In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 augustus 2022 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen een eisende partij en meerdere gedaagde partijen, waaronder een vennootschap onder firma. De procedure volgde op een tussenvonnis van 1 juni 2022, waarin de kantonrechter oordeelde dat een bepaald beding in de algemene voorwaarden van de gedaagde partijen onredelijk bezwarend was. De eisende partij stelde dat zij niet adequaat was geïnformeerd over de gevolgen van de laatste betaling, wat leidde tot de uitsluiting van aansprakelijkheid van de gedaagde partijen. De kantonrechter bevestigde dat er geen onderhandelingen over dit beding hadden plaatsgevonden en dat de gedaagde partijen de eisende partij niet op de consequenties hadden gewezen. Hierdoor werd het beding vernietigd en werden de vorderingen van de eisende partij toegewezen.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partijen hoofdelijk moesten betalen aan de eisende partij, inclusief een schadevergoeding van € 7.500,00, wettelijke rente, en kosten voor het inschakelen van een onderzoeksbureau. Daarnaast werden buitengerechtelijke incassokosten van € 907,50 toegewezen. De proceskosten aan de zijde van de eisende partij werden ook toegewezen, met een totaalbedrag van € 140,60 aan dagvaardingskosten, € 244,00 aan griffierecht en € 777,50 aan salaris voor de gemachtigde. De gedaagde partijen werden in het ongelijk gesteld en moesten de kosten dragen, met een uitvoerbaar bij voorraad verklaring voor de veroordelingen.