ECLI:NL:RBGEL:2022:4890

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
20_6973
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 augustus 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van het beroep door verzoeker. Verzoeker had eerder een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd, maar het UWV had dit geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. Na een bezwaarprocedure en een tussenuitspraak van de rechtbank, heeft het UWV op 5 juli 2022 het bestreden besluit gedeeltelijk ingetrokken en besloten dat verzoeker vanaf 7 augustus 2020 in aanmerking komt voor de no-risk polis. Verzoeker heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop het UWV heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk gegrond toegewezen en het UWV veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 1.518,-. Daarnaast is het UWV verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier E.H. Maas.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/6973

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. M.C.J. Peters),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: J. Marquenie).

Procesverloop

Met het besluit van 30 juni 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV geweigerd om aan verzoeker een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is. Tevens is beslist dat verzoeker niet in aanmerking komt voor de zogenaamde no-risk polis.
Met het besluit van 25 november 2020 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de online-zitting van 18 mei 2022. Verzoeker was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij tussenuitspraak van 8 juni 2022 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
In het besluit van 5 juli 2022 heeft het UWV in reactie op de tussenuitspraak het bestreden besluit gedeeltelijk ingetrokken en besloten om het bezwaar van verzoeker gericht tegen de beslissing om hem niet in aanmerking te brengen voor de no-risk polis gegrond te verklaren, (
de rechtbank begrijpt) het primaire besluit in zoverre te herroepen en te bepalen dat verzoeker vanaf 7 augustus 2020 in aanmerking komt voor de no-risk polis.
Met de brief van 26 juli 2022 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld dat hij zich niet verzet tegen veroordeling in de forfaitaire proceskosten die gemaakt zijn in deze beroepsprocedure.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is het UWV tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
4. De proceskosten voor de bezwaarprocedure zijn reeds in een eerder stadium vergoed. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. Onder deze omstandigheden wordt aanleiding gevonden om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb het UWV te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
6. De rechtbank wijst erop dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 48,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot het UWV moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van in totaal € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 15 augustus 2022 door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.