5.2.Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser geen geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel. Het college heeft uitgelegd dat op 9 april 2022 naar een grote groep inwoners van de gemeente Nijmegen een ambtshalve beschikking is gestuurd met de mededeling dat ze in aanmerking komen voor de energietoeslag. Eiser is ten onrechte aangeschreven. Vandaar dat hij op 21 april 2022 het eerder genoemde correctiebesluit heeft ontvangen. Er is weliswaar op 9 april 2022 een toezegging gedaan die het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend maar dit betekent niet dat het vertrouwensbeginsel in dit geval met zich brengt dat de gerechtvaardigde verwachting moet worden gehonoreerd. Daarvoor acht de rechtbank relevant dat het hier geen besluit is naar aanleiding van een aanvraag maar dat het hier een ambtshalve besluit betreft. Ook is de toezegging op zeer korte termijn gecorrigeerd. Dat eiser stelt dat hij zijn uitgavepatroon heeft aangepast op het bedrag dat hij zou gaan ontvangen, heeft hij op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Is eiser als student ten onrechte uitgesloten van het recht op de eenmalige energietoeslag?
6. Ten slotte voert eiser aan dat hij als student ten onrechte is uitgesloten van het recht op de eenmalige energietoeslag. Er wordt een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt door het college tussen personen die in dezelfde financiële omstandigheden verkeren, te weten studenten en niet-studenten. Eiser zit ook in de situatie dat hij de gevolgen voelt van de verhoogde energieprijzen en weinig te besteden heeft. Dit maakt dat hij als student juist niet uitgesloten moet worden.
7. Het college stelt zich op het standpunt dat zij de bevoegdheid heeft om de eenmalige energietoeslag uit te keren op grond van het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet (Pw) in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen (het wetsvoorstel) en in verband daarmee groepen aanwijst die daarvoor in aanmerking komen. Het gaat hierbij om huishoudens met een inkomen tot 130% van de toepasselijke bijstandsnorm. Het college heeft op grond van dit wetsvoorstel een beleidsregel vastgesteld op grond waarvan studenten niet voor de energietoeslag in aanmerking komen.
8. De rechtbank stelt vast dat dit wetsvoorstel weliswaar inmiddels door de Eerste Kamer is aangenomen maar dat het ten tijde van het bestreden besluit nog geen kracht van wet had.De rechtbank hecht er betekenis aan dat het wetsvoorstel nu door de Eerste Kamer is aangenomen en dus niet meer kan worden gewijzigd. Daarom ziet de rechtbank aanleiding om bij wijze van anticipatie uit te gaan van de tekst van artikel 35, vierde en vijfde lid, van de Pw zoals in het wetsvoorstel opgenomen als ware het wetsvoorstel reeds in werking getreden. Dit te meer nu het wetsvoorstel voorziet in terugwerkende kracht tot 15 maart 2022.
Artikel 35, vierde en vijfde lid, van de Pw luidt in het wetsvoorstel als volgt:
‘’4. In afwijking van het eerste lid kan tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
5. De in het vierde lid bedoelde toeslag kan in afwijking van artikel 43, eerste lid, ambtshalve worden vastgesteld.’’
9. Het college stelt zich op het standpunt dat uit artikel 2, zesde lid, onder c, van de Beleidsregel volgt dat tot een huishouden niet wordt gerekend de persoon die op de peildatum aanspraak maakt op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (studenten). Dit betekent dat studenten niet in aanmerking komen voor het ontvangen van de eenmalige energietoeslag. Het college heeft dit beleid opgesteld naar aanleiding van het advies van de minister voor Armoedebestrijding, Participatie en Pensioenen (de minister). De minister heeft, ter bevordering van een uniforme uitvoering van de eenmalige energietoeslag, gemeenten via de landelijke richtlijnen geadviseerd studenten als categorie uit te sluiten van het recht op een eenmalige energietoeslag. Daarvoor bestaat volgens de minister een gerechtvaardigde, en in principe ook juridisch houdbare, reden. De woonsituatie van studenten is namelijk zeer divers, ook voor wat betreft de energiekosten. Ongeveer de helft van de studenten woont nog thuis bij de ouders en heeft dus geen eigen energierekening. Voor een aanzienlijk deel gaat het bij uitwonende studenten bijvoorbeeld om kamerbewoners, met een huurprijs inclusief energiekosten. Vanwege deze diversiteit in woonsituatie acht de minister voor deze doelgroep de individuele bijzondere bijstand een geschikter instrument dan de categoriale bijzondere bijstand. Op deze wijze komt de financiële ondersteuning vanuit de bijzondere bijstand uitsluitend terecht bij de studentenhuishoudens die het daadwerkelijk nodig hebben. Overigens geldt er voor jongeren tot 21 jaar een wettelijke onderhoudsplicht voor de ouders.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat in het wetsvoorstel, en ook niet in de toelichting hierop, is aangegeven dat studenten niet in aanmerking kunnen komen voor het eenmalig categoriaal verstrekken van de energietoeslag. De minister heeft enkel geadviseerd om studenten als categorie uit te sluiten. Onder verwijzing naar de motivering zoals weergegeven onder 9. stelt het college dat studenten niet in aanmerking komen voor het eenmalig categoriaal verstrekken van de energietoeslag. In deze motivering is uitsluitend vermeld dat de woonsituatie van studenten als groep zeer divers is. De rechtbank wil dit wel aannemen maar is van oordeel dat deze motivering zodanig algemeen is dat daarmee op geen enkele wijze recht wordt gedaan aan de feitelijke woonsituatie van studenten en evenmin aan het doel van de wet. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze motivering niet toereikend is. Het doel van het eenmalig categoriaal verstrekken van de energietoeslag is immers om te voorkomen dat huishoudens met een laag inkomen als gevolg van de sterk gestegen energierekening ernstig in de financiële problemen raken. Het college gaat aan dit doel voorbij door alle studenten op grond van de beleidsregel uit te sluiten van het eenmalig categoriaal verstrekken van de energietoeslag. Onder studenten bevinden zich immers ook huishoudens of alleenstaanden die zich voor wat betreft inkomen en energiekosten in precies dezelfde situatie bevinden als niet studenten die wel in aanmerking komen voor het eenmalig categoriaal verstrekken van de energietoeslag. Op deze wijze wordt een niet te rechtvaardigen onderscheid gemaakt en worden studenten als gehele groep ten onrechte uitgesloten voor het eenmalig categoriaal verstrekken van de energietoeslag.