In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 september 2022 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen eisende partijen en gedaagde partijen. De zaak betreft een geschil over schadeposten na een oordeel dat de geleverde woning op een recreatiepark non-conform is met betrekking tot de erfafscheiding en de schuur. De eisende partijen hebben schadevergoeding gevorderd voor de kosten van het vervangen van de erfafscheiding en het verwijderen en vervangen van de schuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisende partijen een onderbouwing moesten geven voor hun schadeposten, waaronder een bedrag van € 3.000,00 voor de erfafscheiding en € 5.000,00 voor de schuur. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eisende partijen hun eis hebben vermeerderd en dat de gedaagde partijen geen bezwaar hebben gemaakt tegen deze vermeerdering.
De rechtbank heeft de vorderingen van de eisende partijen beoordeeld en geconcludeerd dat de gedaagde partijen niet gehouden zijn om de volledige kosten van de vervangingen te vergoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisende partijen meer hekwerk hebben vervangen dan noodzakelijk was om de situatie planologisch in overeenstemming te brengen. De rechtbank heeft de schade voor de erfafscheiding begroot op € 445,00 en voor de schuur op € 5.026,18, wat resulteert in een totaalbedrag van € 5.471,18 dat de gedaagde partijen aan de eisende partijen moeten betalen, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de eisende partijen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met een compensatie van de griffiekosten. De rechtbank heeft de nakosten toegewezen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.