Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eisende partij 1] ,
[eisende partij 2],
1.De procedure
2.De kern van de zaak
3.De feiten
‘De lening is bedoeld voor het afmaken van de verbouwing van de [adres 1] (e.e.a. samen in goed overleg overeengekomen en akkoord bevonden)(…)’. Over de terugbetaling van de lening zijn partijen in artikel 5 overeengekomen dat vanaf januari 2022 zesmaal € 5.000,00 moest worden betaald en dat de schuld (hoofdsom en rente) op 1 juni 2022 moest zijn afgelost.
4.Het geschil
5.De beoordeling
De vordering uit hoofde van de overeenkomst van geldlening
€ 3.207,80
€ - 30.000,00
€ - 6.677,99
‘Immers je bent er bijna nooit? Hooguit 2 a 3 dagen in de week en ik 6 dagen in de week (…)’. Ter zitting heeft [gedaagde partij] bovendien bevestigd dat hij na het sluiten van de geldleningsovereenkomst zo nu en dan nog werkzaamheden heeft verricht aan de woning en betalingen heeft verricht aan leveranciers. Dit strookt niet met de stelling van [gedaagde partij] dat hij vanaf 11 september 2021 niets meer hoefde te doen of betalen, behoudens de afbetaling van de lening met rente.
(‘En de meerprijs om het af te maken is jouw risico en niet het mijne’ (…) ‘Hoe ga je dat bekostigen? En op welke termijn’). Hierop heeft [gedaagde partij] nimmer gereageerd met een bericht waarin hij zich op het standpunt stelde dat dit een onjuiste veronderstelling was en dat hij nog slechts tot betaling van € 30.000,00 zou zijn gehouden. Van een maximering is derhalve niet gebleken.
- [eisende partij 1] schiet de kosten van de door [gedaagde partij] ingeschakelde werklieden en van benodigde materialen voor en [gedaagde partij] betaalt deze kosten vanaf januari 2022 terug;
- als zekerheid voor de terugbetaling van deze kosten, die initieel werden geschat op omstreeks € 30.000,00, wordt een schriftelijke geldleningsovereenkomst gesloten;
- [gedaagde partij] zet zijn werkzaamheden voort en levert op 8 november 2021 op.
3.540,00(2,0 punten × tarief V: € 1.770,00)