. Bij het ondertekenen van deze huurovereenkomst heeft de huurder de KKVV app. op zijn/haar telefoon gedownload en is de huurder geïnformeerd hoe de verschillende functies via de app. moeten worden gebruikt.
Vóór aanvang van de huurperiode wordt door de huurder de staat van oplevering (startsituatie) vastgelegd mbv de KKVV app. Huurder stemt er mee in dat het gehuurde, na beëindiging van de huurperiode, opnieuw via de KKVV app. wordt geregistreerd e dat het gehuurde in minimaal dezelfde staat wordt terug geleverd, als de staat waarin het gehuurde zich bevond bij het aangaan van deze huurovereenkomst. Het terugstorten van de borgsom wordt o.a. gekoppeld aan deze medewerking.
OVERIGE BEPALINGEN
(…)
6. Kosten, verband houdende met het realiseren van deze huurovereenkomst, zoals de door te belasten kosten m.b.t. de KKVV applicatie, zijn voor rekening van de huurder.(…)”
2.2.
[eiser] heeft op 9 januari 2017 tevens een overeenkomst gesloten met HuurEnWoon op grond waarvan zij de KKVV applicatie heeft mogen gebruiken. Zij heeft daarvoor € 140,00 aan HuurEnWoon betaald, bestaande uit € 75,00 aan applicatiekosten van het registratiesysteem en € 65,00 voor het verstrekken van informatie en voorlichtingen. Op de overeenkomst staat onder meer de volgende bepaling:
”(…)
Mutatiekosten:
Indien een huurder (later) intern verhuist in een woning of andere woonruimte huurt, via HuurEnWoon, worden hiervoor de kosten voor het opmaken van de nieuwe een huurovereenkomst in rekening gebracht, alsmede de administratiekosten voor de aanpassingen in het registratiesysteem.Totaal: € 35,- per mutatie(…)”
2.3.
[eiser] heeft de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde per 1 november 2019 opgezegd. Namens [eiser] en [gedaagde 1] is in september 2019 afgesproken dat de huur en servicekosten voor oktober 2019 ten bedrage van in totaal € 404,95 op de waarborgsom in mindering worden gebracht.
2.4.
[eiser] heeft de hoogte van de servicekosten over 2018 en 2019 laten toetsen door de Huurcommissie en heeft vervolgens verzet ingesteld tegen de twee uitspraken die zijn door de voorzitter op 10 mei 2021 zijn gedaan.
2.5.
Op 10 augustus 2021 heeft de huurcommissie onder zaaknummer 326138 uitspraak in verzet gedaan over de servicekosten voor 2019, waarin de servicekosten voor de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 oktober 2019 zijn vastgesteld op € 448,23.
2.6.
Op 15 september 2021 heeft de huurcommissie onder zaaknummer 344767 uitspraak in verzet gedaan, waarin de servicekosten voor 2018 zijn vastgesteld op € 1.461,26. Genoemd bedrag is vastgesteld op basis van onderstaande tabel, waarbij de post ‘servicecontracten’, ten bedrage van € 9,98, niet toewijsbaar is geacht.

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. [gedaagde 1] zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 1.175,51 (bestaande uit € 980,46 aan teveel betaalde servicekosten over 2018 en 2019 en € 195,05 ter zake van resterende borg), althans een in goede justitie te bepalen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over € 195,05 vanaf 24 januari 2020 en over € 980,46 per de datum van dit vonnis tot de dag van algehele betaling;
II. HuurEnWoon zal veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 140,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
III. voor recht zal verklaren dat verplichte betalingen voor gebruik van en/of instructie voor de KKVV applicaties niet van huurders gevraagd mag worden;
IV. voor recht zal verklaren dat de bepaling in de huurovereenkomst waarin de verrekening van de borg wordt gekoppeld aan het gebruik van de KKVV applicatie, nietig is;
V. voor recht zal verklaren dat de bepalingen waarin een huurder mutatiekosten a € 35,00 verschuldigd is voor (interne) verhuizing nietig is;
VI. [gedaagde 1] en HuurEnWoon hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] baseert haar vordering op de volgende stellingen.
[eiser] kan zich niet vinden in de uitspraken op verzet bij de huurcommissie zodat delen van de in rekening gebrachte servicekosten over 2018 en 2019 krachtens artikel 7:262 BW worden voorgelegd.
De afspraak is gemaakt dat de laatste maand huur verrekend zou worden met de borg en dat de resterende borg ten bedrage van € 195,05 uiterlijk 24 januari 2020 geretourneerd zou zijn. Dit is niet gebeurd. Het betreft een fatale termijn zodat [gedaagde 1] vanaf genoemde datum de wettelijke rente verschuldigd is tot het moment der algehele voldoening.
Met betrekking tot de KKVV applicatie stelt [eiser] primair dat door de betaling van € 140,00 en/of het verplichte gebruik van de KKVV applicatie door VWN en [gedaagde 1] voor HuurEnWoon een niet redelijk voordeel overeengekomen is ten behoeve van een derde in de zin van artikel 7:264 lid 2 BW. Doordat de bepaling nietig is, is het bedrag van € 140,00 onverschuldigd betaald.
Subsidiair stelt [eiser] dat het beding in artikel 6 van de huurovereenkomst onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233a jo. 6:237 onder j. BW. Het gevolg hiervan is dat het beding is daardoor vernietigbaar is en [eiser] na vernietiging van het beding de betaalde € 140,00 als onverschuldigd betaald terugvordert. Meer subsidiair stelt [eiser] dat HuurEnWoon zowel kosten aan haar als aan [gedaagde 1] doorberekent, wat kwalificeert als het dienen van twee heren in de zin van artikel 7:425 jo. 7:417 lid 4 BW. Het doorberekenen van de kosten voor [eiser] is niet toegestaan en zij heeft € 140,00 onverschuldigd betaald.
Onder het onderdeel KKVV van de huurovereenkomst wordt de terugbetaling van de borgsom gekoppeld aan medewerking aan de KKVV applicatie. Onderlinge verrekening is niet mogelijk nu krachtens artikel 6:127 lid 3 BW geen bevoegdheid bestaat van verrekening ten aanzien van een vordering en schuld die in gescheiden vermogens vallen. De borg is betaald aan VWN en de factuur voor de KKVV applicatie is van HuurEnWoon. Het beding is nietig. Eveneens nietig is het beding op grond waarvan een huurder € 35,00 administratiekosten dient te betalen bij een mutatie. Door dit beding heeft HuurEnWoon een onredelijk voordeel bedongen in de zin van artikel 7:264 lid 1 BW. De geleverde prestatie dient voornamelijk het belang van de verhuurder, zie HR 16-07-2021, ECLI:HR:2021:1157.
3.3.
[gedaagde 1] en HuurEnWoon voeren gemotiveerd verweer.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[gedaagde 1] vordert dat de kantonrechter de afrekening servicekosten 2019 vast zal stellen conform de als productie 14 overgelegde afrekening en [eiser] uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 177,62, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde 1] baseert zijn vordering op de volgende stellingen.
De huurcommissie heeft bij de beoordeling over het geschil omtrent de servicekosten de afrekening over 2019 niet in behandeling genomen. Deze dient alsnog bij de beoordeling te worden betrokken. Uit de afrekening volgt dat [eiser] nog een bedrag van € 177,62 dient te betalen.
4.3.
[eiser] voert gemotiveerd verweer.

5.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
de servicekosten over 2018
5.2.
Volgens de uitspraak in verzet van de huurcommissie moet [eiser] € 1.461,26 betalen aan servicekosten over 2018. Met het verzoek van [eiser] om op grond van artikel 7:262 BW delen van genoemde uitspraak te toetsen, is de binding aan de gehele uitspraak van de huurcommissie vervallen. [gedaagde 1] heeft geen verweer gevoerd en heeft aangegeven zich met betrekking tot de servicekosten over 2018 te refereren aan het oordeel van de kantonrechter. Daarom worden alleen de door [eiser] aangedragen punten beoordeeld en staat de juistheid van de uitspraak van de huurcommissie voor het overige vast.
5.3.
Volgens [eiser] moeten de volgende posten worden aangepast. Onder de post onderhoud brandblusvoorzieningen is ten onrechte
’volledige controle, fotomateriaal, rapportage (volgens KKVV)’ten bedrage van € 10,00 in rekening gebracht, omdat [eiser] geen rapportage heeft ontvangen. Verder is tweemaal kosten berekend voor een droger, zodat de eindafrekening met € 12,66 dient te worden verlaagd. Omdat [gedaagde 1] geen correcte eindafrekening heeft verstrekt, mag hij geen administratiekosten rekenen. Hiervoor is € 29,77 begroot.
Ten slotte stelt [eiser] dat de rioolheffing een eigenaarsbelasting is en daarom voor rekening van verhuurder dient te blijven en betwist zij de zuiveringsheffing omdat niet is onderbouwd dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. De heffingen bedragen respectievelijk € 19,75 en € 61,95.
5.4.
Omdat [gedaagde 1] bovenstaande stellingen niet heeft betwist worden de bedragen die voor genoemde posten in rekening zijn gebracht als gevorderd op de servicekosten in mindering gebracht, met dien verstande dat voor het onderhoud brandblusvoorzieningen slechts € 7,94 (in plaats van € 10,00) in mindering wordt gebracht, nu dat als totaalbedrag voor die kostenpost is opgevoerd (zie rechtsoverweging 2.6). Dit betekent dat [eiser] voor 2018 een bedrag van € 1.329,19 (€ 1.461,26 - € 7,94 - € 12,66 - € 29,77 - € 19,75 - € 61,95) aan servicekosten verschuldigd is. Na aftrek van € 1.320,00 aan betaalde voorschotten resteert een bedrag van € 9,19 dat door [eiser] moet worden betaald.
de servicekosten over 2019
5.5.
Zowel [eiser] als [gedaagde 1] hebben gevraagd om een herbeoordeling van de servicekosten over 2019. [eiser] stelt dat [gedaagde 1] geen afrekeningen heeft overgelegd aan de huurcommissie en dat de post roerende zaken daarom op nihil vastgesteld hadden moeten worden. [gedaagde 1] heeft in deze procedure alsnog afrekeningen overgelegd met het verzoek om deze bij de beoordeling van de servicekosten te betrekken. De door [gedaagde 1] overgelegde eindafrekening voor de servicekosten over 2019 staat hieronder weergegeven. De eindafrekening wordt als uitgangspunt genomen voor de vaststelling van de betalingsverplichting van [eiser] .
5.6.
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat [gedaagde 1] zowel kosten voor een droger als een droogtrommel in rekening heeft gebracht. De kantonrechter begrijpt uit het verweer van [eiser] dat er maar één droger aanwezig was en neemt aan dat dit de droger betreft die in 2018 is aangeschaft. De kosten die zijn gemoeid met de in 2014 aangeschafte droogtrommel, ten bedrage van € 24,95, hoeft zij daarom niet te voldoen.
5.7.
[eiser] stelt dat er ook meer jaloezieën in rekening zijn gebracht dan er in de woning aanwezig zijn, 33 in plaats van 14. Volgens [eiser] zijn er vier slaapkamers met ieder drie jaloezieën, hangen er twee jaloezieën in de woonkamer en heeft de keuken geen jaloezieën. Dit is door [gedaagde 1] ter zitting niet gemotiveerd betwist. Bovendien strookt dit aantal met de door [gedaagde 1] overgelegde factuur uit 2015 van € 1.985,00 voor 14 jaloezieën. De offerte uit 2014 van € 2.500,00 voor 19 jaloezieën geeft geen aanleiding om aan te kunnen nemen dat er meer dan 14 jaloezieën in de woning aanwezig zijn. Dit betekent dat er slechts € 49,63 (€ 1.985,00 : 10 jaar á 25%) als kostenpost mocht worden opgevoerd, dus is er € 62,50 (€ 112,13 - € 49,63) teveel gerekend.
5.8.
[eiser] voert verder aan dat te veel laminaat in rekening is gebracht. Uit het rapport van de huurcommissie over de servicekosten in 2018 blijkt dat de 4 verhuurde kamers van de woning een gezamenlijk oppervlak hebben van 61 m2 (afzonderlijk 16, 18, 14 en 13 m2). Volgens de servicekostenafrekening van [gedaagde 1] heeft de woning ook een totaal oppervlak van 61 m2.. In totaal is 175,1 m2 aan laminaat in rekening is gebracht, althans is daarvoor tweemaal een offerte uitgebracht, zowel in 2014 als in 2015, waarbij in beide jaren exact hetzelfde oppervlak is gehanteerd (87,55 m2). Zelfs als er vanuit moet worden gegaan dat het laminaat in beide jaren is geplaatst, hetgeen niet voor de hand ligt, dan nog hoeft [eiser] in 2019 alleen een bijdrage te leveren in de kosten voor het laminaat dat als laatste is gelegd, wat neerkomt op € 60,38 (€ 2.415,00 : 10 jaar á 25%). Het verschil van € 59,05 (€ 119,43 - € 60,38) wordt op de servicekosten in mindering gebracht.
5.9.
[gedaagde 1] heeft niet betwist dat de rioolheffing een eigenaarsbelasting is en daarom voor rekening van verhuurder dient te blijven. [eiser] betwist de (hoogte van de) zuiveringsheffing. [gedaagde 1] heeft geen factuur van de zuiveringsheffing overgelegd. [eiser] hoeft daarom niet in de heffingen bij te dragen, zodat respectievelijk € 20,25 en € 63,05 op de eindafrekening in mindering wordt gebracht.
5.10.
De eindafrekening van [gedaagde 1] gaat uit van een totaalbedrag voor servicekosten voor het kalenderjaar 2019 van € 1.533,98. Daarop strekken voormelde bedragen in mindering, hetgeen resulteert in een totaalbedrag van € 1.304,18 (€ 1.533,98 - € 24,95 - € 62,50 - € 59,05 - € 20,25 - € 63,05). Voor de periode tot en met oktober 2019 komt dat naar rato neer op een bedrag van € 1.086,82.
Nu het betaalde voorschot van € 1.100,- de kosten overstijgt, dient het verschil van € 13,18 aan [eiser] te worden gerestitueerd.
5.11.
[gedaagde 1] heeft verzocht de over en weer te betalen bedragen met elkaar te verrekenen. [eiser] heeft onbetwist gesteld nog een bedrag van € 195,05 als restant borg van [gedaagde 1] tegoed te hebben. Hierop worden de nog door [eiser] te betalen servicekosten over 2018 (€ 9,19) in mindering gebracht en de door haar retour te ontvangen servicekosten 2019 (€ 13,18) bij opgeteld, zodat [eiser] in totaal nog een bedrag van € 199,04 tegoed heeft. Genoemd bedrag wordt, vermeerderd met de onbetwiste wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2020, toegewezen.
de KKVV applicatie
5.12.
[eiser] is op grond van artikel 2 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst met [gedaagde 1] verplicht een dienstenovereenkomst te sluiten met HuurEnWoon voor de aanschaf en het gebruik van de KKVV applicatie. Zij heeft op het moment van ondertekenen van de huurovereenkomst ook een afzonderlijke overeenkomst gesloten met HuurEnWoon en op basis daarvan € 140,00 aan HuurEnWoon betaald. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde 1] en HuurEnWoon afzonderlijke partijen zijn en dat de huurovereenkomst en de overeenkomst voor het gebruik van de KKVV app los van elkaar moeten worden gezien.
5.13.
[eiser] heeft aan de gestelde nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de bepaling in de algemene bepalingen van de huurovereenkomst het rechtsgevolg verbonden dat zij onverschuldigd aan HuurEnWoon heeft betaald. Eventuele nietigheid van het beding uit de huurovereenkomst leidt niet tot de mogelijkheid om het betaalde als onverschuldigd betaald terug te vorderen. De overeenkomst die [eiser] met HuurEnWoon heeft gesloten voor het gebruik van de app blijft daardoor onaangetast. De vordering tot betaling van € 140,00 wegens onverschuldigde betaling wordt daarom afgewezen.
5.14.
De afwijzing van de vordering jegens HuurEnWoon betekent niet dat [eiser] geen belang heeft bij haar vordering tot het uitspreken van een verklaring voor recht dat het verplicht betalen voor gebruik van de KKVV applicatie niet van huurders verlangd mag worden. Een dergelijke verklaring kan leiden tot aansprakelijkheid van [gedaagde 1] voor de kosten die [eiser] voor de KKVV applicatie heeft moeten maken. In die zin heeft [eiser] voldoende belang bij beoordeling van haar vordering. [eiser] vraagt echter niet alleen een verklaring voor recht uit te spreken over de rechtsbetrekking tussen haarzelf en [gedaagde 1] , maar verzoekt om een uitspraak ten behoeve van alle huurders die met het betreffende beding te maken krijgen. Nog afgezien van de vraag of het mogelijk is om een dergelijk absoluut oordeel te vellen, heeft [eiser] niet gesteld dat en hoe zij voor de belangen van andere huurders opkomt. In zoverre kan de gevorderde verklaring voor recht niet worden toegewezen. De beoordeling zal worden beperkt tot de vraag of verplichte betaling voor het gebruik van de KKVV applicatie van [eiser] als huurder verlangd mocht worden.
5.15.
De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. [gedaagde 1] heeft de aanschaf en het gebruik van de KKVV applicatie als constitutieve voorwaarde gesteld voor het sluiten van de huurovereenkomst. Volgens [gedaagde 1] dient het gebruik van de applicatie in de eerste plaats de brandveiligheid, waar de huurder gevraagd wordt foto’s in te voeren van de feitelijke situatie als check van de opgave van de verhuurder van de getroffen brandveiligheidsmaatregelen. De kantonrechter wil wel aannemen dat het gebruik van de applicatie het bewustzijn van [eiser] als huurder van brandgevaren aanzienlijk heeft verhoogd, maar het blijft de taak van [gedaagde 1] als verhuurder om een brandveilige woning ter beschikking te stellen. De applicatie werkt vooral in [gedaagde 1] voordeel omdat hij daarmee kan aantonen dat hij op dat punt aan zijn verplichtingen voldoet en daarmee een keurmerk mag voeren. De overige door [gedaagde 1] gestelde functies van de applicatie zoals vereenvoudigde communicatie en registratie van onder meer betalingen, klachten en de startsituatie zien op handelingen die behoren tot de normale woningexploitatie. De applicatie levert voor [eiser] dan ook geen relevant voordeel op dat kan rechtvaardigen dat zij daarvan de kosten moet dragen. Door de aanschaf en het gebruik van de applicatie verplicht te stellen maar de aanschafkosten niet te vergoeden maar voor rekening van [eiser] te laten, heeft [gedaagde 1] aldus voor zichzelf een onredelijk voordeel bedongen. Ingevolge artikel 7:264 lid 1 BW is het beding uit artikel 2 van de algemene bepalingen dan ook nietig.
5.16.
Dit betekent dat de onder III. gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen, in die zin dat de verplichte betaling voor het gebruik van en/of instructie voor de KKVV applicatie niet van [eiser] gevraagd mocht worden.
het verrekenings- en mutatiebeding
5.17.
Volgens [eiser] is de bepaling in de huurovereenkomst waarin de verrekening van de borg is gekoppeld aan het gebruik van de KKVV app nietig, ten eerste omdat geen bevoegdheid bestaat tot verrekening van een vordering en schuld die in gescheiden vermogens vallen. [eiser] stelt ten tweede dat HuurEnWoon onredelijk voordeel geniet door het beding en dat het beding oneerlijk in strijd met de wet is bedongen. Dat laatste geldt volgens [eiser] ook voor het mutatiekostenbeding.
5.18.
[eiser] is inmiddels uit het gehuurde vertrokken. Zij is nooit intern verhuisd en heeft geen kosten gemaakt op basis van de bepaling die kosten verbindt aan een interne verhuizing. Evemin heeft er een verrekening plaatsgevonden die verband houdt met het gebruik van de applicatie. [eiser] heeft daarom geen belang bij de beoordeling van haar vorderingen en zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen zoals omschreven onder IV. en V. van het petitum.
ten slotte
5.19.
Partijen zijn over en weer voor gelijke delen in het gelijk gesteld, zodat de proceskosten tussen hen zullen worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 199,04, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2020 tot de dag der algehele voldoening;
6.2.
verklaart voor recht dat de verplichte betaling voor het gebruik van en/of instructie voor de KKVV applicatie niet van [eiser] gevraagd mocht worden;
6.3.
verklaart [eiser] in haar vorderingen zoals omschreven onder IV. en V. van het petitum niet-ontvankelijk;
6.4.
verklaart de veroordeling onder 6.3 uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.7.
wijst de vordering van [gedaagde 1] af;
6.8.
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op