ECLI:NL:RBGEL:2022:3736
Rechtbank Gelderland
- Raadkamer
- H.P.M. Kester
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v Sr
In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een contact- en locatieverbod dat eerder was opgelegd aan verzoeker. Dit verbod was ingesteld door de politierechter op 17 augustus 2021. Verzoeker, die zijn verzoek indiende op 7 juni 2022, stelde dat de relatie met mevrouw [slachtoffer] volledig was hersteld en dat het verbod niet langer noodzakelijk was ter bescherming van haar. De officier van justitie daarentegen, hield vast aan de conclusie dat de wet geen mogelijkheid biedt om een maatregel die op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd, in een afzonderlijke procedure op te heffen. De rechtbank heeft deze argumenten gewogen en geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. De rechtbank oordeelde dat het verzoek abusievelijk was ingediend op basis van artikel 38z Sr en artikel 6:6:23d Sv, terwijl de opgelegde maatregelen op basis van artikel 38v Sr waren. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een dergelijke maatregel in een aparte procedure op te heffen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker afgewezen en hem niet-ontvankelijk verklaard.