ECLI:NL:RBGEL:2022:4134

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2022
Zaaknummer
C/05/397411 / HZ ZA 21-416
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie in het kader van een aanneemovereenkomst en bouwbegeleiding

In deze zaak vordert eiseres, een woningbezitster, schadevergoeding van gedaagde, een bouwbegeleider, wegens wanprestatie in het kader van een aanneemovereenkomst. Eiseres heeft gedaagde ingehuurd voor de begeleiding van de verbouwing van haar woning, maar stelt dat gedaagde niet de afgesproken werkzaamheden heeft verricht en te veel heeft gefactureerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst tot bouwbegeleiding en een aanneemovereenkomst is gesloten, maar dat gedaagde niet in verzuim is geraakt. Eiseres heeft gedaagde niet schriftelijk in gebreke gesteld en heeft hem ook geen redelijke termijn voor nakoming gegeven. De rechtbank oordeelt dat eiseres zelf in verzuim is geraakt door gedaagde niet in staat te stellen zijn werkzaamheden te verrichten. De vorderingen van eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/397411 / HZ ZA 21-416
Vonnis van 3 augustus 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. O.R. van Hardenbroek van Ammerstol te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. D. van Hijkoop te Doetinchem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 maart 2022
  • de akte overlegging producties van [eiseres]
  • de akte overlegging producties van [gedaagde]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 31 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is sinds april 2016 eigenaar en bewoner van de woning aan de [adres] . [gedaagde] drijft een bouwkundig begeleidingsbureau onder de naam [naam begeleidingsbureau] . Partijen zijn buren.
2.2.
Op 12 maart 2016 hebben [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst tot bouwbegeleiding (productie 3 van [eiseres] ) gesloten voor de verbouw van de woning van [eiseres] . Uitgegaan wordt van 200 uur werkzaamheden tegen een uurtarief van € 54,00 exclusief btw en van een totale vergoeding van € 10.800,00 ex btw. Ingevolge deze overeenkomst zou [gedaagde] [eiseres] begeleiden bij het zoeken van en contracteren met verschillende aannemers, bij de keuze van materialen en voorzieningen alsmede bij het bouwproces door onder meer het bijwonen van bouwvergaderingen en het beoordelen van meer- en minderwerk, een en ander tot en met de oplevering.
2.3.
Op 27 mei 2016 heeft [gedaagde] een opdrachtbevestiging haalbaarheid (productie 4 [eiseres] ) aan [eiseres] verstrekt, waarin hij een indicatie van de verbouwingskosten geeft van € 172.068,00 inclusief btw, exclusief inrichting en schilderwerk.
2.4.
Op 1 juli 2016 heeft [eiseres] met aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] (hierna [naam aannemersbedrijf] ) een aanneemovereenkomst gesloten voor de verbouwing van haar woning (productie B 11 van [gedaagde] ). Volgens de bijgevoegde offerte zal met de werkzaamheden van [naam aannemersbedrijf] een bedrag van €115.546,87 inclusief btw gemoeid zijn.
[naam aannemersbedrijf] is op 5 juli 2016 met de werkzaamheden in de woning begonnen. Op 5 augustus 2016 heeft [naam aannemersbedrijf] aan [gedaagde] de volgende opdrachtbevestiging (productie B, 11 van [gedaagde] ) gestuurd:
“(…) De opdracht van de verbouw is gecanceld door Mevr. [eiseres] . Mevr. [eiseres] wil de materialen volgens de bijlage geleverd hebben en doen dit uitsluitend via [naam begeleidingsbureau] . Via deze weg graag opdracht voor het leveren van de materialen volgens bijlage. (…)”.
De opdrachtbevestiging is door [gedaagde] voor akkoord ondertekend.
2.5.
Op 8 augustus 2016 heeft [gedaagde] [eiseres] een opdrachtbevestiging gestuurd voor de verbouwing van haar woning voor een aanneemsom van € 167.040,00. In de overeenkomst staat onder meer dat de materialen zullen worden geleverd door [naam aannemersbedrijf] , dat de verbouw langer zal duren dan via [naam aannemersbedrijf] en dat de aanschaf door [gedaagde] van elektrische gereedschappen die nodig zijn voor de verbouwing deels door [eiseres] zal worden vergoed. [eiseres] heeft de opdracht bevestigd.
2.6.
In de maanden augustus en september 2016 zijn door [naam] sloopwerkzaamheden verricht in de woning. Ook zijn werkzaamheden verricht door [naam bouwbedrijf] . en Installatiebedrijf [naam installatiebedrijf] .
2.7.
Op 30 maart 2017 is een “wijziging opdrachtbevestiging” opgesteld en door partijen ondertekend. Daarin hebben zij overwogen dat
‘de omvang in kosten voor de verbouw vastgelegd in de overeenkomst van 08-08-2016 niet kan worden nagekomen door mevrouw [eiseres] ’. [eiseres] zal het sluiten van een aanvullende hypotheek onderzoeken. [gedaagde] is bereid een onderbouwing van de kosten te geven als dat nodig mocht zijn. Alle materialen voor de verbouw zijn in de woning inmiddels aanwezig. Op basis van de mogelijke hypotheeksom zal bepaald worden hoe welke uitgangspunten van de overeenkomst van 8 augustus 2016 uitgevoerd moeten worden, zo hebben partijen op 30 maart 2017 vastgelegd.
2.8.
Op 3 april 2017 hebben partijen een “Overzicht uitwerking voor plan uitbetaling contant verbouw van april 2017” opgesteld en ondertekend. Daarin staat onder meer het volgende.
“(…) [gedaagde] gaat op papier 12 uur in de week werken voor uren op factuur. De overige uren worden apart bijgehouden en contant uitbetaald door Mevr. [eiseres] . Hiervoor worden de €7000,00 gebruikt die Mevr. [eiseres] hiervoor heeft gereserveerd via haar oom en inmiddels al in huis heeft.
[gedaagde] krijgt voor alle werkzaamheden vanaf volgende week dus aal overige uren gewerkt buiten de 12 uur om contant vooraf uitbetaald.
[gedaagde] schat in dat hij 8 uur per week gaat werken naast de 12 uur op papier. (Dus totaal per week wordt door [gedaagde] ongeveer 20 uur gewerkt)
Dit houdt in 8 uur x € 39,- = € 312,- per week contant
€ 7000,- : € 312 = 22,4 weken totaal
(….)
Mevr. [eiseres] betaald aanstaande vrijdag 7 april [gedaagde] 3500 vooruit voor de zekerheid van [gedaagde] dat hij dit betaald krijgt. (…)”
2.9.
[gedaagde] heeft tussen maart 2016 en september 2017 [eiseres] facturen gestuurd voor bouwbegeleiding, voor door [naam begeleidingsbureau] en door derden verrichte werkzaamheden en voor geleverde materialen. [eiseres] heeft die facturen betaald, volgens haar tot een bedrag van € 126.822,37 waarvan € 113.822,37 per bank en € 18.761,34 contant. [gedaagde] stelt dat [eiseres] in totaal een bedrag van € 118.802,46 heeft betaald.
2.10.
Op 15 oktober 2018 heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven dat hij voor de uitvoering van de werkzaamheden een planning heeft gemaakt en dat het hem het beste uitkomt op de dinsdag en donderdag van negen uur tot vijf uur in de middag. Het is voor hem het handigst als hij ongestoord zijn werk kan doen. [eiseres] hoeft niet thuis te blijven en kan gewoon inplannen wat zij normaliter doet. [gedaagde] vermeldt voorts in deze e-mail wanneer hij er zal zijn (productie C van [gedaagde] ).
Op 5 november 2018 heeft [gedaagde] [eiseres] bericht:
“(…) naar aanleiding van je sms bericht dat dinsdag niet kan doorgaan heb ik voor deze week wederom op de planning werkzaamheden moeten omzetten. (…) Ik hoop dat dit een keer stopt en dat ik gewoon kan beginnen zoals hieronder op de dagen gemaild op 15 oktober. (…) Dus deze week kom ik niet en begin dinsdag 13 november. Je hoeft niet meer te vragen of het door gaat steeds of af te zeggen. Mocht je er niet zijn meld mij dit even en leg ergens een sleutel neer dat ik er in kan en kan beginnen.
Ik redt mij prima en zo komen we eindelijk eens aan het werk.
En mocht het nu niet kunnen graag even deze mail beantwoorden, alleen als het echt niet kan of uitkomt. Bij geen bericht van jou of mij ben ik er gewoon. (…)”
2.11.
Op 20 mei 2019 heeft [eiseres] onder meer aan [gedaagde] geschreven (productie M van [gedaagde] ):
“(…) [gedaagde] , EVEN VOOR DE DUIDELIJKHEID,
Laatste bedrag ruim € 30.000 van ABN om de afbouw uit te voeren heb ik inderdaad niet meer…. (…) ik wil ook dat je eindelijk alle natuursteen eruit haalt beneden voor de vloerverwarming… volgens installateur gaat het… en jij vertikt het… omdat het weer meer geld kost en eerst al het andere goed af moet… bla bla…
WAAROM DOE JE NIET WAT IK ZEG?
Daarom moet je mij ook het geld van de bouw begeleiding eerst terug betalen… zodat ik jou voor de afbouw kan betalen… Materialen staan er… Dat weet je… Heb met het geld andere dingen gedaan, zoals vanmiddag al aan je gemaild… (…)
JA [gedaagde] , ZIT NIET TE ZEUREN OVER OVERZICHTEN EN DUIDELIJKHEID (…)”
2.12.
Bij e-mail van 15 juli 2020 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] verzocht om op grond van artikel 7:403 BW binnen twee weken opgave te doen van de uitgevoerde werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten, derhalve om rekening en verantwoording af te leggen. [gedaagde] heeft bij e-mail van 25 juli 2020 hierop gereageerd met de mededeling dat [eiseres] beschikt over een projectmap met daarin alle facturen, opdrachten en uren etc. [gedaagde] verwijst naar deze map ter verduidelijking van zijn standpunt en stelt voor een afspraak te maken om de zaak samen te bespreken.
2.13.
Bij dagvaarding van 6 augustus 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] gedagvaard voor deze rechtbank en gevorderd hem te veroordelen tot het afleggen van rekening en verantwoording met betrekking tot de aan hem betaalde bedragen en uitgevoerde werkzaamheden en hem te veroordelen tot terugbetaling van de door [eiseres] betaalde bedragen waarover [gedaagde] geen rekening en verantwoording kan afleggen.
[gedaagde] heeft in die procedure verweer gevoerd. Bij zijn op 21 januari 2021 genomen conclusie van antwoord heeft hij onder meer bankafschriften in het geding gebracht van betalingen van [eiseres] aan hem met per betaling de daarmee betaalde factuur/facturen van [gedaagde] en de daaraan ten grondslag liggende overzichten van de onderaannemers en/of van leveranciers van bouwmaterialen (productie B in deze procedure).
Na deze conclusie van antwoord is de procedure doorgehaald.
2.14.
In opdracht van de rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseres] heeft de expert [naam expert] van Dekra Experts (hierna ook: Dekra) op 26 februari 2021 een bezoek gebracht aan de woning van [eiseres] om een onderzoek in te stellen naar de staat en de stand van het werk aan de woning in verhouding tot de door [gedaagde] ingediende facturen. Dekra heeft op 29 oktober 2021 verslag gedaan van de bevindingen van haar expert. In haar rapport schrijft Dekra dat van de voor een totaalbedrag van € 169.512,10 incl. btw geplande werkzaamheden door [gedaagde] daadwerkelijk werkzaamheden zijn uitgevoerd voor een bedrag van € 19.574,50 inclusief btw. De waarde van de materialen die tijdens het bezoek van 26 februari 2021 in de woning werden aangetroffen, werd door Dekra begroot op een bedrag van € 16.045,00 inclusief btw. Dekra stelt dus de waarde van materialen en werkzaamheden samen op een bedrag van € 35.619,50. [gedaagde] heeft volgens Dekra voor € 145.583,71 gefactureerd en Dekra komt tot de conclusie dat het verschil van € 109.964,21 door haar op geen enkele wijze is te onderbouwen en/of te verklaren, anders dan dat door [gedaagde] fors vooruit is gefactureerd en aansluitend door [eiseres] is betaald.
2.15.
Bij brief van 29 oktober 2021 heeft de advocaat van [eiseres] het rapport van Dekra aan [gedaagde] gezonden en met verwijzing daarnaar vergoeding gevorderd van de schade ad € 109.964,21 die [eiseres] lijdt en heeft geleden als gevolg van de wanprestatie van [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze schadevordering van de hand gewezen en betwist dat hij [eiseres] nog enig bedrag verschuldigd is vanwege de verbouwing van haar woning.

3.De vordering, de grondslag en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert na vermindering van eis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van
I een bedrag van € 109.964,21, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan hoofdsom en rente,
II een bedrag van € 3.448,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan hoofdsom en rente,
III de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.874,64 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag en
IV de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
Zij baseert deze vorderingen in het licht van de vaststaande feiten op de stelling dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. Hij dient de schade ad € 109.964,21 te vergoeden die zij door die wanprestatie heeft geleden.
Zij heeft voor een bedrag van € 3.448,50 kosten moeten maken voor de vaststelling van de gebreken, de omvang van de schade en de aansprakelijkheid voor deze schade. Deze kosten komen net als de buitengerechtelijke incassokosten voor rekening van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] heeft geconcludeerd -samengevat- dat [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard wordt in haar vorderingen althans dat haar haar vorderingen als zijnde niet juist en niet bewezen worden ontzegd.
3.4.
[gedaagde] betwist dat hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst van 8 augustus 2016. Hij heeft, behoudens een bedrag van € 3.500,00, van [eiseres] geen contante betalingen ontvangen. Tegenover de door [eiseres] aan hem betaalde bedragen staan werkzaamheden en leveringen.
Hij is niet in verzuim geraakt. Er is sprake van schuldeisersverzuim, omdat [eiseres] het hem onmogelijk heeft gemaakt zijn werkzaamheden te verrichten.
3.5.
Op de stellingen van partijen zal hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] heeft aan haar vordering primair ten grondslag gelegd dat [gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst met haar en dat hij daarom schadeplichtig is.
De rechtbank neemt aan dat [eiseres] bedoelt de verplichtingen uit de aanneemovereenkomst van 8 augustus 2016 en die van 12 maart 2016 voor bouwbegeleiding. [gedaagde] heeft aangevoerd dat met de regieovereenkomst van 3 april 2017 de aanneemovereenkomst van 8 augustus 2016 en die van 30 maart 2017 zijn komen te vervallen. De rechtbank volgt hem in zoverre daarin dat met de overeenkomst van 3 april 2017 de wijze van vergoeding van de werkzaamheden (op regiebasis in plaats van op basis van een aanneemsom) is gewijzigd. Voor het overige is de aanneemovereenkomst ongewijzigd gebleven.
4.2.
Iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis verplicht tot schadevergoeding, maar als nakoming nog mogelijk is, ontstaat die verplichting alleen als er sprake is van verzuim. Dat verzuim treedt in als de schuldenaar schriftelijk in gebreke is gesteld en hem een redelijke termijn voor nakoming is gegeven maar nakoming binnen die termijn is uitgebleven. [gedaagde] heeft betwist dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en hij heeft ook weersproken dat hij in verzuim is geraakt. Deze verweren slagen.
4.3.
[eiseres] baseert haar stelling dat [gedaagde] tekort is geschoten op het verschil tussen de door hem gefactureerde bedragen en de waardering van de verrichtte werkzaamheden en aangetroffen materialen door Dekra. [gedaagde] heeft de uitkomst van het onderzoek van Dekra betwist, onder meer met zijn als productie N in het geding gebrachte overzicht. Daarin heeft hij verwezen naar de door hem verstuurde facturen met achterliggende stukken (bij productie B van [gedaagde] ). Uit dat overzicht N blijkt dat volgens [gedaagde] niet alle door hem gestuurde facturen betrekking hebben op werkzaamheden die voortvloeien uit de overeenkomsten. Hij heeft de door hem verstuurde facturen ondergebracht in de rubrieken A tot en met G.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het rapport van Dekra tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] onvoldoende steun aan de verwijten van [eiseres] . Dit oordeel berust op het volgende.
Verrichte aanneemwerkzaamheden (rubrieken E, D en F)
4.4.
Dekra heeft de waarde van de werkzaamheden in en aan de woning bepaald door het “percentage gereed” te relateren aan de aanneemsom en die waarde gesteld op een bedrag van € 19.574,90. In het rapport van Dekra worden alle daarin vermelde werkzaamheden toegeschreven aan [gedaagde] , hoewel vast staat dat ook werkzaamheden zijn verricht door derden.
[gedaagde] heeft volgens zijn overzicht voor de werkzaamheden van de installateur en de aannemer een bedrag van € 6.125,54 gefactureerd (rubriek E) en voor door [naam begeleidingsbureau] ingevolge de overeenkomst verrichte werkzaamheden (rubriek D) een bedrag van € 9.521,88.
Voor werkzaamheden buiten de overeenkomst (rubriek F) is een bedrag van € 13.141,87 gefactureerd en betaald. Daarnaast is naar eigen zeggen van [gedaagde] hiervoor een bedrag van € 3.500,00 contant ontvangen. Volgens [gedaagde] zagen deze laatste twee betalingen onder meer op noodvoorzieningen; aanpassingen aan de woning die noodzakelijk werden door de aanschaf van een Deense Dog puppy door [eiseres] . Daarvoor moesten hekwerken, nooddeuren en ook een nooddouche worden geplaatst.
[eiseres] heeft niet weersproken dat deze werkzaamheden zijn verricht en dat noodvoorzieningen zijn getroffen. Uit het rapport van Dekra blijkt echter niet dat (en hoe) Dekra bij haar begroting met de waarde van deze werkzaamheden en materialen rekening heeft gehouden. Zo vermeldt zij bij de staat van het werk het plaatsen van een nooddouche. Zij begroot het percentage gereedheid van dit werk op 0%, hoewel op een van de door [eiseres] in het geding gebrachte foto’s een kennelijk in gebruik zijnde nooddouche te zien is. Op de lijst van in de woning aangetroffen materialen wordt geen melding gemaakt van een nooddouche. Een en ander valt niet te rijmen.
Geoordeeld wordt dat niet uitgegaan kan worden van de door Dekra begrote waarde van de uitgevoerde werkzaamheden, omdat niet vast is komen te staan dat zij alle werkzaamheden bij haar begroting heeft betrokken.
Daar tegenover staat het onweersproken feit dat [gedaagde] voor de werkzaamheden aan [eiseres] facturen heeft gestuurd, al dan niet vergezeld van nadere stukken, en dat [eiseres] al deze facturen steeds zonder protest heeft behouden en betaald.
Voor het feit dat zij [gedaagde] pas in 2021 heeft aangesproken voor volgens haar ten onrechte door hem ontvangen bedragen heeft zij geen deugdelijke verklaring gegeven. Pas na de in 2021 gevoerde procedure heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen de door [gedaagde] verschafte rekening en verantwoording door middel van een door haar zwager opgestelde, 25 pagina’s tellende analyse van alle facturen en andere stukken (productie 14). Dit stuk leent zich echter om meerdere redenen, waaronder lengte en structuur niet voor bespreking door de rechtbank.
Bouwbegeleiding (rubiek A)
4.5.
[gedaagde] heeft voor bouwbegeleiding een bedrag van € 13.795,00 in rekening gebracht. Daarvan is een factuur van € 1.500,00 onbetaald gebleven.
Dekra heeft in haar rapport als onderdeel van de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden de post bouwbegeleiding gesteld op 20% gereed en dus op een waarde van € 2.613,60 (20% van € 13.068,00). Zij heeft geen nadere toelichting hiervoor gegeven. [eiseres] heeft bij de mondelinge behandeling betoogd dat het werk maar voor 10% gereed is, zodat ook maar 10% van het bedrag voor bouwbegeleiding verschuldigd is.
[gedaagde] heeft dit weersproken. [eiseres] wisselde regelmatig van gedachte voor wat betreft de te gebruiken materialen en uit te voeren werkzaamheden. Dat heeft geleid tot veel meer overleg met de leveranciers van bijvoorbeeld sanitair en tegels, maar ook met de aannemer en de installateur. Daar is volgens [gedaagde] veel tijd in gaan zitten, waardoor meer in plaats van minder bouwbegeleiding nodig was.
[eiseres] heeft dit niet weersproken.
Overwogen wordt dat in de overeenkomst van 12 maart 2016 voor de bouwbegeleiding is voorzien in vergoeding van de werkzaamheden op uurbasis, namelijk met een bedrag van € 54,00 per uur exclusief btw. [gedaagde] kan dan ook in beginsel aanspraak maken op vergoeding naar rato van de door hem gewerkte uren en niet naar rato van de stand van het werk, zoals Dekra voorstaat. Dat betekent dat [eiseres] niet gerechtigd is de door [gedaagde] geleverde diensten wegens bouwbegeleiding af te waarderen tot 10% van de voor de werkzaamheden ingevolge de aanneemovereenkomst in rekening gebrachte bedragen en dat Dekra daarvan niet mocht uitgaan.
Ook voor deze post geldt dat [gedaagde] voor de bouwbegeleiding steeds facturen heeft gestuurd, dat [eiseres] deze op één na zonder protest heeft behouden en betaald en dat zij pas in 2021 bezwaar heeft gemaakt.
Afvoer sloop-, tuin- en huisafval (rubriek C)
4.6.
Volgens het overzicht van [gedaagde] heeft hij voor een bedrag van € 2.357,00 aan [eiseres] gefactureerd voor de afvoer van met name sloopafval. De daarop ziende facturen van de desbetreffende vuilnisverwerker heeft hij meegezonden en [eiseres] heeft alle facturen, op een bedrag van € 352,42 na, voldaan.
Hoewel uit het rapport van Dekra blijkt dat er sloopwerkzaamheden zijn geweest in de woning van [eiseres] , zijn in het rapport geen posten opgenomen voor de afvoer van het sloopmateriaal. Dit bevreemdt en leidt weer tot het oordeel dat niet uitgegaan kan worden van de juistheid van het rapport van Dekra voor wat betreft de waarde van in verband met de verbouw geleverde diensten of verrichte werkzaamheden.
Materialen geleverd door leveranciers, installateur en aannemer incl huur machines (rubriek B)
4.7.
[gedaagde] heeft volgens zijn overzicht voor een bedrag van € 70.261,07 facturen gezonden aan [eiseres] voor door derden geleverde materialen en van derden gehuurde apparaten. [eiseres] heeft deze facturen behoudens één factuur van € 2.487,65 steeds voldaan. Volgens het rapport van Dekra zijn bij het bezoek op 26 februari 2021 (losse) materialen met een waarde van in totaal € 16.045,00 inclusief btw in de woning aangetroffen. Uit het rapport blijkt niet op welke voet (dagwaarde of factuurprijs) deze materialen gewaardeerd zijn.
Het mag zo zijn dat Dekra de in 2021 aanwezige materialen op ongeveer € 16.000,00 heeft gewaardeerd, dat betekent nog niet dat in 2016 en 2017 ook voor slechts dat bedrag materialen zijn geleverd. Zo volgt uit r.o. 4.4 dat uit het rapport niet blijkt voor welk bedrag aan geleverd materiaal inmiddels is verwerkt in de woning. Onduidelijk is dan ook of bij de waarde van de werkzaamheden de waarde van de al verwerkte materialen is meegerekend. Vast staat dat in 2016 door [naam aannemersbedrijf] zoveel mogelijk alle materialen zijn geleverd die nodig zijn voor de verbouwing van de woning. In het ook door [eiseres] ondertekende stuk van 30 maart 2017 staat dat alle materialen voor de verbouwing inmiddels in de woning aanwezig zijn en [eiseres] schrijft in haar e-mail van 20 mei 2019 nog aan [gedaagde] dat de materialen er staan. [gedaagde] heeft bij de aan [eiseres] gezonden facturen pakbonnen en leveringsbonnen van de verschillende leveranciers gevoegd waarop staat dat de betreffende goederen zijn geleverd aan het adres van [eiseres] . [eiseres] heeft alle facturen voor de leveringen zonder protest behouden en nagenoeg alle voldaan. De lijst met de door [naam aannemersbedrijf] op 5 augustus 2016 voor een bedrag van € 16.397,80 geleverde materialen is door [eiseres] ondertekend (productie K van [gedaagde] ). Geoordeeld wordt dan ook dat [gedaagde] de stelling van [eiseres] dat hij maar voor een bedrag van € 16.045,00 heeft geleverd gemotiveerd heeft weersproken en dat [eiseres] daartegenover haar stelling niet nader heeft onderbouwd.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat [gedaagde] materialen uit de woning heeft weggehaald om te gebruiken bij de verbouw van de woning van zijn broer, maar aan dat verwijt wordt voorbijgegaan. [gedaagde] heeft dit betwist en [eiseres] heeft nog geen begin van bewijs voor deze beschuldiging geleverd. Zou [gedaagde] zich onrechtmatig zaken hebben toegeëigend, dan had het op haar weg gelegen daartegen zo snel mogelijk actie te ondernemen. Dat zij dat heeft gedaan, is niet gebleken. Zij heeft geen aangifte gedaan en pas in deze procedure heeft zij gesteld dat [gedaagde] materialen en gereedschappen uit haar woning heeft gehaald zonder dat zij daarvan wist.
Dit alles betekent dat niet uitgegaan kan worden van de juistheid van het rapport van Dekra voor wat betreft de waarde van de geleverde materialen.
4.8.
Al hetgeen hiervoor is overwogen, leidt tot het oordeel dat [eiseres] tegenover [gedaagde] met stukken onderbouwde betwisting geen bewijs heeft geleverd van haar stelling dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomsten door een bedrag van € 145.583,71 in rekening te brengen terwijl maar voor een bedrag van ongeveer € 35.500,00 werkzaamheden zijn verricht en materialen zijn geleverd.
4.9.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat [gedaagde] sommige posten dubbel in rekening heeft gebracht en dat de korting die [gedaagde] van de leveranciers kreeg niet aan haar is doorberekend.
Wat dat laatste betreft geldt dat gesteld noch gebleken is dat partijen dit overeengekomen zijn. [gedaagde] hoefde daarom de kortingen niet aan [eiseres] door te berekenen.
Zou het al zo zijn dan [gedaagde] posten dubbel heeft gerekend, dan leidt dat nog niet tot het oordeel dat hij wanprestatie heeft gepleegd. Onweersproken is dat hij in verband met dubbeltellingen een bedrag aan [eiseres] terug heeft betaald. [eiseres] heeft aangevoerd dat voor een bedrag van € 9.823,00 teveel in rekening in gebracht en dat daarvan een bedrag van € 3.200,00 is terugbetaald. Ter onderbouwing verwijst zij naar de bladzijden 14 en verder van haar productie 14, de analyse door haar zwager van de betalingen en facturen. Zoals hiervoor al overwogen leent dit stuk zich niet voor behandeling door de rechtbank. De berekeningen berusten voor een groot deel op aannames en veronderstellingen of (volgens de opsteller) op welles/nietes -situaties. Met een enkele verwijzing naar dit stuk kan daarom niet volstaan worden.
Maar zouden al enkele posten dubbel aan [eiseres] in rekening zijn gebracht, dan kan dit teveel betaalde niet worden aangemerkt als schade die [eiseres] heeft geleden doordat [gedaagde] wanprestatie heeft gepleegd.
4.10.
Bij de mondelinge behandeling heeft [eiseres] nog aangevoerd dat er sprake is geweest van onverschuldigde betaling of ongerechtvaardigde verrijking. Zij heeft echter onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat zij onverschuldigd heeft betaald dan wel dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt.
4.11.
Overwogen wordt voorts dat zou er – veronderstellenderwijs – vanuit worden gegaan dat sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomsten, [eiseres] dan in beginsel alleen schadevergoeding kan eisen als [gedaagde] in verzuim is geraakt (artikel 6:74 lid 2 BW). Hier doet zich echter de situatie voor dat niet [gedaagde] als schuldenaar, maar [eiseres] als schuldeiser in verzuim is geraakt en zij daarom geen aanspraak kan maken op schadevergoeding. Dit oordeel berust op het volgende.
Op grond van artikel 6:82 lid 1 BW is voor het intreden van verzuim in beginsel een schriftelijke ingebrekestelling nodig. De functie van de ingebrekestelling is om de schuldenaar (in dit geval [gedaagde] ) nog een laatste termijn voor nakoming te geven en zo nader te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is. Indien de schuldenaar binnen deze termijn niet nakomt, is hij vanaf dat moment in verzuim.
Vast staat dat [gedaagde] door [eiseres] niet schriftelijk in gebreke is gesteld en dat zij hem ook geen redelijke termijn voor nakoming heeft gegeven.
4.12.
Verzuim kan ook zonder schriftelijke ingebrekestelling intreden, onder meer als de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of als uit zijn houding blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn (artikel 6:82 lid 2 BW). [eiseres] heeft aangevoerd dat zij de afgelopen jaren regelmatig maar tevergeefs bij [gedaagde] erop heeft aangedrongen het werk af te maken of het geld terug te storten. Volgens haar is een formele ingebrekestelling niet nodig omdat [gedaagde] desgevraagd heeft aangegeven alleen tegen aanvullende betaling bereid te zijn het werk af te maken.
[gedaagde] heeft dit betwist. Hij heeft met stukken en name met zijn productie c onderbouwd betoogd dat hij zich steeds bereid heeft getoond het werk af te maken, maar dat [eiseres] hem dit onmogelijk heeft gemaakt door hem niet tot de woning toe te laten.
[eiseres] heeft na deze betwisting niet nader toegelicht uit welke mededeling van [gedaagde] zij mocht concluderen dat hij het werk niet wilde voltooien en wanneer [gedaagde] deze mededeling zou hebben gedaan. Haar stelling dat zij uit een mededeling van [gedaagde] kon en mocht afleiden dat hij tekort zou schieten, wordt daarom als niet nader onderbouwd verworpen. [eiseres] heeft niet gesteld dat aanmaning van [gedaagde] nutteloos zou zijn en dat is ook niet gebleken. [gedaagde] is dus niet in verzuim geraakt.
4.13.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat er sprake is van schuldeisersverzuim. Volgens hem heeft [eiseres] hem niet in staat gesteld zijn werkzaamheden te verrichten en weigert zij hem in de woning toe te laten. [eiseres] komt werkafspraken niet na en wil niet dat ’s morgens al in de woning gewerkt wordt. Zij legde steeds de bouw stil en zette aannemer [naam aannemersbedrijf] uit de woning. Ook veranderde zij regelmatig rigoureus haar keuzes en kwam dan met ondoordachte en (financieel) onuitvoerbare ideeën.
[eiseres] heeft een en ander niet weersproken.
Vast staat dat [eiseres] sinds mei 2017 weigert [gedaagde] nog in haar woning toe te laten. Uit de door [gedaagde] als productie M in het geding gebrachte e-mail van 20 mei 2019 van [eiseres] aan [gedaagde] kan worden opgemaakt dat [eiseres] de voorwaarde stelt dat [gedaagde] de termijnen bouwbegeleiding aan haar terug betaalt alvorens zij hem weer tot het werk toelaat.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] hiermee voldoende aangetoond dat [eiseres] verdere nakoming van de aanneemovereenkomst verhindert. Zij verleent niet de noodzakelijke medewerking door te weigeren hem in haar woning toe te laten en door aan toelating financiële voorwaarden te verbinden. Dat schuldeisersverzuim van [eiseres] verhindert dat [gedaagde] in verzuim komt bij de nakoming van zijn verplichtingen uit de aanneemovereenkomst.
4.14.
[eiseres] heeft bij de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de zorgplicht die hij jegens haar heeft en die met zich brengt dat [gedaagde] het werk moet afmaken.
De rechtbank gaat aan dit betoog voorbij. Zoals hiervoor overwogen verhindert [eiseres] als opdrachtgeefster dat [gedaagde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst nakomt en het werk afmaakt. Voor het overige heeft [eiseres] haar beroep op de zorgplicht niet nader onderbouwd en met name niet onderbouwd waarom dit beroep zou moeten leiden tot een schadevergoeding in plaats van tot een vordering de werkzaamheden te voltooien.
4.15.
De vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen en zij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1666,00
- salaris advocaat
3.540,00(2 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 5.206,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 5.206,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.
Ap/PB