ECLI:NL:RBGEL:2022:3897

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1567
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omgevingsvergunning voor de bouw van een hotel in Doetinchem met betrekking tot geluidsoverlast en leefklimaat

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van een hotel in Doetinchem beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem op 3 februari 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend, maar dat deze vergunning niet zonder meer kan blijven staan. De rechtbank constateert dat het college in het geluidsonderzoek geen rekening heeft gehouden met de cumulatieve geluidbelasting van het hotel en het wegverkeerslawaai in de omgeving. Dit gebrek in de vergunning leidt tot de vernietiging van de omgevingsvergunning, maar de rechtbank oordeelt dat de rechtsgevolgen van de vergunning in stand kunnen blijven, omdat het college met aanvullend onderzoek heeft aangetoond dat er ook bij cumulatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Eisers, die in de nabijheid van het hotel wonen, hebben verschillende beroepsgronden ingediend, waaronder zorgen over geluidsoverlast, lichthinder, en de noodzaak van het hotel in het licht van de coronacrisis. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eisers deels gegrond zijn, maar dat dit niet leidt tot een andere uitkomst voor de omgevingsvergunning. De rechtbank benadrukt dat het college beleidsruimte heeft bij het verlenen van omgevingsvergunningen en dat de bestuursrechter niet zelf de afweging maakt, maar enkel toetst of het college in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning op enkele punten gebreken vertoont, maar dat deze gebreken zijn hersteld door aanvullend onderzoek, waardoor de vergunning in stand kan blijven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1567

uitspraak van de meervoudige kamer van in de zaak tussen

[Eiser A] en [Eiser(es) B] , uit [plaats C] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem(het college)
en
de gemeenteraad van Doetinchem(de gemeenteraad)
(gemachtigden: W.H. Renger, A. Franken, mr. L. Mekouar en L. Nieuwenhuis).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Hotel Doetinchem-Achterhoek Beheer B.V. uit Alphen aan den Rhijn (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. L.J. Gerritsen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning die het college op 3 februari 2021 heeft verleend aan de vergunninghouder.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de beroepen 21/1473, 21/1561 en 21/1621, op 5 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigden van het college en de raad en namens de vergunninghouder [D] , [F] en [G] , de gemachtigde en [G] (BRO).

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Het college heeft op 3 februari 2021 een omgevingsvergunning verleend aan de vergunninghouder voor het bouwen van een hotel op de hoek van [het adres H] in [plaats C] en het maken van een uitweg. Eisers wonen aan [het adres I] ongeveer 100 meter van het hotel en op ongeveer 60 meter van de toegang.
1.2.
De vergunning ziet op de activiteiten bouwen, afwijken van het bestemmingsplan en aanleggen van een uitweg. [1] Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan, omdat de gronden daarin een agrarische bestemming hebben waarop horeca nog niet was toegestaan. [2] Om het bouwplan mogelijk te maken heeft het college een vergunning verleend via de ‘grote’ buitenplanse afwijkingsbevoegdheid [3] en voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. [4] De gemeenteraad heeft voor het plan een Verklaring Van Geen Bedenkingen afgegeven (VVGB).

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat eisers deels gelijk hebben, maar dit heeft uiteindelijk geen gevolgen voor de omgevingsvergunning. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Leeswijzer
3. Eisers zijn het niet eens met de vergunning vanwege de volgende punten: geluid, licht, behoefte, gebiedsuitwerking, leefgenot, de wijze van informeren, werkgelegenheid, andere locaties en zorgen over de resterende gronden. De rechtbank zal hierna één voor één op deze punten in gaan. Vooraf zal de rechtbank eerst toelichten wat het beoordelingskader is voor een omgevingsvergunning als deze.
Beoordelingskader
4. Het college heeft beleidsruimte om te kiezen om wel of niet een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bestemmingsplan en moet bij die keuze de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt daarom niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar alleen of het college de gevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. De bestuursrechter beoordeelt dit aan de hand van de beroepsgronden. [5] De rechtbank gaat hierna in op de beroepsgronden van eisers.
Geluid
Geluidsonderzoek
5.1.1.
Eisers kunnen zich niet vinden in de onderbouwing van het geluid en het geluidsonderzoek dat ten grondslag ligt aan de omgevingsvergunning. [6]
Ten eerste zijn eisers het er niet mee eens dat het uitvoeren van een akoestisch onderzoek naar de effecten van het wegverkeerslawaai niet noodzakelijk is, want er komen minimaal per dag 1500 autobewegingen bij. Zelfs een ambtenaar heeft zijn bedenkingen aangegeven.
Ten tweede staat in het geluidsrapport dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) niet wordt overschreden, maar als eisers met een eigen dB-meter meten wordt die waarde nu al overschreden. Dit is moeilijk te begrijpen, omdat zij dicht bij de geplande in- en uitgang wonen met optrekkende en afremmende voertuigen die meer geluid maken dan voorbijrijdende voertuigen.
Ten derde blijkt dat het geluid niet boven de grenswaarde van 45 dB(A) uitkomt, maar bij de woning van eisers is het nu al 45 dB(A). Dit is dus duidelijk een grensgeval.
5.1.2.
Het is vaste rechtspraak dat het college op het advies van een deskundige mag afgaan nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. [7]
5.1.3.
Het college heeft voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat aangesloten bij het geluidsonderzoek dat is uitgevoerd door een deskundige, waaruit volgt dat bij de woning van eisers aan de geldende geluidswaarden wordt voldaan. Eisers hebben onvoldoende concrete aanknopingspunten gegeven waardoor aan het geluidsrapport zou moeten worden getwijfeld.
Dat er veel autobewegingen bij komen, maakt nog niet dat het geluidsrapport niet klopt. In het geluidsrapport is namelijk deze toename van de verkeersbewegingen betrokken. Eisers hebben niet onderbouwd waarom dit niet juist zou zijn gedaan. Dat een ambtenaar zijn bedenkingen heeft bij het aantal verkeersbewegingen is daarvoor onvoldoende, omdat die bedenkingen van vóór het geluidsonderzoek zijn.
Dat eisers een grensgeval zouden zijn omdat het geluid bij hen nu al 45 dB(A) is, en daardoor net niet boven de grenswaarde van 45 dB(A) uitkomt, is niet juist. Deze grenswaarde is een gemiddeld geluidsniveau in de avond. Dat niveau is bij de woning van eisers volgens het geluidsrapport 38 dB(A). Daarnaast gelden er maximale geluidsniveaus met een grenswaarde van 70 (dag), 65 (avond) en 60 dB(A) (nacht). Bij eisers zijn deze niveaus 40, 45 en 45 dB(A). Dat de grenswaarde volgens hun eigen decibelmeter nu al wordt overschreden is onvoldoende onderbouwd. Eisers hebben bijvoorbeeld geen resultaten van geluidsmetingen met hun meter overgelegd en zelfs als zij dat zouden doen is het nog maar de vraag of metingen met een eigen decibelmeter twijfel kunnen zaaien over het geluidsrapport. Dat eisers dichtbij de geplande in- en uitgang wonen en hierdoor veel geluidshinder zouden kunnen gaan ervaren, maakt ook niet het college het geluidsrapport niet mocht gebruiken voor de omgevingsvergunning. De geluidsgevolgen van de ontwikkeling, inclusief de uitweg zijn namelijk ook voor de woning van eisers onderzocht.
Cumulatie
5.2.1.
De rechtbank begrijpt de beroepsgrond van eisers dat er extra geluid bij komt bij het geluid dat zij nu al hebben van het verkeer op de Europaweg, A18 en Kildersweg zo dat de cumulatie daarvan in combinatie met het geluid van het bouwplan had moeten worden beoordeeld.
5.2.2.
Het college stelt dat een beoordeling van cumulatie van geluid voor de woning van eisers niet noodzakelijk is, omdat dat alleen moet als sprake is van blootstelling aan meer dan één geluidsbron. Dat is alleen zo als de bronnen de voorkeursgrenswaarden overschrijden. [8] Nu beide ontwikkelingen individueel niet tot overschrijding van de normen uit de Wet geluidhinder leiden, hoefde de cumulatie niet te worden berekend, aldus het college.
In de aanvullende notitie [9] heeft het college alsnog de gecumuleerde geluidsbelasting in beeld gebracht en geconcludeerd dat in dat geval sprake is van een goed akoestisch woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van eisers.
5.2.3.
Vast staat dat de cumulatieve geluidsbelasting van het bouwplan en van het wegverkeer in de omgeving niet in het geluidsonderzoek bij de omgevingsvergunning is onderzocht. De rechtbank is van oordeel dat de cumulatieve geluidsbelasting in het kader van een goede ruimtelijke ordening had moeten worden onderzocht. [10] Zonder onderzoek kan immers niet worden uitgesloten of het geluid van het hotel en het wegverkeerslawaai cumulatief leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van eisers. [11] Dat beide ontwikkelingen ieder afzonderlijk aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder (Wgh) zouden voldoen, maakt dat niet anders, omdat de Wgh een ander beoordelingskader is en daaraan voldoen niet automatisch betekent dat ook sprake is van een goed woon- en leefklimaat. [12] Deze beroepsgrond slaagt.
Dit betekent dat de omgevingsvergunning op dit punt een gebrek heeft en moet worden vernietigd. Toch heeft dat geen gevolgen voor de uitkomst. De rechtbank is na constatering van een gebrek namelijk verplicht om te beoordelen of het besluit, of de gevolgen daarvan, toch in stand kunnen blijven om het geschil definitief te beslechten. [13] Nu het college met de aanvullende notitie van Econsultancy van 24 juni 2021 alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat ook in geval van cumulatie van het geluid van het hotel en het wegverkeerslawaai in de omgeving sprake is van een goed akoestisch woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van eisers, en eisers daar niets tegenover hebben gesteld, kunnen de rechtsgevolgen van de omgevingsvergunning in stand blijven. [14]
Andere oplossingen
5.3.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eisers hebben in de besluitvormingsfase bij het college aangegeven dat er andere oplossingen zijn die het extra geluid bij hun woning beduidend laten afnemen, zoals de uitrit verleggen of op de kruising Kilderseweg en Europaweg een grote rotonde realiseren. Hier hebben ze geen antwoord op gekregen. Nu uit de overwegingen hierboven volgt dat het qua geluid aannemelijk is dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, zijn (aanvullende) geluidwerende maatregelen niet noodzakelijk. Het college is daarom niet verplicht om zulke maatregelen te treffen. Los daarvan, heeft het college bovendien toegelicht dat de oplossingen die eisers voor ogen staan niet wenselijk zijn vanuit verkeerstechnisch oogpunt en verkeersveiligheid. De rechtbank acht dit niet onredelijk.
Lichthinder
6.1.
Eisers stellen dat de verlichting van het hotel niet in het onderzoeksrapport was meegenomen. Dit rapport is zeer summier met afbeeldingen van allerlei armaturen. Het college gaat er ten onrechte van uit dat eisers geen lichthinder zullen hebben nu zij op meer dan 10 meter van het hotel afwonen. Gezien de grootte van het hotel en de reclame zullen eisers in de avonduren altijd hinder hebben van de lichtbron. Verder gaat het college uit van een verkeerd uitgangspunt, want eisers wonen niet in een woonwijk, maar in het buitengebied.
6.2.
Wat betreft lichthinder heeft het college zich gebaseerd op een lichtplan. Dit lichtplan is door de Omgevingsdienst beoordeeld, waarbij is geconcludeerd dat het vanwege de aard, omvang en situering van de te realiseren lichtinstallaties op het buitenterrein en de afstand tot omliggende woningen aannemelijk is dat er geen onaanvaardbare lichthinder plaatsvindt. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat en waarom het college het lichtplan niet ten grondslag heeft mogen leggen aan de omgevingsvergunning. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Behoefte
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Eisers stellen dat corona de vraag doet rijzen of het hotel wel zo groot moet worden. Straks staat het leeg. De rechtbank volgt dit – niet-onderbouwde – standpunt niet. De omgevingsvergunning is namelijk voor onbepaalde tijd verleend en het college heeft met een deskundigenrapport van BRO [15] onderbouwd dat de gevolgen van de coronacrisis tijdelijk zijn en dat de markt zich inmiddels heeft hersteld en verdere groei zal plaatsvinden. Het college hoefde de onderzoeken daarom niet vanwege de, naar verwachting tijdelijke, gevolgen van de coronacrisis buiten beschouwing te laten.
Gebiedsuitwerking Europaweg (Gebiedsuitwerking)
8.1.
Eisers stellen dat het bouwplan niet in overeenstemming is met de Gebiedsuitwerking, waarin staat dat er een open structuur langs de Europaweg wordt gerealiseerd. Een hotel van 25 meter hoog is geen open structuur.
8.2.
Het is de rechtbank niet gebleken dat uit de Gebiedsuitwerking volgt dat op de plek van het hotel sprake moet zijn van een open structuur waar geen hotel van 25 meter hoog zou mogen komen. De Gebiedsuitwerking voorziet uitdrukkelijk in de mogelijkheid om op deze locatie een hotel te vestigen. Verder heeft het college ter zitting toegelicht dat de Gebiedsuitwerking juist is gericht op de entree van Doetinchem en dat een dergelijke hoogte van het hotel daar, in samenhang met de landschappelijke inpassing van het geheel, goed in past en gelet op de afstand van de omliggende woningen aanvaardbaar is. De rechtbank acht dit niet onredelijk. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Leefgenot
9. Voor zover eisers betogen dat hun leefgenot vanwege de korte afstand tot het hotel aanzienlijk wordt verstoord door extra verkeersgeluid en visuele hinder van het hotel door de hoogte en verlichting, heeft de rechtbank hiervoor al geoordeeld dat het college de omgevingsvergunning – ondanks de specifieke beroepsgronden van eisers over het geluid, de hoogte en de verlichting – in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
De wijze van informeren
10.1.
Eisers stellen dat zij onvoldoende zijn geïnformeerd en dat de wijze van informeren misleidend was. Er is geen contact geweest tussen eisers en de wethouder, terwijl de wethouder dit tijdens de raadsvergadering wel aangaf. Verder zijn op de inloopavonden tekeningen getoond die de mensen totaal op een verkeerd been zetten en klopte de tekening in de krant niet met de eventuele toekomstige werkelijkheid. Het college en de raad hebben totaal geen interesse getoond voor de direct omwonenden.
10.2.
De rechtbank kan zich voorstellen dat eisers over een ontwikkeling in hun leefomgeving het liefst rechtstreeks contact hebben en over de ontwikkeling geïnformeerd willen worden door (vertegenwoordigers van) het college of de gemeenteraad. Een formele plicht voor het college of de gemeenteraad om bijvoorbeeld vóór verlening van een omgevingsvergunning rechtstreeks contact te hebben, is er echter niet. Er is ook geen wettelijke regel die bepaalt dat een nieuwe ontwikkeling alleen mogelijk is als daarvoor draagvlak bestaat.
Hier is de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen waarin eisers hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Daarnaast hebben twee inloopavonden plaatsgevonden.
Dat eisers de wijze van informeren als misleidend hebben ervaren, maakt nog niet dat de omgevingsvergunning niet juist is of onzorgvuldig is voorbereid. Als dit al zo zou zijn, dan is bovendien niet gebleken dat eisers hierdoor benadeeld zijn, omdat zij de formele procedure hebben kunnen doorlopen en dat ook hebben gedaan. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Werkgelegenheid
11. Eisers stellen dat het plan weinig meerwaarde heeft voor de werkgelegenheid voor mensen in en rondom Doetinchem, omdat de vergunninghouder heeft aangegeven dat er vooral werknemers uit het buitenland, stagelopers en studenten werken. Los van of het belang van de werkgelegenheid eisers als omwonenden aan gaat, is werkgelegenheid geen belang dat in een planologische afweging moet worden betrokken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Andere locaties
12.1.
Eisers stellen dat er andere locaties zijn waar het hotel zou kunnen komen te staan en dat deze alternatieven niet zijn onderzocht. Eisers noemen het industriegebied tussen Doetinchem en Wehl aan de snelweg A18 en een locatie aan de andere kant van de A18 in de gemeente Montferland.
12.2.
Het college moet beslissen over een bouwplan zoals dat is ingediend. Als een project op zichzelf voor het college aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [16]
12.3.
De door eisers genoemde alternatieven zijn geen alternatieven zoals hiervoor bedoeld, nu de vergunninghouder heeft toegelicht dat er op de locatie A18 onvoldoende fysieke (buiten)ruimte is voor de ontwikkeling en de locatie in Montferland te ver van het centrum ligt en daar niet is gebleken van een beschikbare kavel van voldoende omvang. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Zorgen over de resterende gronden
13. Voor zover eisers zich zorgen maken over wat verder met de resterende gronden gaat gebeuren, merkt de rechtbank op dat het in deze beroepszaak alleen gaat over het plan waarvoor de omgevingsvergunning nu is verleend. Eventuele plannen voor de resterende gronden maken geen onderdeel uit van deze zaak, zodat de rechtbank zich daarover in deze uitspraak niet kan uitlaten. Als zich nieuwe uitbreidingen of ontwikkelingen voordoen, staat daar eventueel opnieuw rechtsbescherming tegen open. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de omgevingsvergunning omdat daarin geen onderzoek is gedaan naar de cumulatie van geluid van het hotel en het wegverkeerslawaai in de omgeving. Nu het college dit gebrek alsnog heeft hersteld, blijven de rechtsgevolgen van de omgevingsvergunning in stand. [17] Dat betekent dat eisers over het geluid deels gelijk hebben, maar dat dit uiteindelijk geen gevolgen heeft voor de uitkomst vanwege het aanvullend onderzoek dat het college heeft gedaan.
15. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden. Eisers hebben geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 3 februari 2021;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 181,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. D. Bruinse-Pot en mr. S. Koopmans, leden, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, en artikel 2.2, eerste lid, onder e, van de Wabo.
2.Bestemmingsplannen “ Doetinchem Buitengebied 2000, herziening 2002”; “Parapluherziening Buitengebied Doetinchem ”, “Parapluherziening Parkeren ‑ 2018”, .
3.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, van de Wabo.
4.Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Zie bijvoorbeeld AbRvS 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:146 en AbRvS 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1633.
6.Akoestisch onderzoek industrielawaai hotel Van der Valk, 20 juni 2019 (B-map, bijlage E).
7.AbRvS 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1681.
8.Het college beroept zich in dit verband op het Reken- en Meetvoorschrift 2012.
9.Aanvullend geluidsonderzoek Econsultancy, 24 juni 2021.
10.De rechtbank wijst op AbRvS 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1944.
11.Zie bijvoorbeeld AbRvS 29 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2177, r.o. 7.2.4.
12.De rechtbank verwijst naar AbRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3495, r.o. 13.1.
13.Artikel 8:41a van de Awb.
14.Op grond van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb.
15.Notitie Doetinchem Hotel Van der Valk Reactie op beroepschriften van 7 juni 2021.
16.Zie bijvoorbeeld ABRvS 4 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1312.
17.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.