ECLI:NL:RBGEL:2022:5138

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
C/05/406203 / KG ZA 22-226
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-partners over eigendom van twee katten in kort geding

In deze zaak, die op 1 september 2022 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-partners over de eigendom van twee katten. De eiseres, die in conventie vorderde, stelde dat zij de enige eigenaar van de katten was, omdat de koopovereenkomsten op haar naam stonden. De gedaagde, die in reconventie vorderde, betwistte dit en stelde dat hij de katten had aangeschaft en verzorgd, en dat de koopovereenkomsten niet zonder meer de eigendom van de katten bij de eiseres vestigden. De procedure volgde na een relatie die van april 2020 tot maart 2022 had geduurd, waarin de katten waren aangeschaft en bij de gedaagde verbleven.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiseres niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de gedaagde de katten iets zou aandoen en dat de huidige situatie, waarbij de katten bij de gedaagde verbleven, niet gewijzigd hoefde te worden. De vordering tot afgifte van de katten aan de eiseres werd afgewezen. De rechter oordeelde dat de eigendom van de katten niet in deze kort geding procedure kon worden vastgesteld, omdat daarvoor nadere bewijslevering nodig was. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Het vonnis benadrukt de noodzaak van bewijs in eigendomsgeschillen en de beperkingen van kort geding procedures, die niet zijn bedoeld voor het vaststellen van eigendom, maar voor het treffen van voorlopige maatregelen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/406203 / KG ZA 22-226
Vonnis in kort geding van 1 september 2022
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. H.J.R.M. Boersma te Wadenoijen,
toevoeging nummer 2GL0290
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. I.E. Boissevain te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 juli 2022 met 3 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie van 24 augustus 2022 met 5 producties;
  • de mondelinge behandeling van 25 augustus 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben in de periode van april 2020 tot februari/maart 2022 een affectieve relatie met elkaar gehad. Gedurende deze periode verbleef [eiseres] gewoonlijk in de woning van [gedaagde], terwijl zij ingeschreven was op het adres van haar ouders.
2.2.
Tijdens de relatie hebben partijen twee katten genomen. Deze zijn in maart 2021 respectievelijk juli 2021 aangeschaft bij twee afzonderlijke fokkers. Op de koopovereenkomsten met de fokkers is [eiseres] vermeld als koper van de desbetreffende kat. Op de koopovereenkomsten is het adres van [gedaagde] vermeld.
2.3.
In april 2021 en augustus 2021 hebben [eiseres] en [gedaagde] de katten bij de fokkers opgehaald. [gedaagde] heeft toen de koopsommen voor de katten van € 750,00 respectievelijk € 900,00 contant betaald. De katten verbleven daarna bij partijen in de woning van [gedaagde].
2.4.
In februari/maart 2022 is de relatie tussen partijen geëindigd. In maart 2022 heeft [eiseres] haar persoonlijke zaken en inboedelzaken uit de woning van [gedaagde] opgehaald. De katten zijn toen in de woning van [gedaagde] achtergebleven.
2.5.
Bij brief van 30 maart 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd de katten aan haar af te geven. Daarna heeft de advocaat van [eiseres] deze sommatie herhaald. [gedaagde] heeft geweigerd de katten aan [eiseres] af te geven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [gedaagde] veroordeelt om de katten binnen twee dagen na dit vonnis in goede gezondheid over te dragen aan [eiseres] op haar adres aan de [woonplaats 1] , op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 20.000,00 dat [gedaagde] in gebreke is om beide katten of één van hen gezond en wel bij [eiseres] af te geven;
2. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij enig eigenaar is van de katten en dat zij op grond van artikel 5:2 BW is gerechtigd de katten bij [gedaagde] op te eisen. De eigendom blijkt uit het feit dat de koopovereenkomsten van de katten op haar naam zijn gesteld. De katten zijn voor [eiseres] haar ‘kinderen’ en zij hebben recht op en belang bij spoedige hereniging. De uitkomst van een mogelijk langdurige bodemprocedure kan niet worden afgewacht. [eiseres] heeft gegronde vrees dat [gedaagde] de katten iets aan zal doen, louter om haar te dwarsbomen. Nu [gedaagde] weigert de katten aan haar af te geven, heeft zij er belang bij dat hem een dwangsom wordt opgelegd. Zij heeft bij haar vordering een spoedeisend belang, aldus [eiseres].
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij meent dat sprake is van een eigendomsgeschil, dat zich niet leent voor behandeling in kort geding en dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Niet [eiseres], maar [gedaagde] was en is enig eigenaar van de katten. Dat de koopovereenkomsten op naam van [eiseres] zijn gesteld, betekent niet dat zij eigenaar is van de katten. De katten zijn na aanschaf naar de woning van [gedaagde] gebracht en verblijven daar nog steeds. De aanschaf en verzorging van de katten zijn volledig door hem betaald en de paspoorten en chips van de katten zijn op zijn naam geregistreerd. De vrees van [eiseres] dat hij de katten iets zal aandoen is niet gegrond en niet onderbouwd. Van meet af aan verzorgt hij de katten goed en hij is aan hen gehecht, aldus [gedaagde].
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert voorwaardelijk - indien de vordering van [eiseres] wordt toegewezen - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] veroordeelt tot betaling van € 3.337,69, te vermeerderen met wettelijke rente, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten en de nakosten, alvorens [gedaagde] gehouden is tot overhandiging van de katten, en daarbij bepaalt dat deze betaling binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis moet zijn voldaan.
3.5.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat indien [eiseres] als eigenaar van de katten wordt aangemerkt en [gedaagde] wordt verplicht deze aan haar af te geven, hij dan slechts als zaakwaarnemer en pensionhouder van de katten is aan te merken. In dat geval moet [eiseres] dan (eerst) alle kosten voor opvang en verzorging van de katten aan [gedaagde] vergoeden.
3.6.
[eiseres] voert verweer. Zij voert aan dat [gedaagde] de katten niet aan haar heeft willen afgeven en dat ook zij heeft bijgedragen in de kosten van de hun verzorging.

4.De beoordeling in conventie en in voorwaardelijke reconventie

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] volgt in voldoende mate uit de aard en grondslag van haar vordering. De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde] dat sprake is van een geschil dat zich niet leent voor behandeling in kort geding, aangezien deze procedure niet ziet op het vaststellen van wie de eigenaar is van de katten maar ziet op het treffen van een ordemaatregel. Het voorgaande betekent dat [eiseres] in haar vordering ontvankelijk is.
4.2.
Tussen partijen is in geschil wie de eigenaar is van de katten. Uit artikel 3:107 en 109 BW volgt dat degene die een goed houdt, wordt vermoed dit goed voor zichzelf te houden en bezitter daarvan te zijn. Uit artikel 3:119 BW volgt dat de bezitter wordt vermoed rechthebbende te zijn. Dit vermoeden is weerlegbaar. In deze procedure ligt het op de weg van [eiseres] om het door haar gestelde betere recht aannemelijk te maken.
4.3.
De enkele omstandigheid dat de koopovereenkomsten met betrekking tot de katten op naam van [eiseres] zijn gesteld, betekent niet zonder meer dat zij enig eigenaar is van de katten. Op de koopovereenkomsten is immers ook het adres van [gedaagde] vermeld en vaststaat dat [eiseres] op dat adres niet was ingeschreven. Tussen partijen is niet in geschil dat de aankoopprijs van de katten contant door [gedaagde] aan de fokkers is voldaan en dat de katten sinds hun overdracht door de fokkers in de woning van [gedaagde] hebben verbleven. [eiseres] heeft weliswaar gesteld dat de aankoopprijs van de katten achteraf door partijen is verrekend, maar zij heeft niet nader onderbouwd dat zij uiteindelijk de gehele aankoopprijs van de katten uit haar vermogen heeft voldaan. Dat de paspoorten en chips van de katten op naam van [gedaagde] zijn gesteld, betekent evenmin dat hij enig eigenaar is van de katten, temeer omdat ter zitting is gebleken dat deze tenaamstellingen hebben plaatsgevonden na het beëindigen van de relatie van partijen. Ter zitting is verder gebleken dat beide partijen kosten voor de verzorging van de katten hebben betaald. Of de katten eigendom zijn van een van de partijen, dan wel mogelijk gezamenlijk eigendom van partijen zijn, kan in deze kort geding procedure niet worden vastgesteld, nu daarvoor nadere bewijslevering nodig is, waarvoor een kort geding procedure zich niet leent.
4.4.
[eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] de katten iets zal aandoen om haar te dwarsbomen. Zij heeft dat niet onderbouwd. Ook is niet gebleken dat [gedaagde] de katten niet goed verzorgt of dat het gelet op het welzijn van de katten beter is dat zij bij [eiseres] verblijven. Verder zijn partijen het erover eens zijn dat de katten niet gescheiden moeten worden, in die zin dat zij allebei een kat krijgen. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen reden om de huidige situatie, waarbij de katten bij [gedaagde] verblijven, te wijzigen. De vordering tot afgifte van de katten aan [eiseres] zal daarom worden afgewezen.
4.5.
Nu de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld niet is vervuld, behoeft deze niet te worden beoordeeld.
4.6.
Aangezien partijen een relatie met elkaar hebben gehad, waaruit dit geschil is voortgevloeid, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op
1 september 2022.