Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.F. van Willigen, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) door het UWV. Het primaire besluit van het UWV dateert van 12 november 2020, waarin de aanvraag werd afgewezen. Eiser heeft bezwaar aangetekend, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in het bestreden besluit van 5 maart 2021. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Op 4 juli 2022 heeft het UWV de beslissing op bezwaar gewijzigd, wat ertoe leidde dat de rechtbank het beroep mede gericht achtte tegen deze gewijzigde beslissing.
Op 10 augustus 2022 heeft eiser zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, na toestemming van beide partijen om zonder zitting uitspraak te doen, het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, die door een derde zijn verleend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan eiser is tegemoetgekomen en heeft geoordeeld dat het UWV in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 759,-. Daarnaast moet het UWV ook het griffierecht van € 49,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan op 6 september 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier.