ECLI:NL:RBGEL:2022:4495
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van kredietovereenkomst wegens schending van informatieplicht en onverschuldigde betaling
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure tussen de besloten vennootschap Intrum Nederland B.V., rechtsopvolger van Otto B.V. (eisende partij) en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde veroordeling van de gedaagde partij op basis van een kredietovereenkomst die op 24 mei 2018 was afgesloten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende informatie heeft aangeleverd om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen van artikel 7:60 BW en artikel 4:34 Wft. Hierdoor kon de kantonrechter niet toetsen of de kredietverstrekker de vereiste informatie tijdig aan de consument had verstrekt. De eisende partij had enkel een algemeen stappenplan overgelegd, maar geen concrete informatie over de specifieke klant, wat noodzakelijk is voor een juiste beoordeling.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij de verplichtingen uit de wet niet is nagekomen, wat leidt tot de ambtshalve vernietiging van de kredietovereenkomst. Dit betekent dat de gedaagde partij niet gehouden is aan de vorderingen die voortvloeien uit deze overeenkomst. De kantonrechter heeft echter de voorwaardelijke meer subsidiaire vordering van de eisende partij, die betrekking heeft op onverschuldigde betaling, toegewezen. De gedaagde partij moet een bedrag van € 363,13 terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van de eisende partij vastgesteld en de gedaagde partij veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.