ECLI:NL:RBGEL:2022:4782

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
05-159441-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens frustratie van het aanwezigheidsrecht van de verdachte

In deze zaak heeft de politierechter op 28 juni 2022 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging van een verdachte die als illegaal vreemdeling het land was uitgezet terwijl zijn strafzaak nog liep. De verdachte was niet verschenen op de zitting, omdat hij naar Duitsland was uitgezet in het kader van de Dublin-regeling. De politierechter stelde vast dat het openbaar ministerie bewust het aanwezigheidsrecht van de verdachte had gefrustreerd door hem uit te zetten terwijl de strafzaak nog aanhangig was. Dit leidde tot de conclusie dat de gang van zaken niet slechts een incident was, maar duidde op een stelselmatige praktijk van het openbaar ministerie. De politierechter oordeelde dat de verdachte niet had afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn en dat de gang van zaken de fundamentele rechten van de verdachte ernstig had geschaad. Daarom verklaarde de politierechter het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging. De uitspraak kan binnen 14 dagen worden aangevochten.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht

Parketnummer: 05.159441.21
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 28 juni 2022.
De samenstelling van de rechtbank is als volgt:
mr. F.J.H. Hovens, politierechter,
mr. L. van Dieren, griffier.
Als officier van justitie fungeert mr. T de Munnik.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedatum] 2000,
wonende te [adres] ,
is niet verschenen.
Als raadsman is ter terechtzitting verschenen mr. F.A. de Leeuw, advocaat te Eindhoven. De raadsman geeft aan niet gemachtigd te zijn. De politierechter verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat de behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid wordt voortgezet.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt mede de inhoud van het strafdossier en verklaart:
Ik lees in de stukken dat verdachte naar Duitsland is uitgezet en daardoor niet ter terechtzitting kan verschijnen. Mijn vraag aan de officier van justitie is dan: Waarom wordt verdachte eerst gedagvaard en vervolgens uitgezet terwijl de strafzaak nog loopt? Komt hierdoor het aanwezigheidsrecht niet in het gedrang? Is er gevraagd aan verdachte of hij aanwezig wilde zijn?
De officier van justitie voert aan:
Het strafbare feit is op 17 juni 2021 gepleegd. Er wordt een dagvaarding gestuurd. Ongeveer één jaar later wordt verdachte in verband met de Dublin-regeling naar Duitsland uitgezet vanwege onrechtmatig verblijf in Nederland. Normaal gesproken wordt er bij een uitzetting altijd gekeken of er lopende procedures zijn, maar uitzetting uit Nederland staat aanwezigheid bij de zitting niet in de weg. Ik heb niet het idee dat hij graag aanwezig wilde zijn bij de zitting vandaag. Als verdachte aanwezig had willen zijn, had hij een aanvraag kunnen doen. Dit blijkt niet uit het procesdossier. Ik weet niet of er specifiek is gevraagd aan verdachte of hij aanwezig wilde zijn bij de zitting van vandaag.
De raadsman zegt:
Ik heb geen contact gehad met mijn cliënt over deze zitting. Bij een eerdere zitting heb ik in het algemeen nog gevraagd hoe het zat met andere strafzaken, maar verder hebben wij inhoudelijk niets besproken.
De politierechter geeft aan:
Ik zie een mail in het procesdossier van 6 mei 2022 afkomstig van een junior parketsecretaris van het Openbaar Ministerie, waarin staat:
“@medewerker DT&V:
Mijn administratie zal u zo spoedig mogelijk stukken doen toekomen welke moeten worden betekend. Als de betekening van de stukken is gelukt, dan kan hij/zij worden uitgezet.”
De officier van justitie geeft aan :
Ik heb geen informatie dat verdachte in detentie verblijft in Duitsland. Verdachte zou dus eventueel zelf naar Nederland kunnen komen. Hij heeft kennelijk contact gehad met de raadsman, maar hij heeft zelf geen contact meer gezocht met betrekking tot deze zitting en zijn aanwezigheidsrecht. Ik erken wel dat de zin: Als de stukken zijn betekend, dan uitzetten, inderdaad ongelukkig over komt.
De raadsman voert aan:
De officier van justitie refereert naar contact met mijn cliënt. Ik heb echt alleen inhoudelijk contact gehad over een andere zaak. Deze zaak heb ik niet met hem besproken en ik weet ook niet of hij op de hoogte is van de zittingsdatum.
De officier van justitie voert het woord, leest de vordering voor en legt die aan de politierechter over. Hij voert aan:
De zaak had wellicht door het Openbaar Ministerie kunnen worden ingetrokken. Verdachte is namelijk eerder veroordeeld tot 1 week gevangenisstraf voor hetzelfde delict. Het staat voor mij vast dat verdachte de diefstal heeft gepleegd. Een straf is hier echter niet meer passend, gezien de bijzondere omstandigheden. Wat mij betreft kan worden volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt meteen uitspraak te zullen doen.

AANTEKENING VAN HET MONDELINGE VONNIS

1. De inhoud van de tenlastelegging

Verdachte wordt tenlastegelegd dat
hij, op of omstreeks 17 juni 2021 te Nijmegen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tweetal flessen Aperol, een tweetal sixpacks Heineken en/of een sixpack Jupiter, althans één of meerdere levensmiddelen en/of winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Albert Heijn (gevestigd op/aan de Molenstraat), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) oebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2. De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.

Verdachte verbleef in het Detentiecentrum Rotterdam omdat hij kennelijk geen verblijfsrecht voor Nederland heeft.
Een e-mail van 6 mei 2022 van DTV aan het parket luidt:
“Hierbij deel ik u mee dat onderstaande vreemdeling op grond van artikel 59 Vw 2000 in vreemdelingenbewaring te verblijft. De vreemdeling heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland (illegaal) en de Dienst Terugkeer en Vertrek is voornemens om betrokkene uit te zetten. (…)
Ik verzoek u de zaaksofficier hieromtrent te informeren en te vragen of de zaaksofficier in kan stemmen met de voorgenomen uitzetting. Mocht u of de zaaksofficier kunnen instemmen met de voorgenomen uitzetting, is een reactie op dit schrijven niet nodig.
Mocht u of de zaaksofficier wel bezwaar hebben tegen de voorgenomen uitzetting, dan verneem ik uw reactie graag schriftelijk per e-mail binnen drie werkdagen na datum verzending van deze brief per e-mail.”
Bij e-mail van 9 mei 2022 heeft een parketsecretaris de betekeningsstukken betreffende de oproep voor de zitting van vandaag naar het Detentiecentrum verzonden met verzoek die uit te reiken. Deze e-mail luidt, voor zover relevant:
“(...) Graag de dagvaarding inclusief vertaling aan hem laten betekenen via DT&V. Hij verblijft momenteel in het detentiecentrum in Rotterdam. De stukken kunnen worden gemaild naar de afdeling bevolking van het DCR (…) NB: een afstandsverklaring is NIET nodig.”
en voorts:
“Mijn administratie zal u zo spoedig mogelijk stukken doen toekomen welke moeten worden betekend. Als de betekening van de stukken is gelukt, dan kan hij/zij worden uitgezet. Ik verzoek u verdachte in een voor hem begrijpelijke taal (middels een tolk/ tolkentelefoon) duidelijk te maken wat hem ten laste is gelegd en hem de zittingsdatum mee te delen, tevens verzoek ik u de bijlagen in te vullen waarop staat vermeld dat hij de dagvaarding heeft begrepen en wel/geen vertaalde dagvaarding wenst te ontvangen (wilt u erop letten dat er overal kruisjes ingevuld worden). Wil u vervolgens mijn administratie de getekende akte en de getekende bijlage retour zenden?
Graag aan de verdachte uitleggen dat hij/zij in het land van herkomst bij de Nederlandse ambassade (of consulaat) met de dagvaarding een (tijdelijke) terugkeervisum (voor de aanwezigheid ter terechtzitting) kan aanvragen. Tevens ontvang ik graag bericht of de verdachte daadwerkelijk is uitgezet, wanneer de uitzetting heeft plaatsgevonden en een kopie van het verslag.”
Blijkens een mail van DTV aan het parket van 9 juni 2022 is verdachte op 8 juni 2022 overgedragen aan Duitsland.
In het zicht van de terechtzitting is verdachte het land uitgezet. De Dienst Terugkeer & Vertrek heeft nauwgezet het openbaar ministerie in de gelegenheid gesteld bezwaar te maken tegen uitzetting, lopende de strafzaak. Daarop is echter gereageerd met het toezenden van de oproep en betekeningsstukken, gevolgd met de opmerking dat verdachte na betekening kan worden uitgezet. Vervolgens moet hij zelf maar uitzoeken hoe hij desgewenst aanwezig kan zijn bij de zitting. Het is nogal illusoir om te denken dat hij als illegale vreemdeling de weg zal kunnen vinden naar de Nederlandse ambassade of een Nederlands consulaat om, door alle bureaucratie en taalproblemen heen, een laissez-passer te regelen, waarbij nog maar moet worden afgewacht of dat – tijdig voor de zitting - verstrekt zal worden.
Niet duidelijk is of hij nu op vrije voeten is dan wel in Duitsland in vreemdelingenbewaring zit, nu valt aan te nemen dat hij ook in Duitsland geen verblijfsrecht zal hebben. In ieder geval is zijn recht aanwezig te zijn bij de behandeling van de strafzaak ernstig bemoeilijkt door de gang van zaken. Hij heeft geen afstand gedaan van zijn recht aanwezig te zijn; dat was kennelijk ook niet nodig blijkens de geciteerde e-mail.
Dit is geen onachtzaamheid of slordigheid aan de zijde van het openbaar ministerie maar bewust handelen met volstrekt voorbij gaan aan de gerechtvaardigde belangen van een verdachte. De e-mail is immers volstrekt duidelijk: als alle formaliteiten zijn vervuld zodat de strafzaak efficiënt kan worden afgerond, kan verdachte worden uitgezet en is het verder zijn eigen probleem om zijn aanwezigheid bij de strafzitting te realiseren.
Het heeft er ook alle schijn van dat dit geen eenmalige aangelegenheid of een incidentele ongelukkige samenloop van omstandigheden is. Het feit dat een junior parketsecretaris kennelijk bevoegd is te beslissen dat verdachte niet aanwezig hoeft te zijn bij zijn strafzaak en allerlei instructies geeft aan DT&V, wijst er op dat dit vast beleid is. Er is geen enkele aanwijzing, ook niet gebleken ter zitting, dat er enig overleg is geweest met een officier van justitie (waarbij het de vraag is of dat zou hebben geleid tot een andere beslissing). Ook collega-politierechters stuiten de laatste tijd steeds vaker op dit verschijnsel, dat een verdachte als illegaal vreemdeling het land is uitgezet terwijl de strafzaak nog loopt.
Het recht aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn strafzaak, is een fundamenteel recht van iedere verdachte, ook al gaat het ‘slechts’ om een winkeldiefstal. Nu dit recht welbewust en opzettelijk is gefrustreerd door de onzorgvuldige (en naar het zich laat aanzien: stelselmatige) handelwijze van het parket, is niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie de enig passende reactie.

BESLISSING

De politierechter:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
De politierechter geeft kennis dat binnen 14 dagen hoger beroep kan worden ingesteld tegen dit vonnis.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en, bij aanwezigheid van de griffier, alleen door de politierechter is ondertekend.