ECLI:NL:RBGEL:2022:3571
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van een last onder dwangsom opgelegd aan een afvalverwerkingsbedrijf met betrekking tot de inzameling van kabelafval
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster, een afvalverwerkingsbedrijf, en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. De verzoekster had een last onder dwangsom opgelegd gekregen vanwege vermeende overtredingen van haar milieuvergunning, specifiek met betrekking tot de inzameling van kabelafval. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld en tegelijkertijd het beroep van verzoekster tegen de last onder dwangsom beoordeeld.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekster op 19 oktober 2021 een last onder dwangsom opgelegd kreeg, omdat zij kabelafval innam dat niet vergund was. Het college stelde dat de verzoekster alleen het inzamelen van schoon kabelafval met een koperen kern was toegestaan. De verzoekster betwistte dit en voerde aan dat de oude milieuvergunning het inzamelen van alle soorten kabelafval toestond. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat de verzoekster in strijd met de vergunning handelde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de onduidelijkheid over de vergunning voor risico van het college kwam en dat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het besluit van het college vernietigd, de last onder dwangsom herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het eerdere besluit. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan de verzoekster. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de verplichting van het college om duidelijkheid te verschaffen over de inhoud van de verleende vergunningen.