ECLI:NL:RBGEL:2022:5227

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1450
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen UWV-besluit

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F. van Willigen, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) door het UWV. Het primaire besluit van het UWV dateert van 12 november 2020, waarin de aanvraag werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar aangetekend, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 5 maart 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 4 juli 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar gewijzigd, wat ertoe leidde dat de rechtbank het beroep mede gericht achtte tegen deze gewijzigde beslissing.

Op 10 augustus 2022 heeft eiser zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, na toestemming van beide partijen om zonder zitting uitspraak te doen, het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, die door een derde zijn verleend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan eiser is tegemoetgekomen en heeft geoordeeld dat het UWV in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 759,-. Daarnaast moet het UWV ook het griffierecht van € 49,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan op 6 september 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1450

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. M.F. van Willigen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: A. van Klaveren-Drost).

Procesverloop

Met het besluit van 12 november 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 5 maart 2021 (het bestreden besluit I) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 12 november 2020 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 4 juli 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar van 5 maart 2021 gewijzigd.
De rechtbank heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 5 maart 2021 met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen de beslissing op bezwaar van 4 juli 2022.
Met de brief van 10 augustus 2022 heeft mr. M.F. van Willigen, advocaat te Arnhem, het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten.
Nadat partijen toestemming hebben gegeven om zonder zitting op het verzoek om vergoeding van de proceskosten uitspraak te doen, is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
2. Op grond van het bepaalde in artikel 8:41, zevende lid, van de Awb wordt het door de indiener betaalde griffierecht aan hem vergoed door het bestuursorgaan indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiser heeft bij intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat het UWV aan eiser is tegemoetgekomen. Het UWV heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:75a van de Awb het UWV te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
5. Omdat eiser het griffierecht heeft voldaan en het UWV aan het beroep is tegemoetgekomen, moet het UWV ook aan eiser het griffierecht van € 49,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €759,-;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van €49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 6 september 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.