ECLI:NL:RBGEL:2022:4975

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 augustus 2022
Publicatiedatum
23 augustus 2022
Zaaknummer
AWB 21 - 3349
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geheimhouding op stukken door de Raad van de gemeente Heerde

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de geheimhouding die rust op bepaalde stukken, in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur. Eiser heeft op 4 augustus 2020 een verzoek ingediend om stukken die onder de geheimhouding vallen, maar het college van burgemeester en wethouders heeft deze geheimhouding op 21 december 2020 niet opgeheven. De rechtbank heeft op 11 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van de raad aanwezig waren.

De rechtbank onderzoekt of de raad de geheimhouding op de juiste wettelijke grondslag heeft gehandhaafd. Eiser stelt dat de geheimhouding vervalt omdat deze niet is bekrachtigd in de eerstvolgende raadsvergadering, zoals vereist door artikel 25 van de Gemeentewet. De raad daarentegen stelt dat artikel 55 van de Gemeentewet van toepassing is, wat betekent dat de geheimhouding niet bekrachtigd hoeft te worden. De rechtbank concludeert dat de stukken waar het om gaat, niet aan de raad zijn overgelegd, maar onder de bevoegdheid van het college vallen, waardoor artikel 25 niet van toepassing is.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de geheimhouding terecht is gehandhaafd en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste toepassing van de Gemeentewet en de rol van de raad in het proces van geheimhouding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/3349

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

De raad van de gemeente Heerde

(gemachtigde: M. Wolf en J. Boorsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over de geheimhouding die rust op stukken. Eiser heeft verzocht om stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 4 augustus 2020 op het verzoek beslist. Daarbij zijn stukken in gelakte vorm aan eiser verstrekt. Na het bezwaar heeft het college het verzoek van eiser aangemerkt als een verzoek tot het opheffen van de geheimhouding. De raad heeft op 21 december 2020 besloten de geheimhouding niet op te heffen. Met het besluit op bezwaar van 6 juli 2021 is de raad hierbij gebleven.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 11 augustus 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de raad.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in dit geding de vraag of de raad het besluit om de geheimhouding niet op te heffen op de juiste wettelijke grondslag heeft genomen en dus, of op de stukken een geheimhouding rust. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De wettelijke voorschriften die in deze zaak van toepassing zijn, staan in de bijlage die bij deze uitspraak behoort.
2.1.
De stukken waar het in deze zaak om gaat, zijn documenten over de ENSIA [1] -verantwoording 2018 en 2019. Het betreft rapporten over de verantwoordingssystematiek van informatiestelsels die de gemeente gebruikt, bijvoorbeeld verscheidene basisregistraties zoals de Basisregistratie personen.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Hieraan voorafgaand beoordeelt de rechtbank of eiser nog procesbelang heeft.
Heeft eiser procesbelang?
4. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser nog procesbelang heeft omdat zij de geheime stukken abusievelijk aan eiser heeft doorgezonden. Eiser heeft het procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep behouden, omdat de openbaarmaking of het opheffen van de geheimhouding van de stukken veel verder gaat dan de abusievelijke verstrekking van de stukken aan eiser. Met die verstrekking heeft de rechtbank namelijk nog niet de status van de stukken beoordeeld en is ook de geheimhouding nog niet opgeheven. Hierover wenst eiser een oordeel. Daarom beoordeelt de rechtbank het beroep inhoudelijk.
Heeft de raad de juiste wettelijke grondslag van de geheimhouding toegepast?
5. Eiser betoogt dat de raad de door het college opgelegde geheimhouding niet op de eerstvolgende raadsvergadering heeft bekrachtigd. Daarom is gelet op artikel 25, derde lid, van de Gemeentewet de geheimhouding vervallen en kan de weigering om de geheimhouding op te heffen niet in stand blijven.
5.1.
De raad erkent dat de geheimhouding niet op de eerstvolgende raadsvergadering is bekrachtigd. Toch heeft dat niet het gevolg dat eiser daaraan verbindt. Uit het besluit op bezwaar blijkt dat volgens de raad de wettelijke grondslag van de geheimhouding niet artikel 25, maar artikel 55 van de Gemeentewet is. Daarom is volgens de raad niet vereist dat hij de door het college opgelegde geheimhouding bekrachtigt. Het gaat bij de ENSIA-verantwoording om documenten die onder de bevoegdheid van het college vallen en die in het kader van de horizontale verantwoording door het college ter kennis aan de Raad worden gebracht.
5.2.
Artikel 25 van de Gemeentewet gaat over stukken die aan de Raad worden overgelegd. Artikel 55 van de Gemeentewet gaat over stukken die aan het college worden overgelegd. In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 augustus 2013 [2] heeft de Afdeling overwogen dat artikel 55 van de Gemeentewet niet van toepassing is als het gaat om aan de Raad over te leggen stukken. De rechtbank moet daarom beoordelen of het hier gaat om aan de raad over te leggen stukken.
5.3.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit de besluitenlijsten van het college van 9 april 2019 [3] en van 12 mei 2020 [4] volgt niet dat het gaat om aan de raad over te leggen stukken. Hieruit en uit het memorandum aan de raad inzake de Collegeverklaring ENSIA 2018 leidt de rechtbank af dat het college een besluit neemt over de ENSIA-verantwoording en de raad jaarlijks informeert over het resultaat van de audit in het kader van “actieve raadsinformatie”.
5.3.1.
De ENSIA-verantwoording is dus niet aan te merken als een aan de raad over te leggen stuk. Daarom is artikel 25 van de Gemeentewet niet van toepassing. Dat betekent dat de door het college opgelegde geheimhouding niet in de eerstvolgende vergadering van de Raad behoeft te worden bekrachtigd. Gelet op artikel 55, derde lid, van de Gemeentewet geldt de geheimhouding totdat de raad deze opheft. Omdat de raad heeft besloten de geheimhouding niet op te heffen, geldt deze dus nog steeds. Daarom heeft de raad terecht het standpunt ingenomen dat op de stukken geheimhouding rust.

Conclusie en gevolgen

6. Eiser voert geen gronden aan tegen de motivering van de weigering om de geheimhouding op te heffen. Omdat de beroepsgrond van eiser niet slaagt is het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt. Er bestaat daarom geen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten. Eiser krijgt ook geen vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W. Bolzoni, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 25 van de Gemeentewet is bepaald:
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
In artikel 55 van de Gemeentewet is bepaald:
1. Het college kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
3. Indien het college zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft.

Voetnoten

1.Eenduidige Normatiek Single Information Audit.
2.ABRvS 14 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:705.
3.Over de Collegeverklaring ENSIA 2018.
4.Over de ENSIA-verantwoording 2019.