ECLI:NL:RBGEL:2022:3736

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
20 juli 2022
Zaaknummer
05-134370-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • H.P.M. Kester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v Sr

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een contact- en locatieverbod dat eerder was opgelegd aan verzoeker. Dit verbod was ingesteld door de politierechter op 17 augustus 2021. Verzoeker, die zijn verzoek indiende op 7 juni 2022, stelde dat de relatie met mevrouw [slachtoffer] volledig was hersteld en dat het verbod niet langer noodzakelijk was ter bescherming van haar. De officier van justitie daarentegen, hield vast aan de conclusie dat de wet geen mogelijkheid biedt om een maatregel die op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht is opgelegd, in een afzonderlijke procedure op te heffen. De rechtbank heeft deze argumenten gewogen en geconcludeerd dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. De rechtbank oordeelde dat het verzoek abusievelijk was ingediend op basis van artikel 38z Sr en artikel 6:6:23d Sv, terwijl de opgelegde maatregelen op basis van artikel 38v Sr waren. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een dergelijke maatregel in een aparte procedure op te heffen. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoeker afgewezen en hem niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-134370-21
Datum uitspraak: 6 juli 2022
beslissing van de enkelvoudige strafkamer op het verzoek op grond van artikel 38z Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 6:6:23d van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen verzoeker.
Raadsvrouw: mr. H. Hadžić, advocaat te Arnhem.

De procedure

Op 7 juni 2022 is bij de rechtbank ingekomen een vordering ex artikel 6:6:23d van het Wetboek van Strafvordering.

Het onderzoek ter terechtzitting

In de openbare raadkamer van 6 juli 2022 zijn gehoord:
- verzoeker;
- de raadsvrouw;
- de officier van justitie.

Het standpunt van verzoeker

Verzoeker vraagt om opheffing van het contact- en locatieverbod dat hem bij vonnis van de politierechter van 17 augustus 2021 is opgelegd. Als reden voert verzoeker aan dat de relatie tussen hem en mevrouw [slachtoffer] volledig is hersteld. Gelet op de verzoening, is het argument dat een contact- en locatieverbod noodzakelijk is ter bescherming van mevrouw [slachtoffer] thans niet meer aan de orde.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de conclusie van het openbaar ministerie van 5 juli 2022. Daarin is het primaire standpunt dat de wet (nog) niet voorziet in de mogelijkheid tot opheffing van een maatregel op grond van artikel 38v Sr en dat verzoeker daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek.

De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek.
Het verzoek is abusievelijk ingediend op grond van artikel 38z Sr en artikel 6:6:23d Sv. Door de politierechter zijn echter twee maatregelen opgelegd op basis van artikel 38v Sr.
De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een maatregel die door de rechter is opgelegd op grond van artikel 38v Sr in een afzonderlijke procedure op te heffen.

De beslissing

De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. H.P.M. Kester, als rechter, in tegenwoordigheid van G.C.F.J. Derkx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 juli 2022.